16 MEI 1997. Ministerieel besluit tot toekenning van een forfaitaire vergoeding wegens verblijfkosten aan de personeelsleden, belast met een rondreizende functie, van het Ministerie van Middenstand en Landbouw

De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Gelet op het koninklijk besluit van 24 december 1964 tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfkosten toegekend aan de leden van het personeel der ministeries;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 26 maart 1997;

Gelet op het akkoord van de Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 26 maart 1997;

Gelet op het protocol nr. 97-04-17/18 van 17 april 1997 van het sectorcomité V - Middenstand en Landbouw;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën;

Gelet op de wetten van de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989, 4 juli 1989, 6 april 1995 en 4 augustus 1996;

Gelet op de hoogdringendheid;

Overwegende dat, om de continuïteit van de taken van de ambtenaren belast met een rondreizende functie te verzekeren, het noodzakelijk is onverwijld over te gaan tot het vaststellen van de aan deze ambtenaren toegekende vergoedingen, Besluit

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder : ambtenaar belast met een rondreizende functie : de ambtenaar die regelmatig en voornamelijk, voor bepaalde of onbepaalde duur, door de Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen of zijn afgevaardigde, belast wordt met een opdracht buiten de lokalen van zijn standplaats.

Art. 2.Binnen de perken van de begrotingskredieten wordt maandelijks aan de ambtenaren, belast met een rondreizende functie, van het Ministerie van Middenstand en Landbouw, een forfaitaire verblijfsvergoeding toegekend. Deze mag niet gecumuleerd worden met de vergoeding wegens verblijfkosten, voorzien bij artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1964 tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfkosten toegekend aan de leden van het personeel der ministeries.

De ambtenaren die voormelde vergoeding genieten en die naar hun woonplaats of standplaats terugkeren om er het middagmaal te gebruiken, mogen noch kosten, noch tijd in rekening brengen voor deze verplaatsing.

Art. 3.De in artikel 2 bedoelde vergoeding is gelijk aan 12,4 maal het bedrag dat, in toepassing van artikels 2 en 3 van hogervermeld koninklijk besluit van 24 december 1964, aan de titularissen van de graden ingedeeld in de rangen 10 tot 14 wordt toegekend voor verplaatsingen van 8 uur en meer.

De in artikel 2 bedoelde vergoeding is gelijk aan 15,3 maal het bedrag dat, in toepassing van artikels 2 en 3 van hogervermeld koninklijk besluit van 24 december 1964, aan de titularissen van de graden ingedeeld in de rangen 40 tot 29 wordt toegekend voor verplaatsingen van 8 uur en meer.

Art. 4.Deze vergoeding wordt verminderd met 1/20e per niet gepresteerde werkdag, met uitzondering van het jaarlijks verlof, van het recuperatieverlof, van de verlofdagen toegekend als compensatie voor een feestdag en van de dagen waarop een dienstvrijstelling, voor om het even welke reden, werd toegekend.

Art. 5.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1997.

Brussel, 16 mei 1997.

K. PINXTEN