Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 20 maart 2007
gepubliceerd op 30 maart 2007

Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 30 augustus 1999 betreffende de bestrijding van Ralstonia solanacearum Yabuuchi et al.

bron
federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen
numac
2007022452
pub.
30/03/2007
prom.
20/03/2007
ELI
eli/besluit/2007/03/20/2007022452/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

20 MAART 2007. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 30 augustus 1999 betreffende de bestrijding van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al.


Gelet op de wet van 2 april 1971 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen, inzonderheid op artikel 2, gewijzigd bij de wetten van 5 februari 1999 en 27 december 2004 en bij het koninklijk besluit van 22 februari 2001;

Gelet op de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, inzonderheid op artikel 4, gewijzigd bij de wetten van 13 juli 2001, 22 december 2003, 9 juli 2004 en 20 juli 2005, en op artikel 5, gewijzigd bij de wet van 22 december 2003;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen, gewijzigd bij de wetten van 30 december 2001, 28 maart 2003, 22 december 2003, 9 juli 2004, 23 december 2005 en 27 december 2005;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen, inzonderheid op artikel 6;

Gelet op het ministerieel besluit van 30 augustus 1999 betreffende de bestrijding van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. ;

Overwegende de Richtlijn 98/57/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de bestrijding van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al., gewijzigd bij de Richtlijn 2006/63/EG van de Commissie van 14 juli 2006;

Gelet op het overleg tussen de gewestregeringen en de federale regering van 5 januari 2007;

Gelet op advies 42.162/3 van de Raad van State, gegeven op 6 februari 2007, bij toepassing van art. 84, § 1, 1ste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Besluit :

Artikel 1.In artikel 1 van het ministerieel besluit van 30 augustus 1999 betreffende de bestrijding van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al., worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Punt 1° wordt door de volgende bepaling vervangen : « 1° « de Dienst » : de Directie-generaal Controle van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.»; 2° Punt 4° wordt door de volgende bepaling vervangen : « 4° « het koninklijk besluit » : het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen.»

Art. 2.In hetzelfde besluit wordt punt a) van artikel 2, § 2, vervangen door de volgende bepaling : « a) voor het in de lijst opgenomen plantaardige materiaal, volgens de in bijlage I, deel II vermelde voorschriften. »

Art. 3.In artikel 9 van hetzelfde besluit worden de woorden « het koninklijk besluit van 3 mei 1994 » vervangen door « het koninklijk besluit ».

Art. 4.Artikel 11 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 5.De bijlagen bij hetzelfde besluit worden als volgt gewijzigd : 1°) Bijlage II wordt vervangen door de bijlage I bij dit besluit; 2°) Bijlage III wordt vervangen door bijlage II bij dit besluit; 3°) Bijlage IV wordt vervangen door bijlage III bij dit besluit; 4°) Bijlage V wordt vervangen door bijlage IV bij dit besluit; 5°) Bijlage VI wordt vervangen door bijlage V bij dit besluit; 6°) Bijlage VII wordt vervangen door bijlage VI bij dit besluit.

Art. 6.Dit besluit treedt in werking op 1 april 2007.

Gegeven op 20 maart 2007.

R. DEMOTTE

BIJLAGE I « BIJLAGE II Onderzoeksmethode voor de diagnose, detectie en identificatie van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. : Methode beschreven in bijlage II bij Richtlijn 98/57/EG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 juli 1998 betreffende de bestrijding van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. ».

Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 20 maart 2007 tot wijziging van het ministerieel besluit van 30 augustus 1999 betreffende de bestrijding van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al.

R. DEMOTTE

BIJLAGE II « BIJLAGE III 1. Voor elke vermoede aanwezigheid van het organisme waarvoor de screeningtest(s) volgens de in bijlage II beschreven methoden voor het vermelde plantaardig materiaal en voor alle andere gevallen een positieve uitslag geven en waarvoor de bevestiging of de weerlegging na de volledige uitvoering van die methoden nog wordt afgewacht, moeten : - alle bemonsterde knollen en voor zover mogelijk alle bemonsterde planten, - het resterende extract en de daarbij gemaakte preparaten voor de screeningtests, bijvoorbeeld de immunofluorescentiepreparaten en - alle relevante documenten bewaard en adequaat geconserveerd worden tot het onderzoek volgens de genoemde methoden is afgerond.Met de bewaarde knollen kunnen zo nodig rassenproeven worden uitgevoerd. 2. Als de aanwezigheid van het organisme wordt bevestigd, moeten : - het in punt 1 genoemde materiaal en - eventueel een monster van het met het knol- of plantenextract besmette tomaten- of auberginemateriaal, en - de geïsoleerde cultuur van het organisme gedurende ten minste een maand na de kennisgeving krachtens artikel 5, paragraaf 2, bewaard en adequaat geconserveerd worden.» Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 20 maart 2007 tot wijziging van het ministerieel besluit van 30 augustus 1999 betreffende de bestrijding van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al.

R. DEMOTTE

BIJLAGE III « BIJLAGE IV Het in artikel 5, paragraaf 1, punt a) i) bedoelde onderzoek omvat, voorzover van toepassing, de volgende elementen : i) de productieplaatsen waar : - aardappelen worden of zijn geteeld die klonaal verwant zijn aan de aardappelen waarvan is geconstateerd dat ze met het organisme besmet zijn, - tomaten worden of zijn geteeld uit dezelfde bron als die van de tomaten die met het organisme besmet blijken te zijn, - aardappelen of tomaten worden of zijn geteeld die onder officieel toezicht zijn geplaatst omdat vermoed wordt dat het organisme erop voorkomt, - aardappelen worden of zijn geteeld die klonaal verwant zijn aan de aardappelen die zijn geteeld op productieplaatsen waarvan is vastgesteld dat ze besmet zijn met het organisme, - aardappelen of tomaten worden of zijn geteeld en die dicht bij productieplaatsen liggen die besmet zijn of rechtstreeks of via loonwerkbedrijven in contact kunnen zijn geweest met dezelfde landbouwmachines of productievoorzieningen, - voor irrigatie of beregening oppervlaktewater wordt gebruikt waarvan vermoed wordt of bevestigd is dat het besmet is met het organisme, - voor irrigatie of beregening oppervlaktewater wordt gebruikt dat ook wordt gebruikt op productieplaatsen waarvan vermoed wordt dat ze met het organisme besmet zijn, - overstroming plaatsheeft of heeft plaatsgevonden met oppervlaktewater waarvan vermoed wordt of bevestigd is dat het met het organisme is besmet en ii) oppervlaktewater voor irrigatie, beregening of overstroming van velden of productieplaatsen waarvan bevestigd is dat ze met het organisme besmet zijn.» Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 20 maart 2007 tot wijziging van het ministerieel besluit van 30 augustus 1999 betreffende de bestrijding van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al.

R. DEMOTTE

BIJLAGE IV « BIJLAGE V 1. Voor het bepalen van de omvang van de waarschijnlijke besmetting als bedoeld in artikel 5, paragraaf 1, punt a) iii) en punt c) iii), moet rekening worden gehouden met de volgende elementen : - in de lijst opgenomen plantaardig materiaal dat is geteeld op een krachtens artikel 5, paragraaf 1, punt a) ii) besmet verklaarde productieplaats, - productieplaatsen die in contact kunnen zijn geweest met in de lijst opgenomen plantaardig materiaal dat krachtens artikel 5, paragraaf 1, punt a) ii) besmet is verklaard of die rechtstreeks of via loonwerkbedrijven in contact kunnen zijn geweest met dezelfde landbouwmachines of faciliteiten, - in de lijst opgenomen plantaardig materiaal dat op de in het vorige streepje bedoelde productieplaatsen is geteeld of daar aanwezig was in de periode waarin krachtens artikel 5, paragraaf 1, punt a) ii) besmet verklaard in de lijst opgenomen plantaardig materiaal aanwezig was op in het eerste streepje bedoelde productieplaatsen, - plaatsen waar in de voorgaande streepjes bedoelde productieplaatsen afkomstig in de lijst opgenomen plantaardig materiaal wordt behandeld, - machines, voertuigen, gebouwen, opslagplaatsen of delen daarvan en alle andere voorwerpen, verpakkingsmateriaal inbegrepen, die met krachtens artikel 5, paragraaf 1, punt a) ii) besmet verklaard in de lijst opgenomen plantaardig materiaal in contact kunnen zijn geweest, - in de lijst opgenomen plantaardig materiaal dat is opgeslagen in of in contact is geweest met in het vorige streepje genoemde voorwerpen of inrichtingen voordat deze waren gereinigd of ontsmet, - op grond van de in artikel 5, paragraaf 1, punt a) i) bedoelde onderzoeken en tests, voor aardappelen, alle knollen of planten met een klonale verwantschap via zuster- of uitgangsmateriaal met, en voor tomaat, alle planten uit dezelfde bron als in de lijst opgenomen plantaardig materiaal dat krachtens artikel 5, paragraaf 1, punt a) ii), besmet is verklaard en waarvoor besmetting via een klonaal verband waarschijnlijk lijkt, ook bij een negatieve testuitslag.Er kunnen rassenproeven worden uitgevoerd om het ras van de besmette knollen en planten na te gaan, - plaatsen waar in het vorige streepje bedoeld in de lijst opgenomen plantaardig materiaal wordt geteeld, - plaatsen waar in de lijst opgenomen plantaardig materiaal wordt geteeld en waar voor irrigatie of beregening water wordt gebruikt dat krachtens artikel 5, paragraaf 1, punt c) ii) besmet is verklaard, - in de lijst opgenomen plantaardig materiaal dat is geproduceerd op velden die overstroomd zijn met oppervlaktewater waarvan bevestigd is dat het besmet is. 2. Bij het bepalen van de mogelijke verspreiding als bedoeld in artikel 5, paragraaf 1, punt a) iv) en punt c) iii) wordt rekening gehouden met : i) in de gevallen bedoeld in artikel 5, paragraaf 1, punt a) iv), - de nabijheid van andere plaatsen waarop in de lijst opgenomen plantaardig materiaal wordt geteeld, - de gemeenschappelijke productie en het gemeenschappelijk gebruik van voorraden pootaardappelen, - het gebruik op de productieplaatsen van oppervlaktewater voor irrigatie of beregening van in de lijst opgenomen plantaardig materiaal, wanneer er gevaar is of is geweest van oppervlaktewaterafvoer vanaf, of overstroming van, krachtens artikel 5, paragraaf 1, punt a) ii) besmet verklaarde productieplaatsen; ii) in gevallen waarin het oppervlaktewater besmet is verklaard krachtens artikel 5, paragraaf 1, punt c) ii) : - plaatsen waar in de lijst opgenomen plantaardig materiaal wordt geteeld die in de nabijheid liggen van, of kunnen worden overstroomd met besmet verklaard oppervlaktewater, - aparte irrigatiereservoirs waarin besmet verklaard oppervlaktewater kan zijn terechtgekomen; - waterlichamen die in verbinding staan met besmet verklaard oppervlaktewater, met inachtneming van : ? stroomrichting en -snelheid van het besmet verklaarde water; ? de aanwezigheid in het wild van waardplanten van de nachtschadefamilie. 3. De in artikel 5, paragraaf 2, eerste alinea, bedoelde kennisgeving, vindt als volgt plaats : - onmiddellijk nadat de aanwezigheid van het organisme door laboratoriumtests met de in bijlage II beschreven methoden is bevestigd, worden ten minste medegedeeld : ? voor aardappelen, a) de rasnaam van de partij, b) het soort aardappelen (poot-, consumptie- enz.) en voor pootaardappelen de categorie, ? voor tomaat : de rasnaam van de partij en, indien van toepassing, de categorie, ? onverminderd de kennisgevingsplicht bij vermoede aanwezigheid uit hoofde van artikel 4, paragraaf 3, wordt (worden), indien de aanwezigheid is bevestigd en als er een risico is voor besmetting van in de lijst opgenomen plantaardig materiaal afkomstig van of bestemd voor een andere lidstaat of andere lidstaten, de betrokken lidstaat of lidstaten onmiddellijk in kennis gesteld van de informatie die nodig is om, waar nodig, een onderzoek te verrichten overeenkomstig artikel 5, paragraaf 1, punt a) i), en, eventueel, artikel 5, paragraaf 1, punt c) i), en alle adequate bijkomende actie te ondernemen in overeenstemming met artikel 5, paragraaf 1 en paragraaf 2 van het artikel, zoals : a) de rasnaam van de partij aardappelen of tomaat;b) naam en adres van de verzender en de ontvanger;c) de datum van aflevering van de partij aardappelen of tomaat;d) de omvang van de afgeleverde partij aardappelen of tomaat;e) een kopie van het plantenpaspoort of ten minste het nummer daarvan, indien van toepassing, of het registratienummer van de teler of handelaar, indien van toepassing, en een kopie van de afleveringsbon.4. De in artikel 5, paragraaf 2, tweede alinea bedoelde aanvullende kennisgeving omvat, nadat alle onderzoeken zijn afgerond, voor elk geval : a) de datum waarop de besmetting is bevestigd;b) een korte beschrijving van het onderzoek dat is verricht om de bron en de mogelijke verspreiding van de besmetting te achterhalen, met vermelding van de gerealiseerde bemonsteringsintensiteit;c) informatie over de geïdentificeerde of vermoede besmettingsbronnen;d) informatie over de reikwijdte van de besmetverklaring, waaronder het aantal besmette productieplaatsen en voor aardappelen het aantal partijen, onder vermelding van het ras en voor pootaardappelen de categorie;e) gegevens over de zoneafbakening, met het aantal productieplaatsen in de zone die niet besmet verklaard zijn;f) gegevens over het verklaarde water, waaronder naam, ligging en omvang van de besmetverklaring en het irrigatieverbod; g) voor elke besmet verklaarde zending of partij tomatenplanten, de bij artikel 13, paragraaf 1, punt ii) van het koninklijk besluit voorgeschreven certificaten en het paspoortnummer, overeenkomstig de in bijlage V, deel A, hoofdstuk I, punt 2.2. bij het koninklijk besluit opgenomen lijst; h) alle andere door de Commissie gewenste informatie over de geconstateerde besmetting.» Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 20 maart 2007 tot wijziging van het ministerieel besluit van 30 augustus 1999 betreffende de bestrijding van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al.

R. DEMOTTE

BIJLAGE V « BIJLAGE VI 1. De in artikel 6, paragraaf 1, bedoelde maatregelen voor de vernietiging van het plantaardige materiaal, dat krachtens artikel 5, paragraaf 1, punt a) ii) besmet verklaard is, die onder toezicht van de Dienst genomen worden, omvatten : - gebruik als diervoeder na een warmtebehandeling die het risico dat het organisme overleeft, uitsluit, of - storting op een officieel erkende stortplaats waar er geen aanwijsbaar risico is dat het organisme in het milieu terechtkomt door bv.lekkage naar landbouwgrond of contact met water dat voor irrigatie van landbouwgrond kan worden gebruikt, of - verbranding, of - rechtstreekse en onverwijlde levering, voor industriële verwerking, aan verwerkende bedrijven die over officieel erkende, adequate afvalverwijderingsinstallaties beschikken waarvoor is vastgesteld dat er geen aanwijsbaar risico op verspreiding van het organisme bestaat, en die over een systeem beschikken om ten minste de uitgaande voertuigen te reinigen en te ontsmetten, of - andere maatregelen, op voorwaarde dat is vastgesteld dat er geen aanwijsbaar risico bestaat dat het organisme zich kan verspreiden; van deze maatregelen moet onder opgave van de redenen ervoor aan de Commissie en de andere lidstaten kennis worden gegeven.

Afvalstoffen die overblijven na of voortkomen uit de bovengenoemde behandelingen, worden door middel van officieel erkende methoden verwijderd overeenkomstig bijlage VII. 2. Het geëigende gebruik of de geëigende opruiming van in artikel 6, paragraaf 2 bedoeld in de lijst opgenomen plantaardig materiaal onder toezicht van de Dienst waarbij moet worden gezorgd voor een adequate communicatie tussen de Dienst en, waar nodig, de bevoegde officiële instanties van de betrokken lidstaten om te garanderen dat dergelijk toezicht te allen tijde plaatsvindt alsmede op voorwaarde van de toestemming door de Dienst of, waar nodig, door de bevoegde officiële instantie van de lidstaat waar de aardappelen verpakt of verwerkt moeten worden, wat betreft de afvalverwijderingsinstallaties als bedoeld in het eerste en het tweede streepje van de bijlage VII bij Richtlijn 98/57/EG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 juli 1998 betreffende de bestrijding van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al., omvat : i) voor aardappelknollen : - gebruik als consumptieaardappelen, verpakt voor rechtstreekse aflevering en gebruik zonder verdere ompakking, op een locatie met adequate afvalverwijderingsinstallaties.Werken met pootaardappelen op deze locatie is uitsluitend toegestaan als dat gescheiden of na reiniging en ontsmetting gebeurt, of - gebruik als aardappelen bestemd voor industriële verwerking, en bestemd voor rechtstreekse en onverwijlde aflevering aan een verwerkend bedrijf met adequate afvalverwijderingsinstallaties en een systeem voor reiniging en ontsmetting van ten minste de uitgaande voertuigen, of - enige andere vorm van gebruik of verwijdering, mits vaststaat dat er geen aanwijsbaar risico bestaat dat het organisme zich verspreidt, onder voorbehoud van goedkeuring door de Dienst of, waar nodig, door de bevoegde officiële instanties van de betrokken lidstaat of lidstaten; ii) voor andere plantendelen, met inbegrip van stengel en bladafval : - vernietiging, of - enige andere vorm van gebruik of verwijdering, mits vaststaat dat er geen aanwijsbaar risico bestaat dat het organisme zich verspreidt en onder voorbehoud van goedkeuring door de Dienst. 3. De adequate desinfectiemethoden voor de in artikel 6, paragraaf 3 bedoelde voorwerpen, zijn reiniging en, zo nodig, ontsmetting, uitgevoerd op zulke wijze dat er geen aanwijsbaar risico bestaat dat het organisme zich verspreidt;ze worden toegepast onder toezicht van de Dienst. 4. Onder de in artikel 6, paragraaf 4, bedoelde maatregelen die de Dienst in de krachtens artikel 5, paragraaf 1, punt a) iv) en punt c) iii) afgebakende zones moet uitvoeren, zijn begrepen : 4.1. op krachtens artikel 5, paragraaf 1, punt a) ii) besmet verklaarde productieplaatsen : a) in een krachtens artikel 5, paragraaf 1, punt a) ii) besmet verklaard veld of besmet verklaarde eenheid voor beschermde teelt : i) gedurende ten minste vier teeltjaren na de verklaarde besmetting : - maatregelen om opslag van aardappel- en tomatenplanten alsook andere waardplanten van het organisme, zoals onkruid van de nachtschadefamilie, te elimineren en - een verbod op het poten, planten of zaaien van : ? aardappelknollen, -planten of -zaad, ? tomatenplanten en -zaad, ? naar gelang van de biologische eigenschappen van het organisme : - andere waardplanten, - Brassica spp.waarvoor een aangetoond risico bestaat dat het organisme erin kan overleven, - gewas waarvoor een aangetoond risico bestaat dat het organisme zich van daaruit kan verspreiden, - in de eerste teeltperiode voor aardappelen of tomaten die volgt op de in het eerste lid onder i) bedoelde periode en op voorwaarde dat het veld bij officiële inspecties in ten minste de twee aan de opplant voorafgaande teeltjaren vrij is bevonden van opslag van aardappel- en tomatenplanten en van andere waardplanten, met inbegrip van onkruid van de nachtschadefamilie : ? voor aardappelen : uitsluitend de teelt van consumptieaardappelen wordt toegestaan, ? voor aardappelen en tomaat : de geoogste knollen of tomatenplanten worden getest volgens de procedure in bijlage II, - in de teeltperiode voor aardappelen of tomaten die volgt op de in het vorige streepje bedoelde teeltperiode en volgens een passende cyclus van vruchtwisseling, die ten minste twee jaar dient te zijn als het gaat om de teelt van pootaardappelen, wordt er een officieel onderzoek als bedoeld in artikel 2, paragraaf 1 uitgevoerd, of ii) gedurende de vijf teeltjaren die volgen op het jaar van besmetverklaring : - maatregelen om opslag van aardappel- en tomatenplanten alsook andere in het wild voorkomende waardplanten van het organisme, met inbegrip van onkruid van de nachtschadefamilie, te elimineren, en - bestemming van het veld gedurende de eerste drie jaar als braakland of, al naargelang van het vastgestelde risico, voor de graanteelt, of als blijvend grasland dat frequent kort wordt gemaaid of intensief wordt begraasd, of voor de productie van graszaad, met daarna twee jaar voor de teelt van niet-waardgewassen waarvoor geen risico is aangetoond dat het organisme erin overleeft of zich van daaruit verspreidt, - in de eerste teeltperiode voor aardappelen of tomaten die volgt op de in het vorige streepje bedoelde periode en mits het veld in ten minste de twee aan de opplant voorafgaande teeltjaren vrij is bevonden van opslag van aardappel- en tomatenplanten en van andere waardplanten, met inbegrip van onkruid van de nachtschadefamilie : ? voor aardappelen : de teelt van poot- en consumptieaardappelen wordt toegestaan, ? de geoogste aardappelknollen of de tomatenplanten worden getest volgens de procedure in bijlage II; b) op alle andere velden van de besmette productieplaats, mits ten overstaan van de Dienst is aangetoond dat de risico's van opslag van aardappel- en tomatenplanten en van in het wild voorkomende waardplanten van het organisme, met inbegrip van onkruid van de nachtschadefamilie, geëlimineerd zijn : - in het teeltjaar dat volgt op de besmetverklaring, ? verbod op het planten of zaaien van aardappelknollen, aardappelplanten, aardappelzaad of andere waardplanten van het organisme, of ? voor aardappelknollen mag alleen gecertificeerd pootgoed worden gepoot en dan nog uitsluitend voor de teelt van consumptieaardappelen, ? voor tomaat wordt uitsluitend de opplant van tomatenplanten afkomstig van zaad dat aan de voorschriften van het koninklijk besluit voldoet, voor de teelt van tomatenvruchten toegestaan, - in het tweede teeltjaar en tenminste tijdens het derde teeltjaar, dat volgt op de besmetverklaring : ? voor aardappelen wordt uitsluitend de opplant toegestaan van gecertificeerde pootaardappelen voor de teelt van poot- of consumptieaardappelen, ? voor tomaat wordt uitsluitend de opplant toegestaan van tomatenplanten afkomstig van zaad dat aan de voorschriften van het koninklijk besluit voldoet, - in elk van de in de vorige streepjes bedoelde teeltjaren worden maatregelen genomen om opslag van aardappelplanten en van in het wild voorkomende waardplanten van het organisme, indien aanwezig, te elimineren, wordt op passende tijdstippen een officiële inspectie van het gewas uitgevoerd en worden op elk aardappelveld officiële tests op de geoogste aardappelen uitgevoerd volgens de procedure in bijlage II;c) onmiddellijk na de besmetverklaring krachtens artikel 5, paragraaf 1, punt a) ii) en na het eerste daaropvolgende teeltjaar : - alle machines en opslagfaciliteiten op de productieplaats die voor de aardappel- of tomatenteelt zijn gebruikt, worden gereinigd en zo nodig ontsmet volgens de in punt 3 van deze bijlage bedoelde adequate methoden, - irrigatie- en beregeningsprogramma's worden officieel geïnspecteerd en zo nodig verboden, om de verspreiding van het organisme te voorkomen;d) in een krachtens artikel 5, paragraaf 1, punt a) ii) besmet verklaarde eenheid voor beschermde teelt waarin het teeltmedium volledig kan worden vervangen : - het planten of zaaien van aardappelknollen, -planten of botanisch aardappelzaad of andere waardplanten van het organisme, met inbegrip van tomatenplanten en -zaad, wordt verboden tenzij in de productie-eenheid onder officieel toezicht maatregelen zijn genomen om het organisme uit te roeien en alle waardmateriaal te verwijderen, waarbij ten minste het teeltmedium volledig is vervangen en de productie-eenheid en alle gereedschappen en machines zijn gereinigd en zo nodig ontsmet, en de Dienst hierna toestemming heeft gegeven om er aardappelen of tomaten te telen, en - bij de aardappelteelt worden gecertificeerde pootaardappelen of miniknollen of microplanten van geteste bronnen gebruikt, - bij de tomatenteelt wordt uitsluitend zaad gebruikt dat aan de voorschriften van het koninklijk besluit voldoet of, in geval van vegetatieve vermeerdering, planten die onder officieel toezicht uit dergelijk zaad zijn geteeld, - irrigatie- en beregeningsprogramma's worden officieel geïnspecteerd en zo nodig verboden, om verspreiding van het organisme te voorkomen. 4.2. In de afgebakende zone moet de Dienst, onverminderd de in punt 4.1 van deze bijlage genoemde maatregelen : a) ervoor zorgen dat machines en opslaginrichtingen op de productieplaats die bij de aardappel- of tomatenteelt zijn gebruikt, onmiddellijk na de besmetverklaring worden gereinigd en zo nodig ontsmet volgens de in punt 3 van deze bijlage aangegeven adequate methoden;b) onmiddellijk en gedurende ten minste drie teeltjaren na de verklaarde besmetting : ba) wanneer de afgebakende zone krachtens artikel 5, paragraaf 1, punt a) iv) is vastgesteld : - toezicht houden op de bedrijfsterreinen of -gebouwen waar aardappelknollen of tomaten worden geteeld, opgeslagen of gehanteerd, en op bedrijven waar contractueel machines voor de aardappel- of tomatenteelt worden gebruikt, - bepalen dat in die zone uitsluitend gecertificeerd geteeld pootgoed voor de aardappelteelt mag worden gebruikt en dat pootgoed dat geteeld is op productieplaatsen die krachtens artikel 5, paragraaf 1, punt a), iii) « waarschijnlijk besmet » zijn verklaard, na de oogst onderzocht wordt, - bepalen dat op alle bedrijfsinrichtingen in de zone de voorraden geoogste pootaardappelen gescheiden worden gehouden van die van consumptieaardappelen, of tussen het werken met pootaardappelen en met consumptieaardappelen een systeem van reiniging en zo nodig ontsmetting wordt toegepast, - bepalen dat bij de tomatenteelt in die zone uitsluitend tomaten worden geplant die afkomstig zijn van zaad dat aan de voorschriften van het koninklijk besluit voldoet, - een officieel onderzoek verrichten als omschreven in artikel 2, paragraaf 1; bb) als oppervlaktewater krachtens artikel 5, paragraaf 1, punt c) ii) besmet is verklaard of overeenkomstig bijlage V, punt 2, is opgenomen in de lijst van elementen waarmee rekening moet worden gehouden om de mogelijke verspreiding van het organisme te bepalen : - op geschikte tijdstippen een jaarlijks onderzoek uitvoeren, waarbij monsters van het oppervlaktewater en van eventuele waardplanten van de nachtschadefamilie in de waterbronnen worden genomen en getest volgens de methoden in bijlage II voor het in de lijst opgenomen plantaardige materiaal en voor andere gevallen, - officiële inspecties uitvoeren op irrigatie- en beregeningsprogramma's met een verbod op het gebruik van besmet verklaard water voor irrigatie of beregening van in de lijst opgenomen plantaardig materiaal en, waar relevant, andere waardplanten om te voorkomen dat het organisme zich verspreidt. Op basis van het genoemde jaarlijkse onderzoek kan dit verbod worden herzien en de besmetverklaring worden ingetrokken als het oppervlaktewater volgens de verantwoordelijke officiële instanties niet langer besmet is.

Gebruik van water waarop een verbod rust, kan worden toegestaan, onder officieel toezicht, voor irrigatie en beregening van waardplanten, mits officieel goedgekeurde technieken worden gebruikt die het organisme elimineren en zijn verspreiding voorkomen, - wanneer vloeibaar afval besmet is, officiële inspecties uitvoeren op de afvoer van vast of vloeibaar afval van industriële verwerkings- of verpakkingsinrichtingen waar in de lijst opgenomen plantaardig materiaal wordt behandeld; c) indien relevant, een programma opstellen om alle pootaardappelvoorraden binnen een passende termijn te vervangen.» Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 20 maart 2007 tot wijziging van het ministerieel besluit van 30 augustus 1999 betreffende de bestrijding van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al.

R. DEMOTTE

BIJLAGE VI « BIJLAGE VII Voorwaarden voor afvalverwijdering als bedoeld in bijlage VI, lid I. Deze eisen zijn weergegeven in bijlage VII bij Richtlijn 98/57/EG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 juli 1998 betreffende de bestrijding van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. » Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 20 maart 2007 tot wijziging van het ministerieel besluit van 30 augustus 1999 betreffende de bestrijding van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al.

R. DEMOTTE

^