18 JULI 1997. Ministerieel besluit voor de oprichting van de Raad voor Nijverheidscompensaties

De Minister van Economie, Gelet op de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, inzonderheid op het artikel 3, § 3;

Gelet op het koninklijk besluit van 6 februari 1997 betreffende de overheidsopdrachten van leveringen en diensten waarop artikel 3, § 3, van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten van toepassing is, inzonderheid het artikel 5;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de omstandigheid dat het noodzakelijk is onmiddellijk te kunnen rekenen op een raadgevende kwaliteitsomkadering bij de inwerkingstelling van de nieuwe organisatie die het gevolg is van de toepassing van voornoemd besluit;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 23 juni 1997 in toepassing van artikel 84, 1e lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, Besluit :

Artikel 1.Een Raad voor Nijverheidscompensaties wordt ingesteld.

Hij heeft als opdracht om voor de Minister van Economie adviezen op te stellen over de algemene lijnen te volgen in het beleid van de compensaties betreffende de overheidsopdrachten van leveringen en diensten waarop artikel 3, § 3, van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten van toepassing is.

Deze adviezen worden op eigen initiatief of op verzoek van de Minister gegeven.

Art. 2.De Minister legt voor : - jaarlijks, aan voornoemde Raad een balans over de staat van globale verwezenlijking der economische luiken van de opdrachten bedoeld in artikel 1; - semestrieel, een actualiseringsverslag van voornoemde balans.

Art. 3.De Raad voor Nijverheidscompensaties is, in naleving van de taalpariteit, samengesteld uit experten die als volgt worden aangeduid : a) vier leden aangeduid door de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven;b) twee leden aangeduid door de Economische en Sociale Raad van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;c) twee leden aangeduid door de Economische en Sociale Raad van Vlaanderen;d) twee leden aangeduid door de "Conseil économique et social de Wallonie";e) twee leden aangeduid door de Minister van Economie.Een van deze twee leden neemt het voorzitterschap van de Raad waar en wordt bij afwezigheid vervangen door het oudste lid.

De leden van de Raad worden aangeduid voor een periode van vier jaar, eenmalig hernieuwbaar.

De namen van de leden bedoeld in de punten b), c), en d) van eerste lid worden meegedeeld aan de Minister van Economie door de betrokken Gewestregering indien deze laatste dit wenst. De aanduiding van voornoemde leden kan slechts na die mededeling plaatsvinden.

Art. 4.De leden van de Raad kunnen niet gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst of door een overeenkomst van zelfstandige aan een of meerdere ondernemingen met bedrijfsactiviteiten.

Zij zijn ertoe gehouden de vertrouwelijkheid te beschermen van de inlichtingen van commerciële aard die hen worden meegedeeld.

Art. 5.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Brussel, 18 juli 1997.

E. DI RUPO