Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 22 april 2003
gepubliceerd op 23 mei 2003

Ministerieel besluit tot bepaling van de administratieve behandelingsprocedure van de aangelegenheden bedoeld in de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2003000366
pub.
23/05/2003
prom.
22/04/2003
ELI
eli/besluit/2003/04/22/2003000366/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

22 APRIL 2003. - Ministerieel besluit tot bepaling van de administratieve behandelingsprocedure van de aangelegenheden bedoeld in de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus


De Minister van Binnenlandse Zaken, Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, inzonderheid op de artikelen 4, 69 tot 83, 87, 89, 97 en 98;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 september 2000 met betrekking tot de commissaris-generaal en de algemene directies van de federale politie;

Gelet op het ministerieel besluit van 29 september 2000 tot bepaling van de administratieve behandelingsprocedure van de aangelegenheden bedoeld in de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus;

Overwegende dat, sedert de inwerkingtreding van het ministerieel besluit van 29 september 2000 tot bepaling van de administratieve behandelingsprocedure van de aangelegenheden bedoeld in de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, het Administratief- Technisch Secretariaat werd opgericht;

Dat, tijdens dezelfde periode, de Algemene Rijkspolitie (ARP) werd opgesplitst in twee van elkaar onafhankelijke Algemene Directies, de Algemene Directie Veiligheids- en Preventiebeleid en de Algemene Directie Crisiscentrum, die zich een gedeelte van de opdrachten hebben zien toevertrouwd worden die voorheen door de ene ARP werden uitgevoerd;

Overwegende dat de taakverdeling ingevolge de administratieve behandeling van de aangelegenheden bedoeld in de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst gestructureerd op twee niveaus geen wijzigingen overbodig maakt binnen de instanties die de politionele aangelegenheden beheren binnen het departement Binnenlandse Zaken;

Dat de redenen die aanleiding gaven tot het voormelde ministerieel besluit van 29 september 2000 nog steeds actueel zijn, mits er wijzigingen worden aangebracht, vereist door de nieuwe structuren, en bepaalde aanpassingen worden doorgevoerd waarvan de ervaring heeft aangetoond dat ze nodig zijn, Besluit :

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° De wet : de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus;2° Het koninklijk besluit : het koninklijk besluit van 3 september 2000 met betrekking tot de commissaris-generaal en de algemene directies van de federale politie;3° Het ATS : het administratief-technisch secretariaat betreffende de geïntegreerde politie, ingesteld bij het koninklijk besluit van 15 januari 2001 tot instelling bij het departement van Binnenlandse Zaken van een Administratief-Technisch Secretariaat, hierna SAT genoemd;4° De ADVPB : de Algemene directie Veiligheids en Preventiebeleid;5° De ADCC : de Algemene Directie Crisiscentrum.

Art. 2.De beginselen die ten grondslag liggen aan de verdeling van de bevoegdheden tussen de federale politie, de ADVPB, de ADCC en het SAT voor wat betreft de opdrachten van niet-operationele aard, zijn de volgende : 1° De federale politie bereidt de beslissingen voor van de Minister van Binnenlandse Zaken en legt hem voorstellen voor in het kader van de opdrachten en bevoegdheden die hem door het koninklijk besluit werden toegekend : - Intern beheer van de federale politie, met inbegrip van het personeel, de begroting, de logistiek, de informatica, de documentatie; - Politietechnieken en -strategieën; - Aanwerving, selectie, loopbaan van het personeel; - Vakbondsbetrekkingen; - Opleiding van het personeel; - Internationale betrekkingen op politieniveau. 2° De ADVPB bereidt de beslissingen voor van de Minister van Binnenlandse Zaken en legt hem voorstellen voor inzake aangelegenheden die onder de globale strategie vallen en onder de prioriteiten van de bevoegdheden van de Minister van Binnenlandse Zaken, met uitzondering van de aangelegenheden beheerd door de ADCC : - Algemene werking van de instellingen en de structuren; - Mogelijke verstoringen van het evenwicht tussen de federale en lokale aspecten op het gebied van de veiligheid, de organisatie, de werking, de investering in politiemiddelen; - Samenwerkingsverbanden met de privébeveiligingssector; - Algemene of administratieve betrekkingen tussen de Minister van Binnenlandse Zaken en de andere overheden (buitenlandse, federale, regionale of lokale); - Vertegenwoordiging van de Minister binnen de organen die in toepassing van de wet werden opgericht en binnen de forums voor internationale samenwerking inzake politiebeleid; - Betrekkingen met het Parlement voor de problemen die onder hun bevoegdheden vallen; - Ministeriële geschillenarbitrages. 3° De ADCC bereidt de beslissingen voor van de Minister van Binnenlandse zaken en legt hem voorstellen voor in het kader van zijn verantwoordelijkheden m.b.t. het beheer van evenementen en crisisbeheersing in het algemeen en m.b.t. de planning, de coördinatie en de opvolging van de veiligheid bij gebeurtenissen die een voorbereiding en coordinatie vereisen tussen verschillende diensten.

In dat kader, is de ADCC o.m. bevoegd voor : - De noodplanning; - De bijzondere bescherming van personen en van roerende en onroerende goederen; - De relaties met de inlichtingen- en veiligheidsdiensten; - De opdrachten toegewezen aan het Coördinatien Crisiscentrum van de Regering. 4° Bovengenoemde verdeling geldt eveneens voor wat betreft het eindvoorstel dat aan de Minister wordt gedaan inzake de aangelegenheden waarbij één van de drie diensten gebruik heeft gemaakt van zijn intitiatiefrecht.5° Elke dienst waakt erover dat, indien nodig, de aan de Minister gedane voorstellen op voorhand worden besproken, meer bepaald om redenen van deskundigheid of omwille van de eenvormige toepassing van het recht.6° Het SAT waakt over de uitvoering van het overleg dat tussen de diensten voorzien is en over de juiste toepassing van onderhavig besluit.

Art. 3.Overeenkomstig de beginselen bedoeld in het artikel 2, bereidt de federale politie de beslissingen voor van de Minister van Binnenlandse Zaken en richt tot hem de voorstellen voor de volgende gebieden 1° De materies die de geïntegreerde politie aanbelangen bedoeld in de artikelen 2, 4de lid, 3, 4 en 5 van het koninklijk besluit;2° De opdrachten bedoeld in het artikel 8 van het koninklijk besluit;3° De opdrachten bedoeld in het artikel 10 van het koninklijk besluit uitgezonderd de aangelegenheden bedoeld in het artikel 5, 3°, 1, van dit besluit;4° De opdrachten bedoeld in het artikel 11 van het koninklijk besluit;5° De opdrachten bedoeld in het artikel 12 van het koninklijk besluit;6° De besluiten in toepassing van de nieuwe artikelen 44/2, 44/4 en 44/9 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, en met betrekking tot de verwerking, tot de bewaartermijn van de informatie en tot het statuut van het personeel dat de gegevensbank beheert;7° De besluiten met betrekking tot het effectief, de uniformen, kentekens, legitimatiekaarten, middelen van identificatie, uitrustings- en bewapeningsnormen;8° Het besluit over de aanwijzing van de officieren die de hulp kunnen verzoeken van de krijgsmacht;9° De uitvoering van opdrachten eigen aan de federale politie;10° De programma's van geïntegreerde aanpak bedoeld in het artikel 95 van de wet.

Art. 4.§ 1. Overeenkomstig de beginselen bedoeld in het artikel 2, richt de federale politie een afschrift aan de ADVPB met daarin de voorstellen die aan de Minister van Binnenlandse Zaken werden gericht voor de volgende gebieden 1° Het nationaal veiligheidsplan bedoeld in het artikel 2, eerste lid van het koninklijk besluit;2° De statistieken, conclusies, voorstellen, evaluaties bedoeld in het artikel 5 van het koninklijk besluit;3° De programma's van geïntegreerde aanpak bedoeld in artikel 95 van de wet die aangelegenheden betreffen die worden beheerd door de ADVPB;4° De toepassing van artikel 8, 5° van het koninklijk besluit betreffende methoden en technieken inzake bestuurlijke politie als deze een weerslag kunnen hebben op de fundamentele rechten of aangelegenheden betreffen die worden beheerd door de ADVPB;5° De beheerscontracten van de vormingsorganismen die werden ingesteld met toepassing van het artikel 11, 3° van het koninklijk besluit;6° De wijzigingen aan de statuten van het personeel, bedoeld in het artikel 11, 7°, van het koninklijk besluit, wanneer deze wijzigingen ten minste de lokale politie beogen.Dat zal onder andere het geval zijn voor de beschikkingen die worden genomen met toepassing van de artikelen 47 tot 51, 53 en 96 van de wet; 7° De wijzigingen aan de statutaire beschikkingen bedoeld in de artikelen 107 en 149 van de wet;8° De maatregelen genomen in uitvoering van artikel 98 van de wet en meer in het algemeen het geheel van teksten betreffende de organisatie, de werking en het algemeen beheer van de federale politie. § 2. De voorstellen bedoeld in § 1, 1° en 7° worden onderworpen aan het advies van de ADVPB. De adviesverstrekking gebeurt binnen de 10 werkdagen na de ontvangst van de adviesaanvraag.

De voorstellen bedoeld in § 1, 6° en 8° worden tijdig toegezonden aan de ADVPB, teneinde haar toe te laten om, indien ze dit nuttig acht, een advies te verstrekken. Ingeval van adviesverstrekking gebeurt dit binnen de 10 werkdagen na de ontvangst van de adviesaanvraag.

Inzake de voorstellen bedoeld in § 1, 6° en 7° dienen de formaliteiten bedoeld in de vorige leden, vervuld voorafgaandelijk aan het overleg met de representatieve syndicale organisaties.

De adviezen bedoeld in het eerste en tweede lid worden toegezonden tegelijkertijd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en aan de federale politie. § 3. Overeenkomstig de beginselen bedoeld in het artikel 2, richt de federale politie een afschrift aan de ADCC met daarin de voorstellen die aan de Minister van Binnenlandse Zaken werden gericht voor de volgende gebieden 1° Het nationaal veiligheidsplan bedoeld in het artikel 2, eerste lid van het koninklijk besluit;2° De statistieken, conclusies, voorstellen, evaluaties bedoeld in het artikel 5 van het koninklijk besluit;3° De uitvoering van de artikelen 44/1 tot en met 44/11 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt;4° De programma's van geïntegreerde aanpak bedoeld in artikel 95 van de wet die aangelegenheden betreffen die worden beheerd door de ADCC;5° De toepassing van het artikel 8, 5° van het koninklijk besluit inzake methoden en technieken inzake bestuurlijke politie;6° De maatregelen genomen in uitvoering van artikel 98 van de wet voor zover deze een invloed kunnen hebben op de uitoefening van de bestuurlijke politie. § 4. De federale politie vraagt het advies van de Minister van Justitie via de daartoe bevoegde dienst, met betrekking tot de dossiers bedoeld in § 1, 8° als dit advies wettelijk vereist is.

Art. 5.§ 1. Overeenkomstig de beginselen bedoeld in het artikel 2, bereidt de ADVPB de beslissingen voor van de Minister van Binnenlandse Zaken en richt het tot hem de voorstellen voor de volgende gebieden : 1° Reacties op de door het provinciaal overleg geformuleerde adviezen met toepassing van het artikel 9, eerste lid van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt voor wat onder de bevoegdheid valt van de bestuurlijke politie;2° Het door de Minister van Binnenlandse Zaken uitgevoerde toezicht met toepassing van de artikelen 79 tot 83, 87 en 89 van de wet;3° Reglementaire teksten in toepassing van de volgende beschikkingen : a) Art.7 van de wet, met betrekking tot de werking van de federale politieraad; b) Art.8 van de wet, met betrekking tot de werking, de samenstelling, de aanwijzing van de leden van de Adviesraad van Burgemeesters; c) Art.16 van de wet, met betrekking tot de verkiezing van de Politieraad; d) Art.24 van de wet, over de toekenning van stemmen aan de leden van het Politiecollege; e) Art.31 en 32 van de wet, met betrekking tot de bijzondere rekenplichtige; f) Art.39 tot 41 van de wet, met betrekking tot de minimale normen, de dotaties en de federale toelage; g) Art.71 en 77 van de wet, met betrekking tot de nodige gegevens voor de vaststelling van het budget en van de rekeningen van de lokale politie; h) Art.90 en 115 van de wet, met betrekking tot de inning van een vergoeding voor opdrachten van bestuurlijke politie; i) Art.143 van de wet, met betrekking tot de organisatie, de werking en het beheer van de algemene inspectie; j) Art.144, laatste lid, van de wet, met betrekking tot de toekenning van bijkomende bevoegdheden aan de algemene inspectie; k) Art.149 van de wet, met betrekking tot het kader en het personeel van de algemene inspectie, alsook de toegang tot het ambt van de inspecteur-generaal; l) Art.44/7 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt met betrekking tot de oprichting, het beheer en de werking van het controleorgaan inzake het beheer van de nationale gegevensbank 4° Na verzameling van voorleggingen en adviezen, aanwijzings-, benoemings- en uittredingsvoorstellen, voorstellen bij het aflopen van het mandaat of bij heraanstelling : a) van de leden van de Federale Politieraad;b) van de leden van de Adviesraad van Burgemeesters;c) van de inspecteur-generaal;d) van de commissaris-generaal, van de algemene directeurs, de directeurs van de federale politie en de bestuurlijke en gerechtelijke directeurscoördinatoren;e) van de korpschefs en de hoofdofficiers van de lokale politie.5° Detacheringsbesluiten van de politieambtenaren bedoeld in het punt 4°;6° Tuchtrechtelijke beslissingen te nemen door de Minister van Binnenlandse zaken ten opzichte van de leden van de lokale politie, van de federale politie en van de algemene inspectie;7° Analyse van de adviezen van de Federale Politieraad;8° Algemene richtlijnen met betrekking tot de uitoefening van de opdrachten van bestuurlijke politie (artikelen 97 en 99 van de wet) in de door de ADVPB beheerd aangelegenheden;9° Richtlijnen met toepassing van de artikelen 61 en 62 met betrekking tot de politieopdrachten van federale aard uit te voeren door de lokale politiediensten voor aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de Minister van Binnenlandse Zaken behoren, met uitzondering van de aangelegenheden beheerd door de ADCC;10° Geschilbeslissingen te nemen in aansprakelijkheidsdossiers ten aanzien van derden waarin de federale politie of personeelsleden hiervan betrokken zijn, hetzij als aansprakelijke, hetzij als benadeelde, met in begrip van de toekenning van rechtsbijstand aan de personeelsleden van deze dienst;11° Goedkeuring van het nationaal veiligheidsplan en van de zonale veiligheidsplannen met toepassing van de artikelen 4 en 37 van de wet;12° Geschilbeslissingen te nemen op basis van artikel 66 van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de werking en het personeel van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie.13° Geschilbeslissingen te nemen op basis van het artikel 100 van de wet;14° Geschillen met betrekking tot dossiers die in het kader van dit artikel worden behandeld;15° Verzoeken tot tussenkomst van de algemene inspectie uitgaande van de Minister van Binnenlandse Zaken (artikel 145 van de wet);16° Analyse van de aan de Minister van Binnenlandse Zaken gerichte inspectieverslagen (artikel 148 van de wet);17° Adviezen te geven door de Minister van Binnenlandse Zaken in het kader van de aanwijzing van de leden van het controleorgaan bedoeld in het artikel 44/7 dat werd ingevoegd in de wet op het politieambt door het artikel 191 van de wet;18° Het Intern Toezicht bij de lokale politie. § 2. De ADVPB vraagt het advies van de Minister van Justitie via de daartoe bevoegde dienst, met betrekking tot de dossiers bedoeld in 5, 1, 3° a , f , i , j , k , l , 4°, c , d , 12° en 13° van dit artikel, daar waar dit advies wettelijk vereist is. § 3. De ADVPB vraagt het advies van de Procureur-generaal of de Procureur des Konings die betrokken is bij de dossiers bedoeld in § 1, 4°, c , d en e van dit artikel, daar waar dit advies wettelijk vereist is. § 4. De voorstellen bedoeld in § 1, 8°, 9°, 10° en met betrekking tot de federale politie worden op voorhand met deze laatste besproken. § 5. De voorstellen bedoeld in 5 1, 3°, i , j en k en met betrekking tot de algemene inspectie worden op voorhand met deze laatste besproken.

Art. 6.§ 1. Overeenkomstig de beginselen bedoeld in het artikel 2, bereidt de ADCC de beslissingen voor van de Minister van Binnenlandse Zaken en richt het tot hem de voorstellen voor de volgende gebieden : 1° Algemene richtlijnen met betrekking tot de uitoefening van de opdrachten van bestuurlijke politie (artikelen 97 en 99 van de wet);2° Algemene richtlijnen met betrekking tot de te verstrekken inlichtingen aan de bestuurlijke politieoverheden inzake veiligheid en bestuurlijke politie op advies van de ADVPB voor de aangelegenheden die tot haar bevoegheden behoren;3° Richtlijnen met toepassingen van de artikelen 61 en 62 met betrekking tot de politieopdrachten van federale aard uit te voeren door de lokale politiediensten voor aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de Minister van Binnenlandse Zaken behoren en voorzover deze worden beheerd door de ADCC;4° Richtlijnen met toepassingen van de artikelen 63 en 64 met bettrekking tot de vorderingen van de lokale politie. Wanneer deze voorstellen betrekking hebben op de federale politie worden deze op voorhand met deze laatste besproken. § 2. Overeenkomstig de richtlijnen van de Minister van Binnenlandse Zaken, staat de ADCC borg voor de opvolging van de coordinatie van de ordehandhaving zodra een interventie op federaal niveau onvermijdelijk wordt, met inbegrip van de aanwijzing van het operationele codrdinatieniveau.

In dat kader stelt de ADCC de Minister van Binnenlandse Zaken voortdurend in kennis van de evolutie van de situatie.

Art. 7.§ 1. Onverminderd de bevoegdheden die eraan zijn toegekend in toepassing van artikel 2, bereidt het SAT de beslissingen van de minister van Binnenlandse Zaken voor en doet ze hem voorstellen voor de volgende gebieden 1° Instelling van de politiezones in toepassing van artikel 9 van de wet;2° Bevel het werk voort te zetten of te hervatten, overeenkomstig artikel 126 van de wet;3° Beslissingen tot vordering van de lokale politie met toepassing van de artikelen 63 en 64 van de wet en de vigerende richtlijnen;4° Vragen tot steun aan de krijgsmacht in het kader van de uitvoering van het protocol van 31 januari 2003 tussen de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie betreffende de steun van Defensie aan de operaties van de geïntegreerde politiedienst. § 2. Het SAT vraagt het advies van de Minister van Justitie via de daartoe bevoegd dienst, met betrekking tot de dossiers bedoeld in § 1, 1° en 2° § 3.De voorstellen bedoeld in § 1, 1° worden tijdig toegezonden aan de ADVPB, teneinde hem toe te laten om, indien ze dit nuttig acht, een advies te verstrekken. Ingeval van adviesverstrekking gebeurt dit binnen de 10 werkdagen na ontvangst van de adviesaanvraag.

De formaliteiten bedoeld in het eerste lid, worden vervuld voorafgaandelijk aan de adviesaanvragen aan de wettelijke verplichte adviesorganen.

Het advies bedoeld in het eerste lid wordt toegezonden tegelijkertijd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en aan het SAT. 4. De voorstellen bedoeld in § 1, 2° met betrekking tot de federale politie worden op voorhand met deze laatste besproken. § 5. De voorstellen bedoeld in § 1, 3° en 4° worden ter kennis gebracht van de ADCC.

Art. 8.Het ministerieel besluit van 29 september 2000 tot bepaling van de administratieve behandelings-procedure van de aangelegenheden bedoeld in de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus wordt opgeheven.

Art. 9.Dit besluit treedt in werking op 1 mei 2003.

A. DUQUESNE

^