gepubliceerd op 08 juni 2007
Ministerieel besluit tot vaststelling van de criteria voor erkenning waarbij de beoefenaars van de verpleegkunde gemachtigd worden zich te beroepen op de bijzondere beroepsbekwaamheid van verpleegkundige met een bijzondere deskundigheid in de geriatrie
19 APRIL 2007. - Ministerieel besluit tot vaststelling van de criteria voor erkenning waarbij de beoefenaars van de verpleegkunde gemachtigd worden zich te beroepen op de bijzondere beroepsbekwaamheid van verpleegkundige met een bijzondere deskundigheid in de geriatrie
De Minister van Volksgezondheid, Gelet op het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, inzonderheid op artikel 35sexies, ingevoegd bij de wet van 19 december 1990;
Gelet op het koninklijk besluit van 27 september 2006 houdende de lijst van bijzondere beroepstitels en bijzondere beroepsbekwaamheden voor de beoefenaars van de verpleegkunde, inzonderheid op artikel 2, 2;
Gelet op het advies van de Nationale Raad voor Verpleegkunde, gegeven op 20 juni 2006;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 24 augustus 2006;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 30 maart 2007;
Gelet op het advies 41.676/3 van de Raad van State, gegeven op 6 december 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder de Erkenningscommissie : de erkenningscommissie van de Nationale Raad voor Verpleegkunde, zoals omschreven in artikel 21septiesdecies, § 1, tweede lid, van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, ingevoegd bij de wet van 10 augustus 2001. HOOFDSTUK II. - Criteria voor het verkrijgen van de erkenning als verpleegkundige met een bijzondere deskundigheid in de geriatrie
Art. 2.Wie erkend wenst te worden om zich op de bijzondere beroepsbekwaamheid van verpleegkundige met een bijzondere deskundigheid in geriatrie te kunnen beroepen : - is houder van het diploma, de graad of de titel van gebrevetteerde of gegradueerde verpleegkundige, of van Bachelor in de verpleegkunde, en - heeft met vrucht een bijkomende opleiding in de geriatrie gevolgd die beantwoordt aan de vereisten vermeld in artikel 3.
Art. 3.De in artikel 2 bedoelde bijkomende opleiding omvat een theoretisch gedeelte van minstens 150 effectieve uren, in de drie onderstaande domeinen : 1° Verpleegkundige wetenschappen : ? Verpleegkundige zorg op maat van de oudere : principes en oefeningen : - somatische, psychische, functionele en sociale aspecten van geriatrische verpleegkundige zorg; - preventie en readaptatie, revalidatie; - tiltechniek en ergonomie. ? Deontologie en ethiek. ? Methodologie van het toegepast onderzoek inzake geriatrie. ? Stervensbegeleiding en palliatieve zorg. ? Organisatie en beheer van gespecialiseerde diensten. ? Apparatuur en materiaal gebruikt in de geriatrie (manipulatie van protheses, ortheses en vervangmateriaal). ? Gezondheidsopvoeding en -voorlichting. 2° Biomedische wetenschappen : ? Anatomo-fysiologie van het ouder worden. ? Geriatrische psychopathologie. ? Pathologie en geriatrische therapie. ? Farmacologie. ? Voeding en dieetleer. 3° Sociale en menswetenschappen : ? Gerontologie. ? Specifieke wet- en regelgeving. ? Gezondheidsbeleid in de ouderenzorg. ? Communicatie met en de relatie tussen zorgverlener en patiënt. HOOFDSTUK III. - Voorwaarden om de bijzondere beroepsbekwaamheid van verpleegkundige met een bijzondere deskundigheid in geriatrie te behouden
Art. 4.De bijzondere beroepsbekwaamheid van verpleegkundige met een bijzondere deskundigheid in geriatrie wordt toegekend voor onbepaalde duur, maar het behoud ervan is aan voorwaarden onderworpen : 1° De verpleegkundige volgt een permanente vorming met betrekking tot geriatrische zorg teneinde de verpleegkundige zorg te kunnen verstrekken overeenkomstig de huidige evolutie van de verpleegkundige wetenschap en aldus zijn kennis en bekwaamheid te onderhouden en te ontwikkelen in de drie domeinen bedoeld in artikel 3. Deze permanente vorming omvat minstens 60 effectieve uren per periode van 4 jaar. 2° De verpleegkundige heeft gedurende de afgelopen vier jaar minimum 1500 effectieve uren zijn functie uitgeoefend in een erkende geriatrische dienst en/of in een zorgdomein al dan niet specifiek gericht tot ouderen.
Art. 5.De documenten die aantonen dat de permanente vorming is gevolgd en dat de verpleegkunde binnen een erkende geriatrische dienst en/of in een zorgdomein al dan niet specifiek gericht tot ouderen, is uitgeoefend, worden gedurende 4 jaar door de houder van de bijzondere beroepsbekwaamheid met een bijzondere deskundigheid in de geriatrie bewaard. Deze elementen kunnen te allen tijde worden meegedeeld op verzoek van de Erkenningscommissie of de persoon die met de controle van het dossier van de betrokken verpleegkundige is belast. HOOFDSTUK IV. - Voorwaarden om de bijzondere beroepsbekwaamheid van verpleegkundige met een bijzondere deskundigheid in geriatrie opnieuw te verkrijgen
Art. 6.Als sanctie om de bekwaamheid opnieuw te verkrijgen, wordt 20 procent van het door de Minister gevraagde aantal uren gevolgd bovenop de door de Minister opgelegde uren permanente vorming per bijzondere beroepsbekwaamheid. HOOFDSTUK V. - Overgangsbepalingen
Art. 7.In afwijking van artikel 2 kan de gebrevetteerde, gediplomeerde of gegradueerde verpleegkundige of van Bachelor in de verpleegkundige zorgen erkend worden om zich op de bijzondere beroepsbekwaamheid van verpleegkundige met een bijzondere deskundigheid in de geriatrie te beroepen, op voorwaarde dat hij beantwoordt aan volgende voorwaarden : - op 30 september 2010 de functie van verpleegkundige gedurende minstens twee jaar voltijds equivalent uitgeoefend hebben, in een erkende geriatrische dienst (kenletter G) in een dagziekenhuis voor de geriatrische patiënt of in een erkende dienst met kenletter Sp voor psychogeriatrische aandoeningen; - het bewijs leveren dat hij met vrucht een bijkomende opleiding gevolgd heeft van minimum 50 effectieve uren in de drie domeinen van de ouderenzorg die in artikel 3 opgenomen worden, ten laatste op 30 september 2010; - ten laatste op 31 december 2010, zijn schriftelijke aanvraag bij de Erkenningscommissie ingediend hebben om van de overgangsmaatregelen te genieten. HOOFDSTUK IV. - Inwerkingtreding
Art. 8.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de vierde maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Brussel, 19 april 2007.
R. DEMOTTE