gepubliceerd op 23 november 2005
Ministerieel besluit tot goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de Nationale Tuchtraad
15 NOVEMBER 2005. - Ministerieel besluit tot goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de Nationale Tuchtraad
De Minister van Justitie, Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, met name op artikel 409, § 7, ingevoegd door de wet van 7 juli 2002;
Gelet op de adviezen van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 24 mei 2005 en op 9 augustus 2005;
Gelet op het akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 29 september 2005;
Besluit :
Artikel 1.Het huishoudelijk reglement van de Nationale Tuchtraad, als bijlage bij dit besluit, wordt goedgekeurd.
Art. 2.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 18 maart 2005.
Brussel, 15 november 2005.
Mevr. L. ONKELINX
Bijlage Huishoudelijk reglement van de Nationale Tuchtraad HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder : 1° de bevoegde kamer : de krachtens de taalwetgeving bevoegde Nederlandstalige of Franstalige Kamer van de Nationale Tuchtraad;2° de secretaris verslaggever : de secretaris verslaggever van de krachtens de taalwetgeving bevoegde kamer;3° de betrokken persoon : een van de personen bedoeld in artikel 409, § 2, tweede en derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, ten aanzien van wie de Nationale Tuchtraad haar bevoegdheden uitoefent;4° het betrokken lid : het vast of plaatsvervangend lid wiens mandaat overeenkomstig artikel 409, § 4, vierde lid van het Gerechtelijk Wetboek om ernstige redenen kan worden beëindigd;5° de verenigde kamers : de verenigde Nederlandstalige en Franstalige kamers.
Art. 2.Bij de eerste vergadering na de loting van de leden van de Nationale Tuchtraad, kiezen de vaste leden van elke kamer hun voorzitter overeenkomstig het bepaalde in artikel 409, § 7, Gerechtelijk Wetboek. De stemming is geheim.
Naargelang de aard van de aangelegenheid die aanleiding geeft tot vertegenwoordiging, wordt de Nationale Tuchtraad vertegenwoordigd door de beide voorzitters samen of door een van hen.
Art. 3.Het secretariaat van de Nationale Tuchtraad is gevestigd in de lokalen van het gerechtsgebouw te Brussel.
Art. 4.In voorkomend geval kan de voorzitter van de bevoegde kamer een vast of plaatsvervangend magistraat lid van de zetel aanwijzen teneinde hem voor de zaak of tijdens de periode, die hij in zijn beschikking bepaalt, te vervangen.
In geval van verhindering van de voorzitter van de bevoegde kamer, worden zijn functies waargenomen door het vast lid van de zetel die de eerste is in de volgorde van de loting.
Art. 5.Op het secretariaat van de Nationale Tuchtraad wordt een algemene rol gehouden waarop iedere zaak in de volgorde van binnenkomst wordt ingeschreven. Iedere inschrijving krijgt een volgnummer en vermeldt : - de tuchtoverheid; - de naam van de betrokken persoon; - in het geval bedoeld in artikel 409, § 4, van het Gerechtelijk Wetboek, de naam van het betrokken lid; - in voorkomend geval, de naam van de raadsman van de betrokken persoon of het betrokken lid.
Art. 6.De eerste kamer is deze bevoegd krachtens artikel 409, § 2, tweede lid, Gerechtelijk Wetboek en de tweede kamer is deze bevoegd krachtens artikel 409, § 2, derde lid, van dat wetboek.
De verenigde kamers zijn samengesteld uit alle leden van de twee volgens de taalwet bevoegde kamers. HOOFDSTUK II. - Rechtspleging voor de Nationale Tuchtraad
Art. 7.Tenzij het tuchtdossier reeds op het secretariaat toegekomen is, verzoekt de secretaris verslaggever van de bevoegde kamer, binnen de vijf dagen van de inschrijving van de zaak op de rol, de bevoegde tuchtoverheid die het bedoelde tuchtdossier onder zich heeft, hem dit per aangetekende post of per drager toe te zenden.
De secretaris verslaggever deelt per aangetekende post aan de betrokken persoon mede dat de zaak voor de bevoegde kamer van de Nationale Tuchtraad aanhangig is.
Art. 8.Eens de zaak op de algemene rol is ingeschreven, worden de vaste leden bevoegd om naargelang het geval, krachtens artikel 409, § 2, tweede en derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek in de zaak te zetelen, door de voorzitter van de bevoegde kamer per post, fax of e-mail ingelicht dat de zaak aanhangig is.
Indien een van de leden van de bevoegde kamer oordeelt dat hij zich moet onthouden, deelt hij dit onmiddellijk de voorzitter mede die dan op dezelfde wijze beroep doet op een vast of plaatsvervangend lid.
Art. 9.De voorzitter van de bevoegde kamer of het door hem aangewezen lid stelt de zaak vast. De secretaris verslaggever zendt daarvan per aangetekende post bericht aan de betrokken persoon.
Dit bericht doet melding van : - plaats, datum en uur van de zitting; - de mogelijkheid voor de betrokken persoon en zijn raadsman het dossier te raadplegen gedurende vijftien dagen vóór de datum van de zitting; - de plaats waar en de openingsuren gedurende dewelke het dossier kan worden geraadpleegd.
De raadsman van de betrokken persoon wordt daarvan per gewone post ingelicht.
Art. 10.De secretaris verslaggever stelt op grond van de stukken van het tuchtdossier een schriftelijk verslag van de zaak op. Dat verslag wordt aan het dossier gevoegd.
Art. 11.De bevoegde kamer zetelt met de bijstand van de secretaris verslaggever.
De zaak wordt behandeld achter gesloten deuren, behalve uitdrukkelijk andersluidend verzoek van de betrokken persoon.
Op de vastgestelde zitting verschijnt de betrokken persoon of laat hij zich vertegenwoordigen door zijn raadsman.
De voorzitter van de bevoegde kamer voert het onderzoek ter zitting en leidt het debat.
De secretaris-verslaggever brengt verslag uit.
De betrokken persoon en zijn raadsman worden gehoord. Daarna wordt het debat door de voorzitter gesloten en de zaak wordt in beraad genomen.
Van de zitting wordt er een proces-verbaal opgesteld.
Het advies wordt uitgebracht binnen de maand na de sluiting van het debat.
Art. 12.Binnen de acht dagen nadat het is uitgebracht, wordt het advies door de secretaris-verslaggever aan de betrokken persoon per aangetekende post en aan diens raadsman per gewone post bekendgemaakt.
Art. 13.Teneinde na het uitbrengen van het advies te voldoen aan het bepaalde in artikel 419, achtste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, wordt het dossier samen met het advies aan de in die bepaling vermelde tuchtrechtelijke overheid door de secretaris verslaggever opgestuurd. HOOFDSTUK III. - Beëindigen van het mandaat van een vast of plaatsvervangend lid om ernstige redenen
Art. 14.Eens de zaak bedoeld in artikel 409, § 4, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek op de algemene rol is ingeschreven, worden de vaste leden van de twee kamers van de Nationale Tuchtraad door hun beide voorzitters per post, fax of e-mail ingelicht dat de zaak aanhangig is.
Indien een van de leden oordeelt dat hij zich moet onthouden, deelt hij dit onmiddellijk de beide voorzitters mede. Deze doen dan op dezelfde wijze beroep op een plaatsvervangend lid van de kamer waartoe hij die oordeelt zich te moeten onthouden behoort.
Art. 15.De voorzitters of de door hen aangewezen leden stellen de zaak vast.
De in artikel 409, § 4, vijfde lid, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde oproeping wordt per aangetekende post door de secretaris verslaggever van de kamer waartoe het betrokken lid behoort, opgestuurd. Zijn raadsman wordt daarvan per gewone post ingelicht.
Art. 16.De secretaris verslaggever vermeld in het vorige artikel, tweede lid, stelt een schriftelijk verslag op betreffende de aangevoerde ernstige reden. Dat verslag wordt aan het dossier gevoegd.
Art. 17.De Nationale Tuchtraad zetelt met de bijstand van de secretaris verslaggever vermeld in artikel 15, tweede lid.
De zaak wordt, behoudens uitdrukkelijk andersluidend verzoek van het betrokken lid, behandeld in openbare zitting.
De rechtspleging wordt gevolgd en de beslissing uitgesproken in de taal van de kamer waartoe het betrokken lid behoort.
Indien een of meerdere leden van de Nationale Tuchtraad de taal van de rechtspleging niet machtig zijn, wordt beroep gedaan op een tolk of op simultaanvertaling.
Art. 18.Op de vastgestelde zitting verschijnt het betrokken lid in persoon of vertegenwoordigd door zijn raadsman. De Nationale Tuchtraad kan de persoonlijke verschijning van het betrokken lid bevelen.
De voorzitter van de kamer waarvan het betrokken lid deel uitmaakt voert het onderzoek ter zitting en leidt het debat.
De Nationale Tuchtraad kan alle nuttige onderzoeksdaden stellen.
De secretaris verslaggever bedoeld in artikel 15, tweede lid, brengt verslag uit. Het betrokken lid en zijn raadman worden gehoord. Daarop beveelt de voorzitter bedoeld in het tweede lid de sluiting van het debat en wordt de zaak in beraad genomen.
De beslissing wordt in openbare zitting uitgesproken binnen de maand na de sluiting van het debat.
Art. 19.Binnen de acht dagen na de uitspraak, wordt de door de Nationale Tuchtraad genomen beslissing door de secretaris verslaggever vermeld in artikel 15, tweede lid, aan het betrokken lid per aangetekende post en aan diens raadsman per gewone post bekendgemaakt. HOOFDSTUK IV. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 20.Het proces-verbaal van de zitting en het advies bedoeld in artikel 11 worden getekend door de secretaris verslaggever en de voorzitter van de bevoegde kamer.
Het proces-verbaal van de zitting bedoeld in artikel 409, § 4, zevende lid, Gerechtelijk Wetboek en van het vonnis bedoeld in artikel 18, vijfde lid, worden getekend door de voorzitters van de Nationale Tuchtraad en de secretaris verslaggever vermeld in artikel 15, tweede lid.
De bevoegde secretaris verslaggever stelt stelselmatig een inventaris op van alle stukken die aan het dossier worden gevoegd.
Art. 21.De minuten van de beslissingen en de archieven van de Nationale Tuchtraad worden bewaard op het secretariaat.
Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 15 november 2005 tot goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de Nationale tuchtraad.
De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX