gepubliceerd op 25 januari 2001
Ministerieel besluit houdende uitvoering van het koninklijk besluit van 14 december 2000 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen
15 DECEMBER 2000. - Ministerieel besluit houdende uitvoering van het koninklijk besluit van 14 december 2000 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen
De Minister van Landbouw en Middenstand, Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten, met name artikel 3, § 1, 1°, laatst gewijzigd door de wet van 5 februari 1999;
Gelet op de verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad van 17 mei 1999 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen, gewijzigd door de verordening (EG) nr. 2704/1999 van de Raad van 14 december 1999;
Gelet op de verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie - en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen, met name de artikelen 22, 23, 24 en 31;
Gelet op de verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad van 27 november 1992 tot instelling van een geïntegreerd beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen, laatstelijk gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1036/1999 van de Raad van 17 mei 1999;
Gelet op de verordening (EG) nr. 2714/1999 van de Raad houdende overgangsmaatregelen inzake het beheer en de controle in de sectoren akkerbouwgewassen en rundvlees;
Gelet op de verordening (EEG) nr. 3887/92 van de Commissie van 23 december 1992 houdende uit- voeringsbepalingen inzake het geïntegreerde beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen, laatstelijk gewijzigd bij verordening (EG) nr. 2801/1999 van de Commissie van 31 december 1999;
Gelet op de verordening (EG) nr. 2316/1999 van de Commissie van 22 oktober 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen;
Gelet op het koninklijk besluit van 14 december 2000 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen;
Gelet op het ministerieel besluit van 17 oktober 1995 houdende invoering van een premie ter compensatie van inkomensverliezen ten gevolge van bebossing van landbouwgrond in uitvoering van de verordening (EEG) nr. 2080/92 van de Raad van 30 juni 1992 tot instelling van een communautaire steunregeling voor bosbouwmaatregelen in de landbouw;
Gelet op het overleg met de gewestelijke Regeringen;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid om zonder uitstel de maatregelen te treffen inzake de steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen teneinde zich te schikken naar de bepalingen van de in 1999 getroffen verordeningen, zoals vermeld in de aanhef, Besluit :
Artikel 1.§ 1. Om in het kader van het koninklijk besluit van 14 december 2000 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen in aanmerking te komen voor de areaalbetaling toegekend aan de uit productie genomen oppervlakte, moeten de oppervlakten voldoen aan de hierna vermelde voorwaarden. 1. Deze oppervlakten dienen aan de productie onttrokken te worden gedurende een periode die uiterlijk op 15 januari ingaat en ten vroegste op 31 augustus van hetzelfde jaar eindigt.Deze periode bedraagt bij meerjarige braak minimaal twee jaren en maximaal vijf opeenvolgende jaren.
De betrokken producenten kunnen evenwel, maar uitsluitend met het oog op de inzaai of aanplant van kool- en raapzaad, van wintergranen of enig ander gewas dat pas het jaar nadien geoogst wordt : - vanaf 1 augustus de noodzakelijke werkzaamheden vóór inzaai of aanplant uitvoeren; - vanaf 15 augustus overgaan tot inzaai of aanplant van hogervermelde teelten. 2. De oppervlakten mogen niet worden gebruikt voor andere landbouwproducties dan bedoeld in artikel 7 van het koninklijk besluit van 14 december 2000, en ook niet voor een ander winstgevend doel dat onverenigbaar is met de akkerbouw. Deze bepalingen gelden evenwel niet voor bouwland bebost in het kader van artikel 31 van de verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad en afgeboekt uit hoofde van de braakleggingsverplichting voor zover deze bepalingen onverenigbaar zijn met de in de betrokken verordening vastgestelde eisen inzake bebossing. § 2. Indien de voor de areaalbetaling in aanmerking komende oppervlakten gelegen zijn in meerdere landbouwstreken kan : - de braakverplichting geheel of gedeeltelijk in een andere landbouwstreek gerealiseerd worden op voorwaarde dat de braak te leggen oppervlakten zich situeren in aan elkaar grenzende landbouwstreken en de braak te leggen oppervlakte aangepast wordt met een factor die de rendementsverhouding weergeeft van de betrokken landbouwstreken. De overdracht van de braakverplichting en de aanpassing van de oppervlakte met een factor die de rendementsverhouding aangeeft van de betrokken landbouwstreken mag echter niet leiden tot een onderschrijding van de braakverplichting in hectare; - de braakverplichting geheel of gedeeltelijk gerealiseerd worden in een andere landbouwstreek op voorwaarde dat de braakverplichting in een bepaalde landbouwstreek kleiner is dan 2 ha en de braak te leggen oppervlakte wordt aangepast met een factor om rekening te houden met de opbrengstverschillen tussen de betrokken landbouwstreken. De overdracht van de braakverplichting en de aanpassing van de oppervlakte met een factor die de rendementsverhouding aangeeft van de betrokken landbouwstreken mag echter niet leiden tot een onderschrijding van de braakverplichting in hectare. § 3. Het bedrag van de toegekende areaalbetaling voor de uit productie genomen oppervlakten wordt bepaald door de effectieve ligging van elk uit productie genomen perceel bouwland.
Art. 2.§ 1. De producent die voor meerjarige braak koos kan onder de hierna vermelde voorwaarden zijn verbintenis wijzigen : 1. Ingeval de producent in zijn steunaanvraag « oppervlakte » uitdrukkelijk op zijn verbintenis terugkomt vóór het verstrijken van de in de verbintenis vastgestelde periode, moet hij een bedrag terugbetalen, gelijk aan 5 % van het compensatiebedrag uitgekeerd voor de in het voorafgaande jaar braakgelegde grond, vermenigvuldigd met het aantal jaren dat hij zijn oorspronkelijke verbintenis niet naleeft.2. De producent kan evenwel zonder bestraffing afzien van zijn verbintenis : - indien hij beslist de braakgelegde arealen op te nemen in de regeling die wordt voorzien in het kader van het artikel 31 van de verordening (EG) nr.1257/1999 van de Raad; - ingeval van ruilverkaveling uitgevoerd door tussenkomst van de bevoegde overheid, van opzeg van de pacht door de verpachter, van onteigening of ingeval van overmacht.
Art. 3.§ 1. De producent is verplicht de braakgelegde gronden te onderhouden zodat deze uit landbouwkundig oogpunt in goede staat blijven.
Enkel spontane bodembedekking of inzaai van gewassen is toegelaten evenals de overgang van spontane bedekking naar inzaai.
Inzaai dient plaats te hebben ten laatste op 31 mei terwijl na 15 januari de grond niet langer naakt mag blijven dan strikt noodzakelijk voor de werkzaamheden verbonden aan inzaai.
Bij het behoud van een spontane bodembedekking tot op het einde van de braakverplichting mag evenwel niet meer omgeploegd worden na 15 januari.
Bij meerjarige braak is spontane bodembedekking uitgesloten. De tijdens het eerste campagne van de verbintenis ingezaaide bodembedekking dient behouden te worden tot op het einde ervan.
In geval van inzaai zijn de gewassen, toegelaten op braakgelegde gronden met verplichting van maaien vóór de zaadvorming, opgenomen in bijlage I van dit besluit, deze zonder verplichting tot maaien in bijlage II. Een vrijstelling van de maaiverplichting vóór de zaadvorming van de soorten opgenomen in bijlage I wordt toegekend voor zover voor deze soorten een gecertificeerd zaaizaadmengsel van soorten van minstens 2 verschillende families, voorkomend in bijlage I en/of bijlage II van dit besluit gebruikt werd. Dit mengsel moet tenminste 20 % van elke familie bevatten. In dit geval moeten de producenten met het oog op eventuele controle de aankoopbewijzen en de certificeringsetiketten van dit gezaaide mengsel bijhouden.
De bodembedekking moet tijdig vernietigd worden t.t.z. hetzij door te maaien, hetzij door fijn te malen hetzij op enige andere geschikte wijze, en dit om de verspreiding van onkruid te voorkomen zowel in geval van spontane groei als in geval van inzaai.
In overeenstemming met het Verdrag van Bern, bijlage 2 betreffende de bescherming van bedreigde soorten of met de richtlijn 79/409/EEG betreffende de bescherming van de vogels in het wild, kan een afwijking op de maaiverplichting voor zaadvorming voor de soorten vermeld in bijlage I toegekend worden op basis van een attest opgesteld door de bevoegde gewestelijke autoriteit bij aanwezigheid op de braakgelegde gronden van beschermde soorten. § 2. De bodembedekking mag niet bestemd zijn voor zaadwinning en mag in geen geval gebruikt worden voor landbouwdoeleinden vóór het einde van de braakleggingsperiode, noch voor een voor commercialisering bestemde plantaardige productie tot 15 januari volgend op het einde van de braakleggingsperiode. § 3. De bodembedekking van welke aard ook dient : - ingeval van maaien, fijnmalen of van iedere andere vorm van vernietiging tijdens de braak, ter plaatse te blijven; - op het einde van de braakperiode tussen 15 en 31 augustus gemaaid, fijngemalen of vernietigd te worden door toediening van fytofarmaceutische producten zoals voorzien in § 4, of op gelijk welke andere geschikte manier.
Het afgemaaide, fijngemalen of op enige andere wijze vernietigd product dient ter plaatse te blijven en mag nooit gebruikt worden voor commercialisering of enig ander doeleinde. Enkel de hergroei na 31 augustus van de vegetatie mag eventueel gebruikt worden voor eigen noodwendigheid van het bedrijf.
Een afwijking op de verplichting tot vernietiging van de bodembedekking tussen 15 en 31 augustus bedoeld in § 3, 2e streepje, kan toegekend worden op basis van een attest opgesteld door de bevoegde gewestelijke autoriteit bij aanwezigheid op de braakgelegde gronden van beschermde soorten vermeld in het Verdrag van Bern, bijlage 2 of in voornoemde richtlijn 79/409/EEG. § 4. Alleen de fytofarmaceutische producten die voorkomen in bijlage III van dit besluit mogen worden gebruikt op de uit productie genomen gronden.
Art. 4.Artikel 3 van dit besluit, met uitzondering van het eerste lid van zijn § 1, is niet van toepassing op braakgelegde gronden gebruikt in overeenstemming met artikel 7 van het koninklijk besluit van 14 december 2000.
Art. 5.§ 1. De producent kan, op één of meerdere braakgelegde percelen op zijn bedrijf kiezen om een verbintenis voor faunabraak aan te gaan met het doel de fauna te beschermen en de ontwikkeling ervan te bevorderen, door middel van het sluiten van een overeenkomst met een jachtrechthouder of met een vertegenwoordiger van een vereniging voor natuurbehoud of met een vertegenwoordiger van een erkende wildbeheerséénheid. Deze overeenkomst moet goedgekeurd en geviseerd worden door de gewestelijke bevoegde autoriteit en met name de volgende elementen bevatten : - namen en adressen van de partijen die de overeenkomst tekenen; - een inventaris van de betrokken percelen; - de algemene verbintenissen met betrekking tot de braakgelegde gronden, onverminderd de afwijkingen voorzien in § 2, evenals de specifieke verbintenissen voor de faunabraak vermeld in § 3.
Wanneer de producent houder is van het jachtrecht kan de overeenkomst vervangen worden door een verklaring op eer houdende de verbintenissen die ook van toepassing zijn voor de overeenkomst. § 2. Voor de percelen bouwland die onder deze regeling vallen zijn de voorwaarden van artikel 3 van dit besluit van toepassing. Niettemin wordt een afwijking toegestaan voor : - de verplichting tot maaien voor vruchtvorming van de bodembedekking van de soorten behorend tot bijlage I van dit besluit onverminderd de bepalingen bedoeld in artikel 3, § 1, eerste en achtste alinea van dit besluit; - de verplichting tot maaien van de bodembedekking tussen 15 en 31 augustus volgens artikel 3, § 3, van dit besluit. § 3. Om in aanmerking te komen voor de faunabraak zal de producent er zich toe verbinden : - voor 31 mei een bodembedekker in te zaaien volgens de bepalingen van artikel 3, § 1, eerste en 7e alinea, van dit besluit; - gedurende de gehele periode van de verbintenis het Provinciaal Bureau, vermeld in artikel 7, §1 van dit besluit, te verwittigen van de datum van de totale vernietiging van de bodembedekking en ten minste twee dagen voor de start van de uitvoering van de werkzaamheden; - de percelen braak te leggen ten minste tot 1 november en ten laatste tot 15 december; - de bodembedekking vernietigen op het einde van de periode van de verbintenis. § 4. De producent die wenst deel te nemen aan de regeling faunabraak moet op het zelfde moment van de indiening van de aanvraag voor steun vermeld in artikel 7 van dit besluit, een oppervlakteaangifte dienstig voor het bekomen van premies voor braakgelegde gronden onder het stelsel « Faunabraak » indienen door middel van een formulier waarvan het model bepaald is door het Bestuur voor het Landbouwproductiebeheer van het ministerie van Middenstand en Landbouw.
Deze oppervlakteaangifte moet vergezeld zijn van een kopij van de overeenkomst of de verklaring van eer zoals vermeld in § 1. In dit laatste geval, zal de producent bij de verklaring van eer een document voegen dat bewijst dat hij beschikt over een geldige jachtvergunning evenals een document dat aantoont dat hij houder is van het jachtrecht op de betrokken percelen.
Art. 6.De areaalbetaling wordt toegekend : - wat betreft de oliehoudende zaden : a) voor gecertificeerd zaaizaad van de « dubbel nul » kool- en raapzaadvariëteiten of associaties van deze variëteiten die met de vermelding « OO » in de bij richtlijn 70/457/EEG vastgestelde gemeenschappelijke lijst voor landbouwgewassen zijn gemeld en daarin zijn opgenomen;b) voor kool- en raapzaad dat verkregen is uit gecertificeerd zaaizaad van één van de in bijlage II van verordening (EG) nr.658/96 opgesomde variëteiten voor de campagne 2000/2001 (oogst 2000); c) in toepassing van artikel 4, punt 2, c) van verordening (EG) nr. 2316/1999, voor koolzaad en raapzaad afkomstig van zaaizaden van teeltmateriaal die voor de inzaai voor inspectie en controle zijn geregistreerd voor het voortbrengen van een gewas waarvan het zaad bestemd is om te worden gebruikt als kwekerszaad, pre-basiszaad, basiszaad of gecertificeerd zaaizaad, dan wel voor onderzoek of voor proefdoeleinden om te bepalen of het teeltmateriaal aan de gemeenschappelijke rassencatalogus voor landbouwgewassen als « 00 »-variëteit kan toegevoegd worden; - wat betreft ander vlas dan vezelvlas, indien het lijnzaad wordt geteeld uit zaad van vlasrassen die worden beschouwd als andere rassen dan die welke hoofdzakelijk zijn bestemd voor de vezels als bedoeld in artikel 1 van verordening (EEG) nr. 1308/70 van de Raad en vastgesteld in verordening (EEG) nr. 1164/89 van de Commissie.
Art. 7.§ 1. Om in aanmerking te komen voor de steunregeling voor bepaalde akkerbouwgewassen moet elke producent één steunaanvraag indienen waarin alle percelen landbouwgrond van het bedrijf worden vermeld.
Deze aanvraag moet opgesteld worden bij middel van een formulier waarvan het model door de Minister wordt vastgelegd en wordt vergezeld van de documenten ter staving zoals voorzien in vermeld formulier.
De aanvraag moet jaarlijks ingediend worden bij het Provinciaal Bureau van het Bestuur voor het Landbouwproductiebeheer van het ministerie van Middenstand en Landbouw zoals vermeld in bijlage IV van dit besluit. § 2. Voor de campagne 2000/2001 (oogst 2000) moet de aanvraag : a) opgesteld worden bij middel van een formulier dat overeenkomt met dit opgenomen in bijlage V van dit besluit voor wat betreft de indiening op papier of in overeenstemming met de instructies opgenomen in bijlage VI voor wat betreft de indiening van de gegevens onder geïnformatiseerde vorm;b) behoorlijk ingevuld en : - voor wat betreft de indiening op papier, op uiterlijk 2 mei 2000 om 17 uur ingediend worden en per aangetekend schrijven opgestuurd worden met de poststempel als kracht van bewijs, of afgegeven worden tegen aflevering van een ontvangstbewijs; - voor wat betreft de indiening van de gegevens onder geïnformatiseerde vorm op uiterlijk 15 mei 2000 ingediend worden. § 3. Elke eventuele wijziging van de benuttiging van percelen moet uiterlijk op 31 mei schriftelijk gemeld worden bij het in § 1 vermelde Bureau, onverminderd de bepalingen voorzien in artikel 8, § 1, van verordening (EEG) nr. 3887/92.
Toevoegingen van landbouwpercelen en oppervlakten kunnen niet aangebracht worden behalve in de gevallen dat de producent, na de einddatum voor indiening van de aanvragen het recht op gebruik van die percelen heeft verkregen ten gevolge van : a) een ruilverkaveling uitgevoerd door tussenkomst van de bevoegde overheid;b) een uitbreiding van bedrijf door : - overdracht van eigendom van gronden; - overdracht van genot van gronden in toepassing van de artikelen 31, 34 en 38 van de pachtwet of wanneer een pacht die normaal beëindigd is door het verstrijken van de pachtperiode onmiddellijk gevolgd wordt door het afsluiten van een nieuwe pacht.
Deze toevoegingen moeten ook schriftelijk meegedeeld worden ten laatste op 31 mei bij het in § 1 vermelde Provinciaal Bureau.
Art. 8.Voor de toepassing van dit besluit kan, mits hun toelating, rekening gehouden worden met de gegevens geleverd door de producenten, in overeenstemming met de bepalingen van het koninklijk besluit van 1 juni 1992 waarbij een jaarlijks land- en tuinbouwtelling per 15 mei wordt voorgeschreven.
Art. 9.§ 1. Onverminderd de bepalingen van titel II, hoofdstuk III, sectie 3 van het koninklijk besluit van 17 juli 1991 houdende coördinatie van de wetten op de Rijkscompatibiliteit verliest de producent elk recht op het gebruik van de areaalbetaling indien hij nalaat gevolg te geven aan de verzoeken om bijkomende inlichtingen of bewijsstukken vanwege het Ministerie van Middenstand en Landbouw. § 2. De percelen die niet beantwoorden aan de verplichtingen bedoeld in artikel 3, § 2 en 3, van dit besluit worden niet beschouwd als braakgelegde gronden. § 3. Indien de verplichtingen bedoeld in artikel 3, § 1 en 4, en artikel 5, § 3, tweede streepje, van dit besluit niet worden nageleefd wordt de areaalbetaling verminderd met een bedrag gelijk aan het resultaat van de oppervlakte van de percelen in overtreding vermenigvuldigd met het van toepassing zijnde areaalbetaling per hectare vermenigvuldigd met een percentage.
Het in het vorige lid bedoelde percentage is vastgesteld op : - 20 % ingeval van inzaai van een bodembedekking welke andere gewassen bevat dan deze bedoeld in bijlage I en II van dit besluit; - 30 % ingeval van niet vernietiging van de bodembedekking bestaande uit gewassen bedoeld in bijlage I van dit besluit, waarbij geen gebruik gemaakt werd van een gecertificeerd zaaizaadmengsel van minstens twee verschillende families en bestaande uit minstens 20 % van ieder van hen; de vernietiging van de bodembedekking kan ofwel gebeuren door te maaien, door fijn te malen of op iedere andere geschikte wijze; - 30 % ingeval van aanwezigheid van onkruiden in het stadium van vruchtzetting zowel bij spontane bodembedekking als bij inzaai; - 50 % ingeval van het gebruik van andere fytofarmaceutische producten dan deze vermeld in bijlage III van dit besluit; - 50 % ingeval van afwezigheid van een bodembedekking; - 100 % bij niet verwittiging van het Provinciaal Bureau van de voorziene datum van iedere vernietiging van de bodembedekking ingeplant voor een faunabraak en dit ten minste twee dagen voor de datum van de start van de uitvoering van deze werkzaamheden. § 4. De steun vermeerderd met de intrest berekend aan de wettelijke koers wordt teruggevorderd vanaf de betalingsdatum.
Art. 10.Het ministerieel besluit van 4 november 1997 houdende de toepassingsbepalingen van het koninklijk besluit van 30 oktober 1997 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen wordt ingetrokken.
Art. 11.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van het verkoopseizoen 2000/2001 (oogst 2000).
Brussel, 15 december 2000.
J. GABRIELS
Bijlagen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 15 december 2000.
De Minister van Landbouw en Middenstand, J. GABRIELS