Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 22 november 2011
gepubliceerd op 29 november 2011

Ministerieel besluit tot vaststelling van bepaalde afwijkingen voor het in de handel brengen van zaaizaadmengsels van groenvoedergewassen die bestemd zijn voor gebruik bij het behoud van de natuurlijke omgeving

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2011031571
pub.
29/11/2011
prom.
22/11/2011
ELI
eli/besluit/2011/11/22/2011031571/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 NOVEMBER 2011. - Ministerieel besluit tot vaststelling van bepaalde afwijkingen voor het in de handel brengen van zaaizaadmengsels van groenvoedergewassen die bestemd zijn voor gebruik bij het behoud van de natuurlijke omgeving


De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor het Landbouwbeleid;

Gelet op de wet van 11 juli 1969 betreffende de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt, artikel 2, § 1, eerste lid, 1° en 3° ; Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 mei 2005Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 03/05/2005 pub. 02/06/2005 numac 2005031184 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen sluiten betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen., artikel 15, § 1, derde lid;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 19 september 2011;

Gelet op het overleg tussen de gewesten en de federale overheid op 30 september 2011;

Gelet op advies 50.462/3 van de Raad van State, gegeven op 3 november 2011, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van de State, gecoördineerd op 12 januari 1973, Besluit :

Artikel 1.Dit besluit voorziet in de omzetting van Richtlijn 2010/60/EU van de Commissie van 30 augustus 2010 tot vaststelling van bepaalde afwijkingen voor het in de handel brengen van zaaizaadmengsels van groenvoedergewassen die bestemd zijn voor gebruik bij het behoud van de natuurlijke omgeving.

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° brongebied : een gebied dat aan een van de volgende voorwaarden beantwoordt: a) een gebied dat door een lidstaat als speciale beschermingszone is aangewezen overeenkomstig artikel 17 van het Ordonnantie van 27 april 1995 betreffende het behoud en de bescherming van de natuur;b) een gebied dat bijdraagt aan de instandhouding van plantgenetische hulpmiddelen en dat aangewezen is overeenkomstig een procedure gebaseerd op vergelijkbare criteria als die waarin is voorzien voor de aanwijzing van een speciale beschermingszone en op evenwaardige wijze beheerd, beschermd en bewaakt wordt;2° verzamellocatie : een gedeelte van het brongebied waar het zaaizaad verzameld is;3° rechtstreeks geoogst mengsel: een zaaizaadmengsel dat in de handel wordt gebracht zoals het is verzameld op de verzamellocatie, met of zonder reiniging;4° als gewas geteeld mengsel : een zaaizaadmengsel dat geproduceerd wordt volgens het volgende proces : a) zaaizaad van individuele soorten wordt op de verzamellocatie genomen;b) het zaaizaad, vermeld in punt a) wordt als enkele soort buiten de verzamellocatie vermeerderd;c) de zaden van die soorten worden vervolgens gemengd om een mengsel te creëren dat bestaat uit die geslachten, soorten en, indien van toepassing, ondersoorten die kenmerkend zijn voor het habitattype van de verzamellocatie;5° instandhoudingsmengsels: mengsels van diverse geslachten, soorten en, indien van toepassing, ondersoorten, bestemd voor gebruik bij het behoud van de natuurlijke omgeving in het kader van de instandhouding van plantgenetische hulpbronnen als vermeld in artikel 29, § 1, 2°, van het besluit van de Regering van 3 mei 2005. Dergelijke mengsels mogen zaaizaad bevatten van groenvoedergewassen die onder het besluit van de Regering van 3 mei 2005 houdende de reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van groenvoedergewassen vallen, en ze mogen zaaizaad bevatten van gewassen die geen groenvoedergewassen zijn in de zin van dat besluit; 6° instandhoudingsras : landrassen en rassen in de landbouw die van oudsher op bepaalde plaatsen en in bepaalde gebieden worden gekweekt en die door genetische erosie worden bedreigd;7° regio van oorsprong : regio, vastgelegd door de dienst waarmee een instandhoudingsmengsel van nature in verband wordt gebracht;8° besluit van de Regering van 3 mei 2005 : het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 mei 2005Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 03/05/2005 pub. 02/06/2005 numac 2005031184 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen sluiten houdende de reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van groenvoedergewassen;9° de dienst : de entiteit in het Bestuur Economie en Werkgelegenheid van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd voor plantaardige genetische hulpbronnen.

Art. 3.In afwijking van artikel 3, § 1 en § 2, van het besluit van de Regering van 3 mei 2005 verleent de dienst vergunningen voor het in de handel brengen van instandhoudingsmengels.

Als een instandhoudingsmengsel een instandhoudingsras bevat, is het ministerieel besluit van 28 oktober 2009Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 28/10/2009 pub. 09/11/2009 numac 2009031534 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Ministerieel besluit tot vaststelling van bepaalde afwijkingen voor de toelating van landrassen en rassen in de landbouw die zich op natuurlijke wijze hebben aangepast aan de lokale en regionale omstandigheden en die door genetische erosie worden bedreigd, en voor het in de handel brengen van zaaizaad en pootaardappelen van die landrassen en rassen sluiten tot vaststelling van bepaalde afwijkingen voor de toelating van landrassen en rassen in de landbouw die zich op natuurlijke wijze hebben aangepast aan de lokale en regionale omstandigheden en die door genetische erosie worden bedreigd, en voor het in de handel brengen van zaaizaad en pootaardappelen van die landrassen en rassen van toepassing.

Tenzij het in dit besluit anders wordt bepaald, is het besluit van de Regering van 3 mei 2005 van toepassing.

Art. 4.Als de dienst een vergunning verleent voor het in de handel brengen van een instandhoudingsmengsel, stelt de dienst de regio van oorsprong vast. Ze houdt rekening met de informatie van bevoegde instantie voor plantaardige genetische hulpbronnen.

Als de regio van oorsprong in meer dan één lidstaat ligt, wordt ze door alle betrokken lidstaten in gezamenlijk overleg vastgesteld.

Art. 5.De dienst kan vergunningen verlenen voor het in de handel brengen van instandhoudingsmengsels in hun regio van oorsprong als die mengsels voldoen aan de voorschriften, vermeld in artikel 6, in geval van rechtstreeks geoogste instandhoudingsmengsels of aan de voorschriften, vermeld in artikel 7, in geval van als gewas geteelde instandhoudingsmengsels.

De vergunning bevat de volgende informatie : 1° de naam en het adres van de producent;2° de oogstmethode: rechtstreeks geoogst of als gewas geteeld;3° het gewichtspercentage van de bestanddelen als soorten en, indien van toepassing, ondersoorten;4° in geval van als gewas geteelde instandhoudingsmengsels, een specifiek kiemkrachtcijfer voor bestanddelen van het mengsel die vallen onder het besluit van de regering van 3 mei 2005 en die niet voldoen aan de kiemkrachtvoorschriften van bijlage II bij voormeld besluit;5° de hoeveelheid van het mengsel waarop de vergunning van toepassing is;6° de regio van oorsprong;7° de beperking tot het in de handel brengen in de regio van oorsprong;8° het brongebied;9° de verzamellocatie en, in geval van een als gewas geteeld instandhoudingsmengsel, de vermeerderingslocatie;10° het habitattype van de verzamellocatie;11° het verzameljaar. Met betrekking tot de informatie, vermeld in het tweede lid, 3°, kan voor rechtstreeks geoogste instandhoudingsmengsels worden volstaan met het vermelden van die bestanddelen als soorten en, indien van toepassing, ondersoorten die kenmerkend zijn voor het habitattype van de verzamellocatie en die als bestanddelen van het mengsel van belang zijn voor het behoud van de natuurlijke omgeving in het kader van de instandhouding van genetische hulpbronnen.

Art. 6.§ 1 Een rechtstreeks geoogst instandhoudingsmengsel is verzameld in het brongebied op een verzamellocatie die in de veertig jaar voorafgaand aan de datum van de aanvraag van de producent, vermeld in artikel 8, eerste lid, niet is ingezaaid. Het brongebied bevindt zich in de regio van oorsprong. § 2. Het percentage van de bestanddelen van het rechtstreeks geoogste instandhoudingsmengsel die soorten en, indien van toepassing, ondersoorten zijn die kenmerkend zijn voor het habitattype van de verzamellocatie en die als bestanddelen van het mengsel van belang zijn voor het behoud van de natuurlijke omgeving in het kader van de instandhouding van genetische hulpbronnen, is passend om het habitattype van de verzamellocatie te recreëren.

Het kiemkrachtcijfer van de bestanddelen, is voldoende om het habitattype van de verzamellocatie te recreëren. § 3. Het maximumgehalte aan soorten en, indien van toepassing, ondersoorten die niet voldoen aan het § 2, eerste lid, mag niet meer bedragen dan 1 gewichtspercent. Het rechtstreeks geoogste instandhoudingsmengsel is vrij van Avena fatua, Avena sterilis en Cuscuta spp. Het maximumgehalte aan andere Rumex spp. dan Rumex acetosella en Rumex maritimus mag niet meer bedragen dan 0,05 gewichtspercent.

Art. 7.§ 1. Ten aanzien van als gewas geteelde instandhoudingsmengsels is het verzamelde zaaizaad waarvan het als gewas geteelde mengsel geproduceerd wordt, verzameld in het brongebied op een verzamellocatie die in de veertig jaar voorafgaand aan de datum van de aanvraag van de producent, vermeld in artikel 8, eerste lid, niet is ingezaaid. Het brongebied bevindt zich in de regio van oorsprong. § 2. Het zaaizaad van het als gewas geteeld instandhoudingsmengsel is afkomstig van soorten en, indien van toepassing, ondersoorten die kenmerkend zijn voor het habitattype van de verzamellocatie en die als bestanddelen van het mengsel van belang zijn voor het behoud van de natuurlijke omgeving in het kader van de instandhouding van genetische hulpbronnen. § 3. De bestanddelen van een als gewas geteeld instandhoudingsmengsel die zaden zijn van groenvoedergewassen in de zin van het besluit van de Regering van 3 mei 2005, voldoen, voor ze gemengd worden, aan de voorschriften voor handelszaad, vastgesteld in deel III van bijlage II bij voormeld besluit ten aanzien van mechanische zuiverheid, vastgesteld in kolom 4 tot en met 11 van de tabel in deel I, punt 2A, van die bijlage, ten aanzien van het maximumgehalte van andere plantensoorten in een monster van het gewicht, vermeld in kolom 4 van bijlage III (totaal per kolom), als vastgesteld in kolommen 12, 13 en 14 van de tabel in deel I, punt 2A, van bijlage II, en ten aanzien van de voorwaarden voor lupinezaden, vastgesteld in kolom 15 van de tabel in deel I, punt 2A, van die bijlage. § 4. Vermeerdering mag vijf generaties lang plaatsvinden.

Art. 8.De vergunning tot het in de handel brengen wordt door de Dienst verleend op aanvraag van de producent.

Bij de aanvraag is de informatie gevoegd die nodig is om na te gaan of voldaan is aan de bepalingen van artikel 5 en 6 in geval van rechtstreeks geoogste instandhoudingsmengsels of aan de bepalingen van artikelen 5 en 7 in geval van als gewas geteelde instandhoudingsmengsels.

Ten aanzien van rechtstreeks geoogste instandhoudingsmengsels voert de dienst op het grondgebied waar de verzamellocatie zich bevindt, visuele inspecties uit. Die visuele inspecties worden tijdens de groeiperiode met passende tussenpozen op de verzamellocatie uitgevoerd om ervoor te zorgen dat het mengsel ten minste voldoet aan de vergunningsvoorschriften, vermeld in artikel 6, tweede en derde lid.

De dienst die de visuele inspecties heeft uitgevoerd, documenteert de resultaten daarvan.

Ten aanzien van als gewas geteelde instandhoudingsmengsels voert de dienst tests uit als ze een aanvraag onderzoekt, of laat ze die onder officieel toezicht van de dienst uitvoeren om na te gaan of het instandhoudingsmengsel ten minste voldoet aan de vergunningsvoorschriften, vermeld in artikel 7, § 2, voor de samenstelling van het mengsel, en artikel 7, § 3, voor de specifieke zuiverheid van de bestanddelen. De tests worden uitgevoerd volgens de gangbare internationale methoden of, als die niet bestaan, volgens geschikte methoden. De kosten voor deze tests vallen ten laste van de producent.

Ze zorgt ervoor dat de voorschriften voor het gewicht van de partijen en het gewicht van de monsters worden toegepast die zijn vastgesteld in artikel 25, § 2, van het besluit van de Regering van 3 mei 2005.

Art. 9.De dienst zorgt ervoor dat de totale hoeveelheid zaaizaad van instandhoudingsmengsels die jaarlijks in de handel wordt gebracht, niet meer bedraagt dan 5 % van het totale gewicht van alle zaaizaadmengsels van groenvoedergewassen die onder het besluit van de Regering van 3 mei 2005 vallen en die in het respectieve jaar in het Gewest in de handel zijn gebracht.

Art. 10.In geval van rechtstreeks geoogste instandhoudingsmengsels brengen de producenten die op het grondgebied van het Gewest opereren, aan de dienst vóór het begin van elk teeltseizoen verslag uit over de hoeveelheid zaaizaad van instandhoudingsmengsels waarvoor ze een vergunning willen aanvragen, met vermelding van de grootte en de ligging van de beoogde verzamellocaties In geval van als gewas geteelde instandhoudingsmengsels brengen de producenten die op het grondgebied van het Gewest opereren, aan de dienst vóór het begin van elk teeltseizoen verslag uit over de hoeveelheid zaaizaad van instandhoudingsmengsels waarvoor ze een vergunning willen aanvragen, met vermelding van de grootte en de ligging van de beoogde verzamellocaties en de grootte en de ligging van de beoogde vermeerderingslocaties.

Als de in artikel 9 vastgestelde hoeveelheden op grond van de kennisgevingen, vermeld in het eerste lid, waarschijnlijk zullen worden overschreden, wijst de dienst aan elke betrokken producent de hoeveelheid toe die hij in het respectieve teeltseizoen in de handel mag brengen.

Art. 11.De instandhoudingsmengsels worden alleen in gesloten zakken of in recipiënten met een sluitingssysteem in de handel gebracht.

Voor een goede sluiting bevat het sluitingssysteem ten minste het etiket of is er een zegel op aangebracht.

De zakken en recipiënten, vermeld in het eerste lid, worden op zodanige wijze gesloten dat ze niet kunnen worden geopend zonder dat het sluitingssysteem wordt beschadigd of zonder dat het etiket van de producent of de zak of de recipiënt sporen van manipulatie vertoont.

Art. 12.De verpakkingen of recipiënten die instandhoudingsmengsels bevatten, worden voorzien van een etiket van de producent of een gedrukte of gestempelde tekst met tenminste de volgende gegevens : 1° de woorden "EU-voorschriften en -normen";2° de naam en het adres of het identificatiemerk van de persoon die verantwoordelijk is voor het aanbrengen van de etiketten;3° de oogstmethode : rechtstreeks geoogst of als gewas geteeld;4° het jaar van sluiting, aangegeven als volgt : "gesloten in" (jaar);5° de regio van oorsprong;6° het brongebied;7° de verzamellocatie;8° het habitattype van de verzamellocatie;9° de woorden « instandhoudingszaaizaadmengsel van groenvoedergewas, bestemd voor gebruik in een gebied met hetzelfde habitattype als de verzamellocatie, geen rekening houdend met de biotische omstandigheden »;10° het referentienummer van de partij, toegekend door de persoon die verantwoordelijk is voor het aanbrengen van de etiketten;11° het gewichtspercentage van de bestanddelen als soorten en, indien van toepassing, ondersoorten;12° het opgegeven netto- of brutogewicht;13° als korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhulsels of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat worden gebruikt, de aard van het toevoegingsmiddel, alsook de verhouding, bij benadering, tussen het gewicht van de kluwens of zuivere zaden en het totale gewicht;14° in geval van als gewas geteelde instandhoudingsmengsels, een specifiek kiemkrachtcijfer voor bestanddelen van het mengsel die vallen onder het besluit van de Regering van 3 mei 2005 en die niet voldoen aan de kiemkrachtvoorschriften van bijlage II bij voormeld besluit. Met betrekking tot de gegevens, vermeld in het eerste lid, 11°, volstaat de vermelding van de bestanddelen van rechtstreeks geoogste instandhoudingsmengsels overeenkomstig artikel 5, derde lid.

Met betrekking tot de gegevens, vermeld in punt 14°, volstaat de vermelding van een gemiddelde van de vereiste specifieke kiemkrachtcijfers als het aantal vereiste specifieke kiemkrachtcijfers meer is dan vijf.

Art. 13.De dienst is belast met de controle op de naleving van dit besluit.

Art. 14.De producenten die op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest opereren, brengen voor elk teeltseizoen verslag uit aan de dienst over de in de handel gebrachte hoeveelheid instandhoudingsmengsels.

De dienst brengt op verzoek aan de Europese Commissie en aan de andere lidstaten en gewesten verslag uit over de op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in de handel gebrachte hoeveelheid instandhoudingsmengsels.

Art. 15.Inbreuken tegen de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld, vervolgd en bestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt. Zijn tevens van toepassing: de bepalingen van het koninklijk besluit van 7 mei 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 07/05/2001 pub. 26/07/2001 numac 2001016169 bron ministerie van middenstand en landbouw Koninklijk besluit betreffende de administratieve geldboeten, bedoeld bij artikel 10 van de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt type koninklijk besluit prom. 07/05/2001 pub. 26/07/2001 numac 2001016168 bron ministerie van middenstand en landbouw Koninklijk besluit betreffende de administratieve geldboeten, bedoeld bij artikel 5bis van de wet van 2 april 1971 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen sluiten betreffende de geldboeten, bedoeld bij artikel 10 van voornoemde wet.

Art. 16.Dit besluit treedt in werking op 30 november 2011.

Brussel, 22 november 2011.

B. CEREXHE

^