Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 18 februari 2002
gepubliceerd op 09 augustus 2002

Ministerieel besluit betreffende de handel in meststoffen, bodemverbeterende middelen en teeltsubstraten

bron
ministerie van middenstand en landbouw
numac
2002016049
pub.
09/08/2002
prom.
18/02/2002
ELI
eli/besluit/2002/02/18/2002016049/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

18 FEBRUARI 2002. - Ministerieel besluit betreffende de handel in meststoffen, bodemverbeterende middelen en teeltsubstraten


De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Gelet op de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt, inzonderheid op artikel 2, § 1, 4° en 5°, zoals gewijzigd door de wetten van 21 december 1998 en 5 februari 1999 en op artikel 7;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 januari 1998 betreffende de handel in meststoffen, bodemverbeterende middelen en teeltsubstraten, inzonderheid op de artikelen 6 en 24;

Gelet op het ministerieel besluit van 7 oktober 1977 betreffende de handel in meststoffen en bodemverbeterende middelen zoals gewijzigd door de ministeriële besluiten van 13 februari 1981 en 7 maart 1990;

Gelet op de richtlijn 77/535/EEG van de Commissie van 22 juni 1977 betreffende de onderlinge aanpassing van wetgevingen van de Lid- Staten inzake de bemonsterings- en analysemethoden voor meststoffen, gewijzigd door de richtlijnen 79/138/EEG van de Commissie van 14 december 1978, 87/566/EEG van de Commissie van 24 november 1987, 89/519/EEG van de Commissie van 1 augustus 1989, 93/1/EEG van de Commissie van 21 januari 1993 en 95/8/EG van de Commissie van 10 april 1995;

Gelet op de beschikking M (2000) 2 van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie van 22 september 2000 tot intrekking en vervanging van de beschikking M/78/10 van 14 november 1978 inzake de methoden van onderzoek voor meststoffen, kalkmeststoffen, organische bodemverbeterende middelen en aanverwante waren, zoals aangevuld door de beschikking M (82) 8 van 5 oktober 1982;

Gelet op de beschikking M (79) 2 van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie van 4 mei 1979 inzake de bemonsteringsmethode voor de controle van meststoffen, kalkmeststoffen, organische bodemverbeterende middelen en aanverwante waren;

Gelet op het advies van het Federaal Agentschap voor Veiligheid van de Voedselketen gegeven op 11/12/2001;

Gelet op het advies 31.528/1/V van 28 augustus 2001 van de Raad van State gegeven op 28 augustus 2001, Besluit : HOOFDSTUK I. - Controle Afdeling 1. - De monsterneming

Artikel 1.De ambtenaren van de Inspectie-generaal Grondstoffen en Verwerkte producten van het Ministerie van Middenstand en Landbouw zijn in bijzonder belast met het nemen van monsters van meststoffen, bodemverbeterende middelen, teeltsubstraten, zuiveringsslib en alle producten bedoeld in het koninklijk besluit van 7 januari 1998 betreffende de handel in meststoffen, bodemverbeterende middelen en teeltsubstraten.

Art. 2.De houder van de producten wordt uitgenodigd bij de monsterneming aanwezig te zijn. Zijn aanwezigheid is evenwel niet vereist voor de geldigheid van de monsterneming.

Art. 3.De bemonstering voor de officiële controle van de producten bedoeld in het koninklijk besluit van 7 januari 1998 geschiedt volgens de methode omschreven in de bijlage bij dit besluit. De aldus verkregen monsters worden representatief geacht voor de partijen.

Art. 4.Een eindmonster wordt door de ambtenaar die de monsterneming verricht, ter plaatse ter beschikking gelaten van degene die verantwoordelijk wordt geacht voor de overeenstemming van de waar met de reglementaire bepalingen; ten minste een ander eindmonster wordt door hem ter ontleding aan een Rijksontledingslaboratorium of aan een ander door de Minister van Landbouw en Middenstand erkend of aangeduid laboratorium of station gezonden; een ander eindmonster wordt aan de Inspectie-generaal Grondstoffen en Verwerkte producten van het Ministerie van Middenstand en Landbouw gezonden, die het eventueel aan het parket zal doen toekomen.

Wanneer monsters genomen worden bij een ander dan degene die voor de overeenstemming van de waar verantwoordelijk wordt geacht, moet deze laatste daarvan binnen tien werkdagen verwittigd worden en moet het ter plaatse gelaten monster gedurende zes maanden, vanaf de datum waarop het monster is genomen, te zijner beschikking worden gehouden. Afdeling 2. - Ontleding van de monsters

Art. 5.De ontledingen van de monsters worden uitgevoerd volgens de methoden die door de Europese Gemeenschap zijn vastgesteld en door de Minister van Landbouw en Middenstand zijn bekendgemaakt. Bij ontstentenis hiervan worden de ontledingen uitgevoerd volgens de methoden die goedgekeurd zijn door de Benelux Economische Unie en door de Minister van Landbouw en Middenstand zijn bekendgemaakt. Bij ontstentenis hiervan worden de ontledingen uitgevoerd volgens de methoden die in gebruik zijn in de Rijksontledingslaboratoria. De teksten van deze methoden kunnen bij deze laboratoria verkregen worden.

Art. 6.Het laboratorium of station vermeldt op het ontledingsbulletin de staat waarin het monster er is toegekomen, alsook de aanduidingen aan de hand waarvan men het monster kan identificeren.

De overschotten van de ontlede monsters die kunnen bewaard worden, blijven op het laboratorium of station gedurende zes maanden ter beschikking van de Inspectie-generaal Grondstoffen en Verwerkte producten van het Ministerie van Middenstand en Landbouw. HOOFDSTUK II. - Erkenningen

Art. 7.Om een erkenning voor de invoer, de fabricage, de bereiding of de voorverpakking voor de verkoop van de bij artikel 6 van het koninklijk besluit van 7 januari 1998 bedoelde producten te kunnen bekomen, moet minstens voldaan zijn aan de algemene voorwaarden vermeld in de artikels 8 en 9.

Art. 8.De aanvraag om erkenning moet aan de Dienst Kwaliteit van de Grondstoffen en Analyses van het Ministerie van Middenstand en Landbouw worden gericht en moet alle nuttige gegevens en inlichtingen bevatten om de in artikel 1 bedoelde ambtenaren toe te laten een administratief en technisch onderzoek in te stellen, inzonderheid : 1° indien de aanvrager een natuurlijk persoon is : zijn naam en voornaam, beroep, adres, telefoonnummer en eventueel faxnummer. Indien de aanvrager een rechtspersoon is : de aard en de naam van de vennootschap, de statuten, het adres, telefoonnummer en eventueel faxnummer van de maatschappelijke zetel, alsmede de naam van de personen die bevoegd zijn voor de rechtspersonen op te treden in de handelingen waarvoor de erkenning wordt gevraagd met aanwijzing, in voorkomend geval, van degene onder hen die de beroepskennis aanbrengt; 2° de precieze omschrijving van de activiteiten die de aanvrager voornemens is uit te oefenen;3° het adres van de plaats waar de fabricatie zal uitgevoerd worden en waar de producten zullen opgeslagen worden;4° het algemeen grondplan van het bedrijf, het schema van de technische installaties en van het productieproces evenals een lijst van het voornaamste industrieel materieel;5° een exemplaar van de etiketten die de aanvrager voornemens is te gebruiken.

Art. 9.De fabricage en de bereiding van deze producten moeten geschieden in een daartoe aangepaste mechanische inrichting, waardoor een volledige homogeniteit van de mengsels wordt bekomen. Het opbergen van deze producten moet geschieden in lokalen waar een goede bewaring verzekerd is. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen

Art. 10.Het ministerieel besluit van 7 oktober 1977 getroffen ter uitvoering van het koninklijk besluit van 6 oktober 1977 betreffende de handel in meststoffen en bodemverbeterende middelen, wordt opgeheven.

Brussel, 18 februari 2002.

Mevr. M. AELVOET

BIJLAGE Bemonsteringsmethode Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 18 februari 2002.

De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Mevr. M. AELVOET

^