Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 17 december 2003
gepubliceerd op 30 december 2003

Ministerieel besluit houdende tijdelijke aanvullende maatregelen tot het behoud van de visbestanden in zee

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2003036247
pub.
30/12/2003
prom.
17/12/2003
ELI
eli/besluit/2003/12/17/2003036247/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

17 DECEMBER 2003. - Ministerieel besluit houdende tijdelijke aanvullende maatregelen tot het behoud van de visbestanden in zee


De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, Gelet op de wet van 12 april 1957 waarbij de Koning wordt gemachtigd maatregelen voor te schrijven ter bescherming van de biologische hulpbronnen van de zee, gewijzigd bij de wetten van 23 februari 1971, 18 juli 1973, 22 april 1999 en 3 mei 1999;

Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten, gewijzigd bij de wetten van 11 april 1983, 29 december 1990 en 5 februari 1999 en bij het koninklijk besluit van 22 februari 2001;

Gelet op het koninklijk besluit van 21 juni 1994 tot het instellen van een visvergunning en houdende tijdelijke maatregelen voor de uitvoering van de communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 december 1994, 4 mei 1995, 4 augustus 1996, 2 december 1996, 13 september 1998, 3 februari 1999, 13 mei 1999, 20 december 1999 en 20 augustus 2000, inzonderheid op artikel 18;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 2001 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse regering;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende het feit dat voor het jaar 2004 vangstbeperkingen moeten vastgesteld worden teneinde de aanvoer te spreiden, en er bijgevolg zonder verwijl behoudsmaatregelen moeten getroffen worden teneinde de door de EG toegestane vangsten niet te overschrijden;

Overwegende dat het noodzakelijk is de continuïteit van de opdrachten als overheidsdienst te verzekeren met inachtneming van de verplichtingen die door de Europese en internationale regelgeving op het gebied van de zeevisserij werden opgelegd;

Overwegende dat Belgische havens dienen aangewezen te worden waar aanlandingen door communautaire vaartuigen van meer dan 2 000 kg kabeljauw dienen te gebeuren;

Overwegende dat met het oog op het goede beheer van de visserij-inspanning in de Noordzee, zoals verplicht gesteld in bijlage XVII van verordening (EG) nr. 2341/2002, die ophoudt te bestaan op 31 december 2003 en vervangen wordt door bijlage V van de verordening (EG) inzake de vaststelling van de vangstmogelijkheden voor 2004 van sommige visbestanden, het noodzakelijk is overgangsmaatregelen te nemen vanaf 1 januari 2004;

Overwegende dat de vangstbeperkingen voor de tongvisserij in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium) moeten vastgesteld worden in functie van de vangsten in de referentie periode 1998-2000 en in functie van het motorvermogen;

Overwegende dat een wezenlijk aandeel van de groep vissersvaartuigen van 221 kW of minder aan de vloot werd onttrokken gedurende de referentieperiode;

Overwegende dat in de jaren 1998, 1999 en 2000 de groep vissersvaartuigen van 221 kW of minder gemiddeld 30 % van het tongquotum in de Noordzee en Schelde-estuarium heeft opgevist en de groep van meer dan 221 kW gemiddeld 70 % zodat dan ook een overeenstemmend gedeelte van het tongquotum in de Noordzee en Schelde-estuarium moet kunnen opgevist worden door elk van deze groepen vissersvaartuigen;

Overwegende dat de groep vissersvaartuigen van meer dan 221 kW integraal de beschikbare quota in de i.c.e.s.-gebieden buiten de Noordzee en Schelde-estuarium kan opvissen;

Overwegende dat de wrakvisserij beoefend door zeehengelaars resulteert in het afvangen van moederdieren van de vissoort kabeljauw waarvan het bestand op instorten staat;

Overwegende dat tengevolge van de extreem lage vaststelling van de TAC van kabeljauw er nationaal strenge vangstbeperkingen worden opgelegd aan de beroepsvisserij en dat bepaalde niet-beroepsmatige visserijactiviteiten, met name het zeehengelen vanuit vaartuigen die niet beschikken over een visvergunning, kunnen leiden tot concurrentievervalsing en dat het derhalve billijk is dat ook deze niet-beroepsvissers aan een vangstbeperking op die vissoort worden onderworpen;

Overwegende dat een betere spreiding van de aanvoer van tong, schol, kabeljauw en schelvis kan bewerkstelligd worden door het instellen van een gespreide verdeling van de beschikbare quota in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium) alsook door het instellen van maximale vangsten per kalenderdag, per vaartdag of per uur in bepaalde i.c.e.s.-gebieden en door het instellen van een maximum aantal vaartdagen per jaar voor de vissersvaartuigen, Besluit :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° vissersvaartuig : een vaartuig vermeld in de "Officiële lijst der Belgische vissersvaartuigen"; 2° i.c.e.s.-gebieden : de in de mededeling van de EG-Commissie in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen van 24 december 1985 en 31 december 1985 bepaalde gebieden en sectoren; 3° visvergunning : visvergunning zoals bepaald in het koninklijk besluit van 21 juni 1994 tot het instellen van een visvergunning en houdende tijdelijke maatregelen voor de uitvoering van de communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden;4° vaartdag : een periode op zee zoals bepaald bij ministerieel besluit van 4 januari 1946 tot vaststelling der forfaitaire bedragen van bezoldiging op grond van dewelke de bijdragen voorzien bij artikel 3 der besluitwet van 28 december 1944, betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders berekend worden, wat betreft de werkgevers en werknemers verbonden door een aanwervingscontract voor de zeevisserij;5° motorvermogen : motorvermogen desgevallend verhoogd met het bijkomend motorvermogen, vermeld op de visvergunning;6° speciaal visdocument : speciaal visdocument zoals bedoeld in verordening (EG) nr.1627/94 van de Raad van 27 juni 1994 tot vaststelling van algemene bepalingen inzake speciale visdocumenten; 7° gewichten in kg : productgewicht na lossen en sorteren van de vangsten;8° zeedag : een aaneengesloten periode op zee van maximaal 24 uur;9° overgehevelde dagen : bijkomende zeedagen ingevolge herverdeling tussen de vissersvaartuigen;

Art. 2.Het totale tongquotum in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium), voorbehouden aan de vissersvaartuigen met een motorvermogen van 221 kW of minder bedraagt, voor de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004, 360 ton.

Bij uitputting van dit quotum is het aan die vissersvaartuigen tot en met 31 december 2004 verboden nog tong aan te voeren uit de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium).

Art. 3.Het totale tongquotum in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium) voorbehouden aan de vissersvaartuigen met een motorvermogen van meer dan 221 kW bedraagt, voor de periode van 1 januari 2004 tot en met 30 juni 2004, 480 ton.

Bij uitputting van dit quotum is het aan die vissersvaartuigen tot en met 30 juni 2004 verboden nog tong aan te voeren uit de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium).

Art. 4.Vanaf 1 januari 2004 tot en met 30 juni 2004 is het verboden dat in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium) de tongvangst van een vissersvaartuig een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 2 500 kg, vermeerderd met een hoeveelheid die gelijk is aan 10 kg vermenigvuldigd met het motorvermogen van het vissersvaartuig, uitgedrukt in kW. In afwijking van vorig lid is het in de periode vanaf 1 januari 2004 tot en met 30 september 2004 verboden, dat in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium) de tongvangst van een vissersvaartuig, die de passieve visserij bedrijft, namelijk de vissersvaartuigen N.95, O.369 en O.554, een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 4 000 kg, vermeerderd met een hoeveelheid die gelijk is aan 13 kg vermenigvuldigd met het motorvermogen van het vissersvaartuig, uitgedrukt in kW.

Art. 5.In afwijking van artikel 4, lid 1, is het vanaf 1 januari 2004 tot en met 31 oktober 2004 verboden dat in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium) de tongvangst van een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kW of minder een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 2 500 kg, vermeerderd met een hoeveelheid die gelijk is aan 25 kg vermenigvuldigd met het motorvermogen van het vissersvaartuig, uitgedrukt in kW.

Art. 6.§ 1. Indien de hoeveelheden tong, zoals bedoeld in de artikelen 4 en 5, door het vissersvaartuig worden overschreden, kan de visvergunning die aan het vissersvaartuig werd afgeleverd, gedurende een aantal opeenvolgende dagen ingetrokken worden. Per 500 kg overschrijding wordt de visvergunning één dag ingetrokken.

Onverminderd de bepalingen van het eerste lid wordt de minimumperiode van intrekking van de visvergunning vastgesteld op vijf dagen.

De periode van intrekking van de visvergunning treedt in werking op de derde dag volgende op die van de notificatie van de intrekking van de visvergunning per aangetekend schrijven door de Dienst Zeevisserij aan de eigenaar van het betrokken vissersvaartuig. Tijdens deze periode moet het vissersvaartuig inactief liggen in een Belgische vissershaven.

Het maximale aantal vaartdagen zoals bepaald in artikel 21 wordt verminderd met het aantal dagen intrekking van de visvergunning. § 2. De door een vissersvaartuig overschreden hoeveelheid tong in een bepaalde periode vermenigvuldigd met een strafcoëfficiënt van 1,2 wordt in mindering gebracht op de hoeveelheid tong die aan het vissersvaartuig wordt toegekend in de eerstvolgende periode.

In afwijking met vorig lid wordt de door een vissersvaartuig van 221 kW of minder overschreden hoeveelheid tong in de periode 1 januari 2004 tot en met 31 oktober 2004 vermenigvuldigd met een strafcoëfficiënt van 1,2 in mindering gebracht op de hoeveelheid tong die aan het vissersvaartuig wordt toegekend vanaf 1 januari 2005.

Art. 7.In de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004 mogen de tongvangsten van de vissersvaartuigen per zeereis, in het betrokken i.c.e.s.-gebied de volgende hoeveelheden niet overschrijden : 12 kg per vol uur aanwezigheid in het i.c.e.s.-gebied VIIa ingeval het motorvermogen 221 kW of minder bedraagt; 24 kg per vol uur aanwezigheid in het i.c.e.s.-gebied VIIa ingeval het motorvermogen meer dan 221 kW bedraagt; 8 kg per vol uur aanwezigheid in het i.c.e.s.-gebied VIIf,g ingeval het motorvermogen 221 kW of minder bedraagt; 15 kg per vol uur aanwezigheid in het i.c.e.s.-gebied VIIf,g ingeval het motorvermogen meer dan 221 kW bedraagt; 15 kg per vol uur aanwezigheid in de i.c.e.s.-gebieden VIId ingeval het motorvermogen 221 kW of minder bedraagt; 30 kg per vol uur aanwezigheid in de i.c.e.s.-gebieden VIId ingeval het motorvermogen meer dan 221 kW bedraagt; 1 200 kg per kalenderdag in het i.c.e.s.-gebied VIIh,j,k, ingeval het motorvermogen meer dan 221 kW bedraagt; 600 kg per kalenderdag in het i.c.e.s.-gebied VIIh,j,k, ingeval het motorvermogen 221 kW of minder bedraagt;

Wanneer 50 % van de quota zijn opgevist vóór 1 juli 2004, wordt de visserij voor bovenvermelde gebieden gesloten.

Art. 8.De visserij in de i.c.e.s.-gebieden VIIIa,b is verboden in de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004.

Art. 9.Volgende minimummaten zijn van toepassing vanaf 1 januari 2004 : schol : 27 cm aanvoerlengte, kabeljauw : 40 cm aanvoerlengte, tarbot : 30 cm aanvoerlengte, griet : 30 cm aanvoerlengte, tongschar : 25 cm aanvoerlengte, schar : 23 cm aanvoerlengte, bot : 25 cm aanvoerlengte, poon : 20 cm aanvoerlengte, zeeduivel (geheel) : 500 g aanvoergewicht, zeeduivel (gekopt) : 250 g aanvoergewicht.

Het vissen, het aan boord houden en de aanvoer in communautaire havens van deze soorten beneden de respectievelijke minimummaten is verboden.

Art. 10.Een vissersvaartuig mag gedurende de maand januari 2004 maximaal 14 zeedagen realiseren in de i.c.e.s.-gebieden VIIf,g.

Het aantal overschreden dagen wordt gekort van het maximaal toegelaten aantal vaartdagen gedurende de eerste viermaandelijkse periode zoals bepaald in artikel 21.

Art. 11.§ 1. In de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004 is het in de i.c.e.s.-gebieden VIId,e verboden dat de totale scholvangst per zeereis gerealiseerd door een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kW of minder, een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 350 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die visreis in de betreffende i.c.e.s.-gebieden. § 2. In de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004 is het in de i.c.e.s.-gebieden VIId,e verboden dat de totale scholvangst per zeereis gerealiseerd door een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kW, een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 700 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die visreis in de betreffende i.c.e.s.-gebieden. § 3. In de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004 is het in de i.c.e.s.-gebieden VIIf,g verboden dat de totale scholvangst per zeereis gerealiseerd door een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kW of minder, een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 120 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die visreis in de betreffende i.c.e.s.-gebieden. § 4. In de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004 is het in de i.c.e.s.-gebieden VIIf,g verboden dat de totale scholvangst per zeereis gerealiseerd door een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kW, een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 240 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die visreis in de betreffende i.c.e.s.-gebieden. § 5. In de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004 is het in de i.c.e.s.-gebieden VIIa en VIII verboden dat de totale scholvangst per zeereis gerealiseerd door een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kW of minder, een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 300 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die visreis in de betreffende i.c.e.s.-gebieden. § 6. In de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004 is het in de i.c.e.s.-gebieden VIIa en VIII verboden dat de totale scholvangst per zeereis gerealiseerd door een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kW, een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 600 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die visreis in de betreffende i.c.e.s.-gebieden. § 7. In de periode van 1 januari tot en met 31 december 2004 is het in de i.c.e.s.-gebieden VIIh,j,k verboden dat de totale scholvangst per zeereis gerealiseerd door een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kW of minder, een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 600 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die visreis in de betreffende i.c.e.s.-gebieden. § 8. In de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004 is het in de i.c.e.s.-gebieden VIIh,j,k verboden dat de totale scholvangst per zeereis gerealiseerd door een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kW een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 1200 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die visreis in de betreffende i.c.e.s.-gebieden.

Art. 12.§ 1. In de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 maart 2004 is het in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium) verboden dat de totale scholvangst per zeereis, gerealiseerd door een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kW of minder, een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 300 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis in de betreffende i.c.e.s.-gebieden. § 2. In de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 maart 2004 is het in de i.c.e.s.-gebieden II,IV (Noordzee en Schelde-estuarium) verboden dat de totale scholvangst per zeereis, gerealiseerd door een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kW, een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 600 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis in de betreffende i.c.e.s.-gebieden.

Art. 13.De hoeveelheid vis van die soorten waarvoor nationaal bijkomende vangstbeperkingen worden vastgelegd en aan een vissersvaartuig worden toegewezen, zijn niet overdraagbaar naar een ander vissersvaartuig.

Art. 14.Aan de vissersvaartuigen van de Scheldevissers-vloot die enkel binnengaats mogen vissen, worden geen hoeveelheden vis van die soorten waarvoor nationaal bijkomende vangstbeperkingen worden vastgelegd in de i.c.e.s.-gebieden II,IV (Noordzee en Schelde-estuarium) toegekend. Alle andere vissersvaartuigen, met uitzondering van de vissersvaartuigen van de Scheldevissersvloot die de toelating hebben om in het Schelde-estuarium te vissen, is het verboden quotasoorten te vangen op de Westerschelde, binnengaats.

Art. 15.In de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004 is de visserij verboden in het i.c.e.s.-gebied IIIa (Skagerrak).

In de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004 is het verboden haring te vissen in de i.c.e.s.-gebieden I, II. In de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004 is het verboden tong te vissen in het i.c.e.s.-gebied VIIe.

Art. 16.§ 1. In de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 maart 2004 is het in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium) verboden dat de totale kabeljauwvangst per zeereis, gerealiseerd door een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kW of minder en dat volgens de « Officiële lijst der Belgische vissersvaartuigen 2004 » is uitgerust met de boomkor, een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 100 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis in de betreffende i.c.e.s.-gebieden. § 2. In de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 maart 2004 is het in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium) verboden dat de totale kabeljauwvangst per zeereis, gerealiseerd door een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kW en dat volgens de « Officiële lijst der Belgische vissersvaartuigen 2004 » is uitgerust met de boomkor, een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 200 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis in de betreffende i.c.e.s.-gebieden. § 3. In de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 maart 2004 is het in de i.c.e.s.-gebieden II,IV (Noordzee en Schelde-estuarium) verboden dat de totale kabeljauwvangst per zeereis, gerealiseerd door een vissersvaartuig dat volgens de « Officiële lijst der Belgische vissersvaartuigen 2004 » niet is uitgerust met de boomkor, een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 350 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis in de betreffende i.c.e.s.-gebieden. § 4. In de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004 is het in de i.c.e.s.-gebieden VII, VIII verboden dat de totale kabeljauwvangst per zeereis, gerealiseerd door een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kW of minder en dat volgens de « Officiële lijst der Belgische vissersvaartuigen 2004 » is uitgerust met de boomkor, een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 50 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis in de betreffende i.c.e.s.-gebieden. § 5. In de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004 is het in de i.c.e.s.-gebieden VII, VIII verboden dat de totale kabeljauwvangst per zeereis, gerealiseerd door een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kW en dat volgens de « Officiële lijst der Belgische vissersvaartuigen 2004 » is uitgerust met de boomkor, een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 100 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis in de betreffende i.c.e.s.-gebieden. § 6. In de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004 is het in de i.c.e.s.-gebieden VII, VIII verboden dat de totale kabeljauwvangst per zeereis, gerealiseerd door een vissersvaartuig dat volgens de « Officiële lijst der Belgische vissersvaartuigen 2004 » niet is uitgerust met de boomkor, een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 350 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis in de betreffende i.c.e.s.-gebieden. § 7. In de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004 is het voor alle vissersvaartuigen verboden de spanvisserij op kabeljauw te beoefenen.

Art. 17.§ 1. In de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004 is het in alle i.c.e.s.-gebieden verboden dat de totale schelvisvangst per zeereis, gerealiseerd door een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kW of minder een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 250 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis in de betreffende i.c.e.s.-gebieden; § 2. In de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004 is het in alle i.c.e.s.-gebieden verboden dat de totale schelvisvangst per zeereis, gerealiseerd door een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kW een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 500 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis in de betreffende i.c.e.s.-gebieden;

In afwijking met vorig lid is het in de periode 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004 in alle i.c.e.s.-gebieden verboden dat de totale schelvisvangst per zeereis, gerealiseerd door een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kW en dat volgens de « Officiële lijst der Belgische vissersvaartuigen 2004 » enkel is uitgerust met de borden, een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 800 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis in de betreffende i.c.e.s.-gebieden.

Art. 18.In uitvoering van de verordening (EG) inzake de vaststelling van de vangstmogelijkheden voor 2004 van sommige visbestanden, mogen communautaire vissersvaartuigen enkel in daartoe aangewezen havens meer dan 2 000 kg kabeljauw per zeereis aanvoeren. De vissershavens Nieuwpoort, Oostende en Zeebrugge worden hiervoor aangeduid.

Art. 19.Het is aan zeehengelaars, die vissen vanuit vaartuigen die niet beschikken over een visvergunning verboden om in totaal meer dan 20 kg kabeljauw en zeebaars, waarvan maximaal 15 kg kabeljauw, per ingescheepte persoon en per zeereis aan boord te houden, over te laden en te lossen. De vis dient in hele staat te worden aangevoerd en mag ontdaan zijn van ingewanden.

Art. 20.§ 1. In de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004 is het verboden dat de totale makreelvangsten per zeereis door een vissersvaartuig een hoeveelheid overschrijden die gelijk is aan 50 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis. § 2. In de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004 is het verboden dat de totale haringvangsten per zeereis door een vissersvaartuig een hoeveelheid overschrijden die gelijk is aan 50 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis. § 3. In de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004 is het verboden dat de totale heekvangsten per zeereis door een vissersvaartuig een hoeveelheid overschrijden die gelijk is aan 50 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis. § 4. In de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004 is het in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium) verboden dat de totale botvangsten per zeereis door een vissersvaartuig een hoeveelheid overschrijden die gelijk is aan 80 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis in de betreffende i.c.e.s.-gebieden.

Onverminderd de bepalingen van het vorige lid is het in de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004 verboden dat in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium) de totale vangsten van bot en schar per zeereis door een vissersvaartuig een hoeveelheid overschrijden die gelijk is aan 400 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis in de betreffende i.c.e.s.-gebieden. § 5. In de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004 is het in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium) verboden dat de totale vangsten van tongschar en witje per zeereis, gerealiseerd door een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kW of minder, een hoeveelheid overschrijden die gelijk is aan 200 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis in de betreffende i.c.e.s.-gebieden. § 6. In de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004 is het in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium) verboden dat de totale vangsten van tongschar en witje per zeereis, gerealiseerd door een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kW, een hoeveelheid overschrijden die gelijk is aan 400 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis in de betreffende i.c.e.s.-gebieden. § 7. In de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 januari 2004 is het in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium) verboden dat de totale wijtingvangsten per zeereis door een vissersvaartuig een hoeveelheid overschrijden die gelijk is aan 250 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis in de betreffende i.c.e.s.-gebieden. § 8. In de periode van 1 februari 2004 tot en met 31 december 2004 is het in de i.c.e.s.-gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium) verboden dat de totale wijtingvangsten per zeereis door een vissersvaartuig dat volgens de « Officiële lijst der Belgische vissersvaartuigen 2004 » is uitgerust met de boomkor, een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 100 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis in de betreffende i.c.e.s.-gebieden.

Art. 21.In de loop van het jaar 2004 is het verboden voor alle vissersvaartuigen in de eerste viermaandelijkse periode, die een aanvang neemt op 1 januari 2004, meer dan vijfentachtig vaartdagen te realiseren.

De onbenutte vaartdagen kunnen naar de eerstvolgende viermaandelijkse periode in 2004 worden overgedragen.

Art. 22.§ 1. Vanaf overschrijding met twee vaartdagen door een vissersvaartuig van het maximaal toegelaten aantal vaartdagen, bedoeld in artikel 21 worden deze vaartdagen in mindering gebracht van het maximaal toegelaten aantal vaartdagen van de volgende viermaandelijkse periode. Het aantal in mindering te brengen vaartdagen wordt vermeerderd met één vaartdag per twee vaartdagen overschrijding.

Wanneer de overschrijding gebeurt in de laatste viermaandelijkse periode van 2004 wordt het aantal in mindering te brengen vaartdagen afgetrokken van het aantal vaartdagen dat vanaf 1 januari 2005 aan dat vissersvaartuig zal worden toegekend. § 2. Bij herhaling van de overschrijding van het maximaal aantal toegelaten vaartdagen wordt het aantal overschreden vaartdagen in tweevoud afgetrokken.

Art. 23.Een vissersvaartuig mag per kalenderdag uit meerdere i.c.e.s.-gebieden soorten zoals bepaald in artikel 13 vissen en aanvoeren, voor zover in deze i.c.e.s.-gebieden voor deze soorten een quotum beschikbaar is en voor zover voor elk van deze soorten aan de hoogste vangstbeperkingen voor deze kalenderdag voldaan is.

Art. 24.Ingeval van overtredingen van de artikelen 7 tot en met 20 of van de beperkingen aangebracht aan de visvergunningen kan de visvergunning die aan het vissersvaartuig werd afgeleverd voor een periode van vijf opeenvolgende dagen worden ingetrokken.

De periode van intrekking van de visvergunning treedt in werking op de derde dag volgend op die van de notificatie van de intrekking van de visvergunning per aangetekend schrijven door de Dienst Zeevisserij aan de eigenaar van het betrokken vissersvaartuig. Tijdens deze periode moet het vissersvaartuig inactief liggen in een Belgische vissershaven. Het maximale aantal vaartdagen zoals bepaald in artikel 21 wordt verminderd met het aantal dagen van intrekking van de visvergunning.

Art. 25.Overtredingen van de bepalingen van dit besluit en van de beperkingen aangebracht aan de visvergunningen worden opgespoord, vastgesteld en gestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 12 april 1957, waarbij de Koning wordt gemachtigd maatregelen voor te schrijven ter bescherming van de biologische hulpbronnen van de zee en van de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten.

Art. 26.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2004 en treedt buiten werking op 31 december 2004, om 24 uur, met uitzondering van de artikelen 6 en 22.

Brussel, 17 december 2003.

L. SANNEN

^