gepubliceerd op 01 oktober 2012
Ministerieel besluit tot vaststelling van de voorwaarden en de wijze van gebruik van de geïnformatiseerde matrix en het uniforme CV-model als bedoeld in artikel 39, § 3, van het koninklijk besluit van 25 februari 2008 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen
17 SEPTEMBER 2012. - Ministerieel besluit tot vaststelling van de voorwaarden en de wijze van gebruik van de geïnformatiseerde matrix en het uniforme CV-model als bedoeld in artikel 39, § 3, van het koninklijk besluit van 25 februari 2008Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/02/2008 pub. 07/04/2008 numac 2008021029 bron programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid Koninklijk besluit tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen type koninklijk besluit prom. 25/02/2008 pub. 07/04/2008 numac 2008021028 bron programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid Koninklijk besluit tot vaststelling van het geldelijke statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen sluiten tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen
De Minister van Wetenschapsbeleid, Gelet op het
koninklijk besluit van 25 februari 2008Relevante gevonden documenten
type
koninklijk besluit
prom.
25/02/2008
pub.
07/04/2008
numac
2008021029
bron
programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid
Koninklijk besluit tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen
type
koninklijk besluit
prom.
25/02/2008
pub.
07/04/2008
numac
2008021028
bron
programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid
Koninklijk besluit tot vaststelling van het geldelijke statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen
sluiten tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen, de artikelen 1, 16, 5° en 34 en de artikelen 39, § 3 en 40, § 1, vervangen bij het koninklijk besluit van 12 juni 2012;
Gelet op de adviezen van de Federale Interministeriële Commissie voor Wetenschapsbeleid, gegeven op 15 december 2008 en 2 september 2009;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 7 mei 2010;
Gelet op het protocol nr. 151/4 van 16 juli 2012 van het Sectorcomité- Algemeen Bestuur;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de uitvoering van artikel 39, § 3, van het koninklijk besluit van 25 februari 2008Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/02/2008 pub. 07/04/2008 numac 2008021029 bron programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid Koninklijk besluit tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen type koninklijk besluit prom. 25/02/2008 pub. 07/04/2008 numac 2008021028 bron programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid Koninklijk besluit tot vaststelling van het geldelijke statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen sluiten tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen het gebruik vereist van een geïnformatiseerde matrix waarin de minimumnormen zijn opgenomen waaraan ieder wetenschappelijk personeelslid moet voldoen om voor bevordering in aanmerking te komen; van een uniform cv-model met daarin de noodzakelijke informatie voor de evaluatie op twee niveau's;
Overwegende dat in het belang is om de voorwaarden vast te stellen die vervuld moeten worden om in aanmerking te komen voor een benoeming of een bevordering;
Overwegende dat het van belang is almaar complexer wordende vereisten vast te leggen per activiteitenklasse/of groep;
Overwegende dat zolang de geïnformatiseerde matrix niet in werking is getreden, het wetenschappelijk personeel geen bevordering kan aanvragen;
Overwegende dat de uitvoeringsmaatregelen derhalve dringend moeten worden genomen opdat zij onverwijld aan de betrokken wetenschappelijke instellingen kunnen worden meegedeeld, Besluit :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit, moet worden verstaan onder : - « instelling(en) », de federale wetenschappelijke instelling(en) aangeduid in het koninklijk besluit van 30 oktober 1996 tot aanwijzing van de federale wetenschappelijke instellingen; - « koninklijk besluit », het koninklijk besluit van 25 februari 2008Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/02/2008 pub. 07/04/2008 numac 2008021029 bron programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid Koninklijk besluit tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen type koninklijk besluit prom. 25/02/2008 pub. 07/04/2008 numac 2008021028 bron programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid Koninklijk besluit tot vaststelling van het geldelijke statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen sluiten tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen; - « voorzitter », de voorzitter van het directiecomité van de federale overheidsdienst of de voorzitter van de programmatorische federale overheidsdienst of de directeur-generaal van het Ministerie van Defensie die bevoegd is voor het beheer van het burgerlijk personeel, waaronder de betrokken instelling ressorteert; - « directieraad », de directieraad opgericht in elke instelling bij het koninklijk besluit van 20 april 1965 tot vaststelling van het organiek statuut van de federale wetenschappelijke instellingen; - « bevoegde stafdienst Personeel en Organisatie », de dienst belast met de human resources voor de betrokken instelling; - « jury », de jury in elke instelling opgericht bij voornoemde koninklijk besluit van 20 april 1965; - « algemeen directeur », de titularis van de managementfunctie als bedoeld in artikel 5bis van voornoemde koninklijk besluit van 20 april 1965; - « wetenschappelijk personeel », de personeelsleden van de instellingen belast met de uitvoering van wetenschappelijke activiteiten; - « wetenschappelijk(e) personeelslid(leden) », het (de) lid(leden) van het wetenschappelijk personeel van een instelling; - « wetenschappelijke activiteit », elke systematische activiteit die nauw verbonden is aan de oprichting, de productie, de promotie, de verspreiding en de toepassing van de wetenschappelijke en technische kennis op alle gebieden van de wetenschap en de technologie en inzonderheid het wetenschappelijk onderzoek, de experimentele ontwikkeling, de wetenschappelijke en technische dienstverlening, met inbegrip van de bewaring en de presentatie van het cultureel patrimonium en de educatieve diensten.
Art. 2.De geïnformatiseerde matrix als bedoeld in artikel 39, § 3, bepaalt per activiteitengroep het minimumresultaat dat door een wetenschappelijk personeelslid moet worden behaald om in aanmerking te komen om een aanvraag voor bevordering in te dienen bij de jury.
Art. 3.Resultaten moeten producten of diensten zijn die voortvloeien uit een wetenschappelijke activiteit.
Art. 4.Het minimumresultaat wordt onderscheiden per klasse (SW2, SW3, SW4) en per resultaatsgebied die de kernopdrachten vormen van een wetenschapper van de betrokken activiteitengroep.
Art. 5.De resultaatgebieden zijn : 1° Voor activiteitengroep I : - Wetenschappelijke onderzoekspublicaties; - Wetenschappelijke onderzoeksprojecten; - Wetenschappelijke vergaderingen; - Overdracht van kennis en beheer van wetenschappelijke infrastructuur. 2° Voor activiteitengroep II : - Wetenschappelijke dienstverlenende publicaties; - Wetenschappelijke dienstverlenende projecten; - Wetenschappelijke vergaderingen en overdracht van kennis en ontwikkeling van wetenschappelijke infrastructuur; - Specifieke wetenschappelijke dienstverlenende outputs.
Art. 6.De resultaatgebieden worden uitgewerkt in een catalogus waar ze verder worden onderverdeeld in producten of diensten met een puntenweging en omgezet worden in outputindicatoren.
Art. 7.De puntenweging drukt de verschillen uit inzake vereiste competenties, inspanningen en verantwoordelijkheden ten opzichte van de resultaten.
Art. 8.De catalogi worden opgesplitst per vakgebied : - menswetenschappen; - natuur- en biomedische wetenschappen; - exacte wetenschappen.
Zij hebben een gestandaardiseerde structuur.
Art. 9.Voor elk van de drie klassen en vier resultaatsgebieden wordt een waarde bepaald. Die waarde geeft de toenemende rendementseisen weer met een per klasse groeiende graad van complexiteit.
Art. 10.Het relatieve gewicht van die waarden bedraagt :
Voor activiteitengroep I
Pour le groupe d'activités I
SW4
SW3
SW2
Totaal
100
60
doctoraat/ doctorat
Total
Wetenschappelijke onderzoekspublicaties;
50
30
Publications de recherche scientifique;
Wetenschappelijke onderzoeksprojecten;
20
12
Projets de recherche scientifique;
Wetenschappelijke vergaderingen;
15
9
Réunions scientifiques;
Overdracht van kennis en beheer van wetenschappelijke infrastructuur.
15
9
Transfert de connaissances et gestion d'infrastructures scientifiques.
Voor activiteitengroep II
Pour le groupe d'activités II
SW4
SW3
SW2
Totaal
100
60
doctoraat/ doctorat/ 20
Total
Specifieke wetenschappelijke dienstverlenende outputs;
40
24
Outputs spécifiques de service scientifique;
Wetenschappelijke dienstverlenende projecten;
20
12
Projets de service scientifique;
Overdracht van wetenschappelijke dienstverlenende kennis;
15
9
Transfert de connaissances de service scientifique;
Wetenschappelijke dienstverlenende publicaties
25
15
Publications de service scientifique.
Art. 11.Om een toereikend kwaliteitsniveau te handhaven, worden de resultaatindicatoren (output) in twee categorieën opgesplitst.
Die plafonds zijn verschillend naargelang klasse en vakgebied. Zij zijn gebaseerd op toenemende vereisten per klasse en houden rekening met de specificiteit van het vakgebied.
De resultaatindicatoren van categorie 2 wordt slechts ten belope van een plafond van 30 % in aanmerking genomen voor de bevordering naar klasse SW3 en 20 % voor de bevordering naar klasse SW4.
In dit stadium moet de geïnformatiseerde matrix worden gezien als een mechanische filter. De kwalitatieve evaluatie wordt verricht door de jury als de bevorderingsaanvraag in aanmerking kan worden genomen.
Art. 12.Voor wat de wetenschappelijke personeelsleden betreft die zowel activiteiten in de groepen I en II uitvoeren, worden de waarden bepaald op basis van het gewogen gemiddelde van het aandeel van die beide activiteitengroepen per in aanmerking te nemen referentieperiode, zoals vastgelegd in de functiefiche.
Art. 13.De relevante verwezenlijkingen als toegangsvoorwaarde tot klasse SW2/groep II moeten gelijkwaardig zijn aan het doctoraat als toegangsvoorwaarde tot klasse SW2/groep I. De waarde ervan is vastgelegd op 20, in voorkomend geval in te vullen op basis van de catalogus.
De relevante verwezenlijkingen kunnen eveneens een doctoraat zijn.
Art. 14.Voor de toegang tot klasse SW2, behalve voor de personeelsleden die houder zijn van een doctorstitel, zijn de resultaten die in aanmerking werden genomen in het kader van de analyse van een bevorderingsaanvraag (referentieperiode) die welke werden geproduceerd sinds de indiensttreding.
Voor wat de toegang tot klassen SW3 en SW4 betreft, heeft de analyse betrekking op de verstreken referentieperiode sinds de toekenning van de vorige bevordering.
Art. 15.Voor de personeelsleden die van het oude naar het nieuwe loopbaansysteem werden overgeheveld, loopt de referentieperiode voor de eerste bevorderings-aanvraag overeenkomstig dit statuut vanaf de bevestiging voor de bevorderingsaanvragen in klasse SW2 en voor de andere gevallen vanaf de laatste volgens het oude systeem verkregen bevordering of benoeming tot afdelingshoofd of de graad van rang C.
Art. 16.Het uniforme cv-model als bedoeld in artikel 39, § 3, van het koninklijk besluit beschrijft de informatie die nodig is voor de jury om de ontvankelijkheid te kunnen vaststellen van de bevorderingsaanvragen en de ontvankelijke kandidaten kwalitatief te kunnen evalueren.
Dat model verzamelt en classificeert op rationele wijze de in het individuele dossier van het personeelslid beschikbare gegevens.
Het maakt het ook mogelijk de relevante niet-wetenschappelijke activiteiten van het personeelslid te vermelden die niet in de geïnformatiseerde matrix zijn opgenomen.
Art. 17.Het uniforme CV-model maakt het mogelijk de definities en normen vast te leggen waaraan de gegevens moeten voldoen zodat de jury over betrouwbare en vergelijkbare informaties beschikt.
Art. 18.De analyse van de jury omvat : 1° Een kwalitatieve evaluatie van de wetenschappelijke activiteiten, prestaties en resultaten die in de geïnformatiseerde matrix zijn opgenomen.2° Een kwalitatieve evaluatie van alle werkzaamheden van het wetenschappelijk personeelslid.3° Een evaluatie van de manier waarop hij zich inpast in de instelling en in het bijzonder in de dienst waaraan hij toegewezen is.4° Een evaluatie van zijn bijdrage aan de instelling alsook van de mate waarin hij relevante ervaring of expertise heeft ontwikkeld ten gunste van de instelling.5° De opleidingen die hij heeft gevolgd om zijn kennis of zijn expertise te ontwikkelen.
Art. 19.Voor zijn analyse houdt de jury rekening met de functie, de taken en de doelstellingen die aan het personeelslid werden toegekend, alsook met zijn anciënniteit en zijn vroegere ervaring.
Art. 20.De in artikel 18, 1°, vastgelegde kwalitatieve evaluatie heeft betrekking op de wetenschappelijke activiteiten, de prestaties en de resultaten die vermeld staan in de geïnformatiseerde matrix en op de bijhorende aanvullende informatie via het uniforme CV-model.
Art. 21.De evaluatie is op vier criteria gebaseerd : 1° Innovatie. In de zin van dit besluit is innovatie de uitwerking van benaderingen, theorieën, ideeën, oplossingen of concepten die gewijzigd of vernieuwend zijn in overeenstemming met de opdrachten van de instelling. 2° Productiviteit. In de zin van dit besluit zijn dat de verwezenlijkingen van het wetenschappelijk personeelslid, dat wil zeggen relevante bijdragen voor de instelling, tegen het tempo dat overeenstemt met het specialisatiegebied of het soort van werk.
In die context kan het gaan om door gelijken herziene publicaties, wetenschappelijke producten, wetenschappelijke adviezen, onderzoeksvoorstellen, interne wetenschappelijke verslagen, gegevensverzamelingen, octrooien, technologietransfers, onderzochte artikels, examens, boeken en hoofdstukken, deskundigengroepen; deelname aan adviescomités, uitstippeling van beleidsvoeringen, gezamenlijke onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten en bewustmaking van het publiek, of door gelijken geëvalueerde tijdschriften. Die resultaten kunnen individueel of in ploegverband zijn geproduceerd. 3° Impact. In de zin van dit besluit is de impact het gevolg van het onderzoek en de nieuwe kennis met betrekking tot de gerichte resultaten van de instelling en de voortgang van het vakgebied. De beleidsvoeringen die zijn gegrondvest op wetenschappelijke gegevens, de reglementering, de diensten en de technologische transfers zijn voorbeelden van het behalen van gerichte resultaten en demonstratie. 4° Erkenning. In de zin van dit besluit vormt de erkenning de maat van de geloofwaardigheid en van het statuut van de onderzoeker in de wetenschappelijke gemeenschap, de instelling of bij de regering, en bij de klanten en tussenkomende partijen, overeenkomstig het specialisatiegebied of het soort van werk.
Art. 22.De jury kent, voor elk van die criteria, een evaluatie A of B toe, waarbij A overeenkomt met « voldoende » en B met « onvoldoende ».
Opdat de finale evaluatie als voldoende wordt beschouwd, moet het personeelslid voor elk criterium A als evaluatiecijfer hebben gekregen.
Art. 23.Behalve de geïnformatiseerde matrix en het uniforme CV-model, kan de jury elk document gebruiken dat in het individuele dossier van het personeelslid is opgenomen vastgelegd in artikel 34 van het koninklijk besluit.
Art. 24.De in artikel 18, 5°, van dit besluit geplande opleidingen worden geëvalueerd door de jury, voor zover er een opleiding nodig is voor de functie van het personeelslid.
Art. 25.De bevorderingsaanvragen worden ingediend aan de hand van een gestandaardiseerd aanvraagdossier met daarin : 1° de motiveringsbrief van de betrokkene;2° de aangevulde matrix en de bewijsstukken ervan;3° de uniforme CV van het personeelslid;4° een kopie van het persoonlijke dossier van het personeelslid.
Art. 26.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Brussel, 17 september 2012.
P. MAGNETTE