Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 20 juni 2008
gepubliceerd op 28 augustus 2008

Ministerieel besluit tot aanneming van het bestek voor het rollend materieel

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2008014241
pub.
28/08/2008
prom.
20/06/2008
ELI
eli/besluit/2008/06/20/2008014241/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

20 JUNI 2008. - Ministerieel besluit tot aanneming van het bestek voor het rollend materieel


De Eerste Minister en de Staatssecretaris voor Mobiliteit, Gelet op de wet van 19 december 2006 betreffende de exploitatieveiligheid van de spoorwegen, inzonderheid op artikel 6, § 2;

Gelet op het koninklijk besluit van 16 januari 2007 houdende veiligheidsvereisten en -procedures van toepassing op de spoorweginfrastructuurbeheerder en de spoorwegondernemingen, inzonderheid op artikel 15, eerste lid;

Gelet op het gemotiveerd, uitvoerig en gunstig advies van de spoorweginfrastructuurbeheerder;

Gelet op de omstandigheid dat de Gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;

Gelet op het advies 43.926/4 van de Raad van State, gegeven op 8 januari 2008 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende dat ingevolge een algemene opmerking van de Afdeling Wetgeving van de Raad van State, de projectauteur bevestigt dat het koninklijk besluit van 16 januari 2007 houdende veiligheidsvereisten en-procedures van toepassing op de spoorweginfrastructuur-beheerder en spoorwegondenemingen, aan de Minister bevoegdheid geeft voor het aannemen van dit project;

Dat het dus niet verantwoord is de niet-naleving door de projectauteur van het beginsel van de normenhiërarchie in vraag te stellen;

Overwegende dat de projectauteur bevestigt dat het verantwoord is de bijlage bij dit project dat het bestek van het rollend materieel inhoudt, aan te nemen, zelfs indien deze bijlage het bestek slechts gedeeltelijk actualiseert;

Wat dat betreft, is er hoogdringendheid voor de implementatie van de GSM-R en ETCS opgelegd door de recentelijk gepubliceerde beslisssingen van de Europese Commissie;

Dat de toepassing van het uitvoeringsplan op het Belgisch spoorwegnet noodzakelijk is;

Dat het bestek in bijlage de kalender voor dit uitvoeringsplan bevat;

Dat de technische specificaties voor interoperabiliteit in de komende maanden en jaren zullen worden gepubliceerd en dat de akkoorden betreffende wederzijdse erkenning zich in een eindfase bevinden wat rechtvaardigt dat de herziening van de andere delen van het bestek in bijlage momenteel niet nuttig is;

Dat niets in de weg staat voor de aanneming van een gedeeltelijk bestek, zelfs indien voorvermeld koninklijk besluit rekening houdt met gans het bestek;

Overwegende dat om redenen van leesbaarheid, de projectauteur onderstreept dat het deel « Hulp- en bewakingsinrichtingen voor de besturing » integraal deel uitmaakt van de bijlage bij het project;

Overwegende dat ingevolge een bijzondere opmerking van de Afdeling Wetgeving van de Raad van State, de projectauteur het artikel 3 van dit project wijzigt door het weglaten van de woorden « door uittreksel », Besluiten :

Artikel 1.Aangenomen worden de als Bijlage bij dit besluit gaande nationale veiligheidsvoorschriften, met inbegrip van hun eigen bijlage.

Art. 2.De bepalingen vervat in de punten 5.3.3.2.1 en 5.3.3.2.2 van bundel 2.1.1 van het Algemeen Reglement voor het Gebruik van de Spoorweginfrastructuur, betreffende het materieel van de gebruikers van de Belgische spoorweginfrastructuur, worden opgeheven.

Art. 3.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Brussel, 20 juni 2008.

Y. LETERME E. SCHOUPPE

Bijlage bij het ministerieel besluit van 20 juni 2008 tot aanneming van het bestek voor het rollend materieel BESTEK VAN HET ROLLEND MATERIEEL BESTEMD VOOR HET GEBRUIK VAN DE RIJPADEN INHOUDSTAFFEL 1Dynamica van het voertuig/beveiliging tegen ontsporen 2 Voertuigkast 3 Trek- en stootorganen 4 Draaistellen 5 Wielstellen/lagering 6 Remming 7 Systemen die opvolging vergen 8 Stroomafnemers 9 Frontruiten/zijruiten 10 Toegangsdeuren 11 Overgangsinrichtingen 12 Energievoorziening en elektromagnetische compatibiliteit 13 Software 14 Brandbeveiliging 15 Bescherming van het milieu 16 Drinkwatersytemen en afvalwaterbeheer 17 Veiligheid op het werk 18 Doorgangsprofiel 19 Beveiligingssystemen 19.5 Communicatie-uitrustingen radio grond-trein (RGT) en GSM-R 19.6 Seinherhalingssystemen en cabinesignalisatie van het materieel in functie van de bereden lijnen alsook de bijbehorende registratiesystemen 20 Ketelwagens 21 Containerwagens 22 Verzekering van lading 23 Markering Van toepassing blijvende bepalingen van het Algemeen Reglement voor het Gebruik van de Spoorweginfrastructuur, betreffende het bestek voor het materieel van de infrastructuurgebruiker (ARGSI 2.1.1) Algemene bemerking : Indien een niet afgeschafte beschikking van het ARGSI 2.1.1, opgenomen in onderstaande lijst in tegenspraak is met een TSI, heeft de TSI de bovenhand ten opzicht van het ARGSI 2.1.1.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld _______ Nota's (1) De functionele beschrijving van de systemen TBL1, TBL1+ en TBL2 kan bekomen worden bij de IB evenals de functionele beschrijving van het systeem TVM 430 voor de lijn L1. (2) N.B. : De hierboven vermelde NID_STM nummers zijn overgenomen uit de lijst die officieel door de ERA wordt gepubliceerd.maBALjmsguheyu

Hulp- en bewakingsinrichtingen voor de besturing « MEMOR » Functionele generieke bepaling (SPFMT_FODMV_SPEC_MEMOR_001_N) INHOUDSOPGAVE 1 Doel 2 Aangewende middelen 3 Veiligheidsdoelstelling 4 4 Functionele definitie van de herhaling van de seinbeelden van de laterale seingeving en van de hulp- en bewakingsfuncties voor de besturing van het « MEMOR »-systeem 4.1 Inleiding 4.2 Herhaling van de seinen spoor vrij' 4.2.1 Algemene bepalingen 4.2.2 Normale werking 4.3 Herhaling en opslag van het beperkende seinbeeld dat door de laterale seingeving wordt getoond 4.3.1 Algemene bepalingen 4.3.2 Dit heeft tot gevolg dat : 4.3.3 Controle van de « waakzaamheid » van de bestuurder bij het overschrijden van seinen die een beperkend seinbeeld tonen 4.3.4 Verzoek om de noodremming uit te voeren 4.3.5 Buitendienststelling en/of uitschakeling van de « MEMOR » uitrusting 5 Beschrijving van de ingangen en de uitgangen 5.1 INGANGEN 5.1.1 Ingangen »handelingen van de bestuurder » 5.1.2 Ingangen "BORSTEL/KROKODIL" 5.2 UITGANGEN 5.2.1 Uitgangen "stuurtafel » HET « MEMOR »-SYSTEEM 1 Doel Door de plaatsing in de trein van een hulp- en bewakingsinrichting voor de besturing,de gevaren verminderen,als gevolg van een eventuele vermindering van de waakzaamheid van de bestuurder van een spoorvoertuig m.b.t. het naleven van de consignes die hij van de laterale seininrichting krijgt. 2 Aangewende middelen Als een stuurpost « in dienst » is, m.a.w. als de « sleutelkast » ontgrendeld is, moet het « MEMOR »-systeem : a. controleren of de bestuurder met een drukknop bevestigt dat hij bepaalde beperkende seinbeelden heeft gezien die door de laterale seingeving worden getoond;b. in de stuurpost bepaalde seinbeelden herhalen die door de laterale seingeving worden getoond. 3 Veiligheidsdoelstelling Als er door de infrastructuurbeheerders geen beperkender voorschrift wordt opgelegd, wordt een percentage storingen in strijd met de veiligheid van minder dan 10 E- 4 per uur als aanvaardbaar beschouwd.

Voor het « MEMOR »-systeem is een storing in strijd met de veiligheid als er geen noodremming gevraagd wordt, hoewel de omstandigheden het vereisen. 4 Functionele definitie van de herhaling van de seinbeelden van de laterale seingeving en van de hulp- en bewakingsfuncties voor de besturing van het « MEMOR »-systeem 4.1 Inleiding De informatie die vereist is voor het herhalen, in de stuurpost, van de seinbeelden van de laterale seingeving en voor de hulp- en bewakingsfuncties voor de besturing (opslaan van het beperkende seinbeeld van de laterale seingeving en controle van de bevestiging door de bestuurder) die erop betrekking hebben, wordt verkregen door de binaire informatie te gebruiken afkomstig van de polariteitsdetectie van de elektrische spanning die door de « krokodillen » van het systeem « BORSTEL - KROKODIL » wordt geleverd. 4.2 Herhaling van de seinen spoor vrij' 4.2.1 Algemene bepalingen Heeft de betekenis « seinen spoor vrij' », de informatie die wordt gegeven door detectie van een negatieve polariteit van de elektrische spanning die door een « krokodil » wordt geleverd. 4.2.2 Normale werking 4.2.2.1 Door een sein spoor vrij' te overschrijden : a. weerklinkt het geluid van de « gong spoor vrij' » in de stuurpost;b. dooft de geheugenlamp LGLJM (op de stuurtafel) als ze vast brandde;c. wordt de informatie « sein spoor vrij'« naar het registreertoestel voor voorvallen gezonden. 4.2.2.2Opmerking Bij het achtereenvolgens overschrijden van verscheidene seinen 'spoor vrij' moet : a. het geluid van de « gong spoor vrij' » bij elk sein weerklinken;b. de informatie « sein spoor vrij' » naar het registreertoestel voor voorvallen worden gezonden. 4.3 Herhaling en opslag van het beperkende seinbeeld dat door de laterale seingeving wordt getoond 4.3.1 Algemene bepalingen Heeft de betekenis « sein dat een beperkend seinbeeld toont », de informatie die wordt gegeven door detectie van een positieve polariteit van de elektrische spanning die door een « krokodil » wordt geleverd. 4.3.2 Dit heeft tot gevolg dat : 4.3.2.1Algemene bepalingen De overschrijding van een « sein dat een beperkend seinbeeld toont » heeft als gevolg : a. een meldlampje LGLJM op de stuurtafel verscheidene keren na elkaar oplicht en dooft (volgens de bediening door de treinbestuurders, zie hierna);b. de informatie « sein dat een beperkend seinbeeld toont » naar het registreertoestel voor voorvallen wordt gezonden;c. er een verzoek tot noodremming is als de informatie « sein dat een beperkend seinbeeld toont » niet behoorlijk door de bestuurder wordt bevestigd. 4.3.2.2 Opmerkingen 4.3.2.2.1 Bij het opstarten van het « MEMOR »-systeem, als de stuurpost in dienst wordt gesteld, gaat de gele LGLJM-lamp (vast) branden. 4.3.2.2.2 Als die lamp vast brandt, kan ze worden gedoofd met de drukknop BPGLJM (die met de lamp een geheel vormt of zich eronder bevindt). 4.3.2.2.3 Als hij dat wenst, kan de bestuurder op ieder moment de gele lamp LGLJM (vast) laten branden door de kwiteerdrukknop BPVG te activeren (in te drukken). 4.3.3 Controle van de « waakzaamheid » van de bestuurder bij het overschrijden van seinen die een beperkend seinbeeld tonen 4.3.3.1 Algemene bepalingen Bij het naderen van een sein dat een beperkend seinbeeld toont, bewijst de bestuurder zijn « waakzaamheid » door de drukknop BPVG in te drukken. 4.3.3.2 Geanticipeerde bediening 4.3.3.2.1 Bij het naderen van een sein dat een beperkend seinbeeld toont, laat de bestuurder zijn waakzaamheid blijken door de kwiteerdrukknop BPVG in te drukken voordat hij het sein voorbijrijdt.

Daardoor gaat de gele lamp LGLJM vast branden. 4.3.3.2.2 Als de informatie « beperkend seinbeeld » wordt opgevangen : a. dooft de gele lamp LGLJM;b. wordt die informatie naar het registreertoestel voor voorvallen gezonden. 4.3.3.2.3 De bestuurder moet dan de drukknop binnen 4(+ 0,2; - 0,8) seconden loslaten. 4.3.3.2.4 Als men de knop BPVG loslaat : a. gaat de gele lamp opnieuw (vast) branden;b. de informatie « bevestiging door de bestuurder » wordt naar het registreertoestel voor voorvallen gezonden. 4.3.3.3 Uitgestelde bediening 4.3.3.3.1 De bestuurder drukt de drukknop BPVG niet in bij nadering van het sein dat een beperkend seinbeeld toont. 4.3.3.3.2 Als de informatie « beperkend seinbeeld » wordt opgevangen : a. gaat de LGLJM-lamp knipperen;b. wordt die informatie naar het registreertoestel voor voorvallen gezonden. 4.3.3.3.3 De bestuurder moet dan binnen 4(+0,2; -0,8) seconden de drukknop BPVG indrukken : 4.3.3.3.4 Door het indrukken van de drukknop BPVG : a. gaat de LGLJM-lamp gaat vast branden b.wordt de informatie « bevestiging door de bestuurder » naar het registreertoestel voor voorvallen gezonden. 4.3.3.4 Foute bediening of geen bediening 4.3.3.4.1 Als de bestuurder een sein tegenkomt dat een beperkend seinbeeld toont en als hij de drukknop BPVG niet of pas na 4 (+0,2; -0,8) seconden indrukt blijft : a. de gele LGLJM-lamp knipperen b.wordt na 4 seconden een verzoek tot noodremming gelanceerd. 4.3.3.4.2 Bij een foute bediening of als er geen bediening is, wordt enkel de informatie « beperkend seinbeeld » (zodra ze wordt opgevangen) naar het registreertoestel voor voorvallen gezonden. 4.3.3.4.3 Het verzoek tot noodremming wordt dan via de drukknop BPVG geannuleerd met een volledige cyclus indrukken/lossen van die knop, op voorwaarde dat die cyclus na 20 seconden wordt uitgevoerd (te rekenen vanaf het ogenblik waarop het verzoek tot noodremming verschijnt). 4.3.3.4.4 Die volledige cyclus indrukken/lossen van die knop : a. zorgt ervoor dat de LGLJM-lamp stopt met knipperen en vast gaat branden;b. geeft de toestemming om de remmen te lossen (door de omgekeerde elektropneumatische klep opnieuw te voeden);c. geeft de toestemming om de LGLJM-lamp te doven (brandt vast) door de drukknop BP GLJM in te drukken (die met de lamp een geheel vormt of zich eronder bevindt). 4.3.3.4.5 Na annulatie van het verzoek tot noodremming blijft de LGLJM-lamp vast branden (het doven ervan kan dan worden bevolen door de drukknop BP LRLM in te drukken). 4.3.4 Verzoek om de noodremming uit te voeren Het verzoek om de noodremming uit te voeren, geschiedt door de elektrische voeding van de (omgekeerde) elektropneumatische klep van de pneumatische sturing van de rem te verbreken. 4.3.5 Buitendienststelling en/of uitschakeling van de « MEMOR » uitrusting 4.3.5.1 Uitschakeling ten gevolge van storing/beschadiging 4.3.5.1.1 Als het « MEMOR »-systeem beschadigd is (defecte elektronische uitrusting en/of elektropneumatische klep van de remsturing die een ontijdige remming veroorzaken), kunnen de « MEMOR »-functies met elektrische en/of pneumatische afzonderingsuitrustingen geblokkeerd worden. Die afzondering wordt tot stand gebracht met een verloodbare schakelaar (in de stand « Normaal ») wat het elektrische gedeelte betreft, en met een afzonderingskraan wat het pneumatische gedeelte betreft. 4.3.5.1.2 Om te melden dat eventueel enkel het pneumatische gedeelte is afgezonderd (m.a.w. als het elektrische gedeelte niet is afgezonderd), moet men er in een dergelijke situatie voor zorgen dat de « buzzer » van de automatische waakinrichting in de stuurpost permanent gevoed wordt. 4.3.5.2 Buitendienststelling bij dubbele tractie 4.3.5.2.1 In de stuurpost in dienst van een locomotief die bij dubbele tractie de tweede plaats inneemt, moet het seinherhalingssysteem « MEMOR » buiten dienst worden gesteld. Dat systeem wordt buiten dienst gesteld als de rembedieningskraan in de stand "NEUTRAAL" staat (die stand wordt aan het « MEMOR »-systeem gemeld als een contact van de schakelaar "DIENST/NEUTRAAL" sluit. Schakelaar die wordt gestuurd door een nok van de remkraan). 4.3.5.2.2 Het systeem wordt opnieuw in dienst gesteld als het contact van de schakelaar "DIENST/NEUTRAAL" opnieuw open is, d.w.z. als de remsturing in de stand "DIENST" staat. 5 Beschrijving van de ingangen en de uitgangen 5.1 INGANGEN 5.1.1 Ingangen »handelingen van de bestuurder » 5.1.1.1 Ingang « Tijdelijke buitendienststelling bij « dubbele tractie »« (MHSDT) Het verzoek tot tijdelijke buitendienststelling wegens « dubbele tractie » geschiedt zoals hiervoor vermeld. 5.1.1.2 Ingang « Drukknop "TEST MEMOR"« (BP DTJ) Via die ingang kan de bestuurder de testcyclus sturen met de drukknop BP DTJ in een stabiele stand.

Opmerking Die ingang « TEST » mag slechts actief zijn als er geen enkele rijrichting gekozen is. Bovendien moet de testprocedure worden onderbroken zodra er een rijrichting verschijnt. In dat geval moet het « MEMOR »-systeem in staat zijn om onmiddellijk al zijn functies uit te voeren. 5.1.1.3 Ingang « Kwiteerdrukknop » (BPVG) Met die ingang kan de bestuurder zijn waakzaamheid bewijzen op het ogenblik dat hij de seinen voorbijrijdt die een beperkend seinbeeld tonen en de door het « MEMOR »-systeem bevolen noodremming opnieuw activeren. 5.1.1.4 Ingang « Drukknop om de gele lamp te doven » (BPGLJM) Met die ingang kan de bestuurder de gele LGLJM-lamp doven als ze vast brandt. In zijn standaarduitvoering wordt de drukknop BPGLJM, geactiveerd door op het kapje van de LGLJM te drukken. 5.1.2 Ingangen "BORSTEL/KROKODIL" Met een klem van de « MEMOR »-uitrusting kan de verbinding met de "opneemborstel" voor polariteitsdetectie van de "krokodillen" tot stand worden gebracht.

Via een tweede klem kan de verbinding met de massa (het onderstel) van het voertuig worden gemaakt.

Opmerking Op de locomotieven kan met een contact van de sturing van de rijrichtingkeuze de borstel worden gekozen die op de gekozen rijrichting betrekking heeft. 5.2 UITGANGEN 5.2.1 Uitgangen "stuurtafel" 5.2.1.1"Gele" geheugenlamp van het beperkende seinbeeld van de seinen (LGLJM).

Die lamp knippert of brandt vast al naar het verloop van de voorvallen (de verschillende mogelijkheden zijn hiervoor beschreven). 5.2.1.2Uitgang akoestische informatie « DING » (gong spoor vrij') Het betreft een uitgang die de « DING »-toon kan genereren in de stuurpost waarvan de grondfrequentie begrepen is tussen 600 en 1300 Hz en waarvan de tijdsconstante van de afname van de amplitude begrepen is tussen 0,2 sec en 1,3 sec. 5.2.1.3Verbindingen met het registreertoestel Via die verbindingen kan het registreertoestel voor voorvallen correct worden gestuurd.

De volgende informatie wordt geregistreerd : - « sein spoor vrij' »; - « sein dat een beperkend seinbeeld toont »; - « bevestiging door de bestuurder ». 5.2.1.4 Uitgang « automatische rem » Die uitgang beveelt de uitschakeling van de noodremming door de voeding van de omgekeerde elektro-pneumatische 2klep te verbreken.

Opmerkingen Om veiligheidsredenen en bij het ontbreken van voedingsspanning van de « MEMOR »-uitrusting, moeten de contacten van alle uitgangsrelais open zijn (met name de « werkcontacten »).

Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 20 juni 2008 tot aanneming van het bestek voor het rollend materieel.

De Eerste Minister, Y. LETERME De Staatssecretaris voor Mobiliteit, E. SCHOUPPE

^