22 JULI 2003. - Ministerieel besluit tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 18 maart 2003 houdende bezoldigingsregeling van de militairen van alle rangen en betreffende het stelsel van de dienstprestaties van de militairen van het actief kader beneden de rang van officier

De Minister van Landsverdediging, Gelet op het koninklijk besluit van 18 maart 2003 houdende bezoldigingsregeling van de militairen van alle rangen en betreffende het stelsel van de dienstprestaties van de militairen van het actief kader beneden de rang van officier, inzonderheid op de artikelen 28 en 51;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat dit besluit nadere regels bepaalt die onontbeerlijk zijn voor een samenhangende uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 18 maart 2003 houdende bezoldigingsregeling van de militairen van alle rangen en betreffende het stelsel van de dienstprestaties van de militairen van het actief kader beneden de rang van officier, die in werking zijn getreden op 1 juli 2003, Besluit :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt onder « het koninklijk besluit » verstaan : het koninklijk besluit van 18 maart 2003 houdende bezoldigingsregeling van de militairen van alle rangen en betreffende het stelsel van de dienstprestaties van de militairen van het actief kader beneden de rang van officier.

Art. 2.§ 1. De overheid bedoeld in artikel 28, vierde lid, 1°, van het koninklijk besluit, die gemachtigd is om de toelage voor terugroepbaar personeel, wegens behoorlijk gerechtvaardigde dienstredenen, toe te kennen aan een personeelslid dat voldoet aan de in het artikel 28 van het koninklijk besluit, bedoelde voorwaarden, doch niet de dienst hervat in het kader van een beurtrol, is deze bepaald in § 4. § 2. De overheid bedoeld in de artikelen 28, vierde lid, 2°, en 51, tweede lid, 2°, van het koninklijk besluit, gemachtigd om de mogelijke graden van terugroepbaarheid en de nadere regels inzake de organisatie van deze dienstregeling te bepalen, alsook om de toepassingsmodaliteiten voor het terugroepbaar personeel vast te stellen, is de directeur-generaal human resources. § 3. Om als « terugroepbaar » te kunnen worden beschouwd, moet het personeelslid : 1° een preadvies van terugroepbaarheid gekregen hebben van de bevoegde overheid;2° op de plaats waar het zich bevindt, bereikt kunnen worden via telefoon, GSM, semafoon of elk ander gelijkaardig toestel;3° de dienst kunnen hervatten binnen de door de bevoegde overheid bepaalde termijn. § 4. De bevoegde overheid om een preadvies van terugroepbaarheid van vier uur te bepalen, is de korpscommandant of de overheid die er de bevoegdheden van uitoefent.

De bevoegde overheid om een preadvies van terugroepbaardheid van twee uur te bepalen is : 1° voor de diensten van de chef defensie en de vice-chef defensie, en voor de territoriale directie : de vice-chef defensie;2° voor elk stafdepartement : de onderstafchef;3° voor elke algemene directie : de directeur-generaal;4° voor de algemene inspectiedienst : de inspecteurgeneraal bemiddelaar belast met de gelijke kansen.

Art. 3.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2003.

Brussel, 22 juli 2003.

A. FLAHAUT