gepubliceerd op 06 december 2023
Ministerieel besluit betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg tot goedkeuring van de bepalingen aanvullend op het ADR en tot vaststelling van de delegatie van bevoegdheden
13 OKTOBER 2023. - Ministerieel besluit betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg tot goedkeuring van de bepalingen aanvullend op het ADR en tot vaststelling van de delegatie van bevoegdheden
De minister van Mobiliteit, Gelet op de
wet van 18 februari 1969Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
18/02/1969
pub.
25/04/2012
numac
2012000279
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Wet betreffende de maatregelen ter uitvoering van de internationale verdragen en akten inzake vervoer over zee, over de weg, de spoorweg of de waterweg. - Officieuze coördinatie in het Duits
sluiten betreffende de maatregelen ter uitvoering van de internationale verdragen en akten inzake vervoer over zee, over de weg, de spoorweg of de waterweg, artikel 1, eerste lid;
Gelet op de wet van 21 juni 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/06/1985 pub. 15/02/2012 numac 2012000076 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de technische eisen waaraan elk voertuig voor vervoer te land, de onderdelen ervan, evenals het veiligheidstoebehoren moeten voldoen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de technische eisen waaraan elk voertuig voor vervoer te land, de onderdelen ervan, evenals het veiligheidstoebehoren moeten voldoen, artikel 1;
Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 september 2022Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 22/09/2022 pub. 26/10/2022 numac 2022042182 bron brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende het vervoer via de weg en over de binnenwateren van gevaarlijke goederen, met uitzondering van ontplofbare en radioactieve stoffen sluiten betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg en over de binnenwateren met uitzondering van ontplofbare en radioactieve stoffen, artikelen 23 en 28;
Gelet op de "gelijkekansentest" van 19 mei 2023, zoals vereist door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 november 2018Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 22/11/2018 pub. 04/12/2018 numac 2018032248 bron brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot uitvoering van de ordonnantie van 4 oktober 2018 tot invoering van de gelijke kansentest sluiten tot uitvoering van de ordonnantie van 4 oktober 2018 tot invoering van de gelijkekansentest;
Gelet op het advies van de Raadgevende commissie Administratie-Industrie, gegeven op 23 juni 2023 en 4 september;
Gelet op het overleg met de andere gewestregeringen en de federale regering, zoals voorgeschreven door artikel 6, § 2, 5°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, op de interministeriële conferentie van 4 juli 2023 en 26 september 2023 ;
Gelet op de mededeling aan de Europese Commissie, op 10 juli 2023, met toepassing van artikel 5, § 1, van richtlijn 2015/1535/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 die een informatieprocedure voorziet op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij, en gelet op het feit dat de standstill-periode verstreken is op 11 oktober 2023 zonder dat er opmerkingen waren bij de ontwerptekst;
Gelet op de adviesaanvraag binnen 30 dagen, die op 24 juli 2023 bij de Raad van State is ingediend, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende dat het advies niet is meegedeeld binnen die termijn;
Gelet op artikel 84, § 4, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende dat maatregelen moeten goedgekeurd worden aanvullend op de maatregelen van het ADR en dat bepaalde bevoegdheden moeten gedelegeerd worden, in toepassing van artikelen 23 en 28 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 september 2022Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 22/09/2022 pub. 26/10/2022 numac 2022042182 bron brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende het vervoer via de weg en over de binnenwateren van gevaarlijke goederen, met uitzondering van ontplofbare en radioactieve stoffen sluiten betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg en over de binnenwateren met uitzondering van ontplofbare en radioactieve stoffen;
Besluit : HOOFDSTUK 1 - DEFINITIES
Artikel 1.§ 1. De termen van dit besluit komen overeen met de termen zoals gedefinieerd in het ADR, het verdrag betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, ondertekend te Genève op 30 september 1957, zoals gewijzigd, en in het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 september 2022Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 22/09/2022 pub. 26/10/2022 numac 2022042182 bron brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende het vervoer via de weg en over de binnenwateren van gevaarlijke goederen, met uitzondering van ontplofbare en radioactieve stoffen sluiten betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg en over de binnenwateren met uitzondering van ontplofbare en radioactieve stoffen. § 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt bovendien verstaan onder "erkende instelling", de instelling bedoeld in artikel 19 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 september 2022Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 22/09/2022 pub. 26/10/2022 numac 2022042182 bron brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende het vervoer via de weg en over de binnenwateren van gevaarlijke goederen, met uitzondering van ontplofbare en radioactieve stoffen sluiten betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg en over de binnenwateren met uitzondering van ontplofbare en radioactieve stoffen. HOOFDSTUK 2. - DELEGATIE VAN BEVOEGDHEID
Art. 2.Delegatie van bevoegdheid wordt toegekend aan de directeur van de DVGV, wat betreft het vervoer over de weg, voor het uitoefenen van de bevoegdheden van: 1° de artikelen 9, 10, 11, 13, § 3, 18, 20, lid 1, 1°, 21, §§ 1 en 2, 22, §§ 1 en 2, en 26 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 september 2022Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 22/09/2022 pub. 26/10/2022 numac 2022042182 bron brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende het vervoer via de weg en over de binnenwateren van gevaarlijke goederen, met uitzondering van ontplofbare en radioactieve stoffen sluiten betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg en over de binnenwateren met uitzondering van ontplofbare en radioactieve stoffen. HOOFDSTUK 3. - TOEZICHT OP DE VERVAARDIGING, RECONSTRUCTIE OF RECONDITIONERING VAN VERPAKKINGEN, IBC'S EN GROTE VERPAKKINGEN Afdeling 1. - Algemene principes
Art. 3.Het toezicht op de vervaardiging, de reconstructie of de reconditionering: 1° van de door de hoofding van hoofdstukken 6.1 en 6.3 van het ADR beoogde verpakkingen; 2° van de door de hoofding van hoofdstuk 6.5 van het ADR beoogde IBC's; 3° van de door de hoofding van hoofdstuk 6.6 van het ADR beoogde grote verpakkingen, die van een in België afgeleverd UN-, ADR- of reconditioneringskenmerk voorzien worden en waarvan de goedkeuringscertificaten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest opgesteld zijn, bestaat uit de interne inspectie, uitgeoefend door de fabrikant, en het extern toezicht, uitgeoefend door een door de directeur van de DVGV erkende instelling. Afdeling 2. - Interne inspectie
Art. 4.De interne inspectie wordt in overeenstemming met de instructies van de directeur van de DVGV uitgevoerd en bestaat uit de initiële controle, de fabricagecontrole, de eindcontrole en het optekenen van de resultaten.
Art. 5.Bij de initiële controle, vóór de vervaardiging, reconstructie of reconditionering, moet men er zich van vergewissen dat de grondstof, de voorwerpen en de andere materialen die gaan gebruikt worden, overeenstemmen met die welke bij de prototypekeuring gebruikt werden.
Art. 6.De fabricagecontrole bestaat uit: 1° het testen van de vervaardigings-, de reconstructie-, de reconditionerings- en de controle-installaties met verloren stalen bij het opstarten van de vervaardiging, de reconstructie of de reconditionering en telkens wanneer de uitrusting aangepast wordt;2° controles op het proces en op het eindproduct tijdens de vervaardiging, de reconstructie of de reconditionering.
Art. 7.Als eindcontrole worden de verpakkingen, IBC's of grote verpakkingen na de vervaardiging, reconstructie of reconditionering geïnspecteerd. Iedere IBC en iedere grote verpakking moet afzonderlijk geïnspecteerd worden voor hij in gebruik wordt genomen.
De dichtheidsbeproeving voorafgaand aan de ingebruikname van de IBC's wordt door de fabrikant verricht.
Art. 8.§ 1. De resultaten van de interne inspectie worden opgetekend en blijven gedurende ten minste vijf jaar door de fabrikant bewaard. § 2. De interne inspectie moet door competent personeel uitgevoerd worden. § 3. De fabrikant moet over de vereiste installaties beschikken om de interne inspectie uit te voeren. Afdeling 3. - Extern toezicht
Art. 9.Het extern toezicht bestaat enerzijds uit steekproeven om de overeenstemming met het prototype te controleren, en anderzijds uit de supervisie over de interne inspectiedienst van de fabrikant. Als gedurende de eerste twee jaren de beoordeling positief was, kan vanaf dat ogenblik dit toezicht minstens één keer per twee jaar plaatsvinden, op voorwaarde dat het resultaat van het toezicht doorlopend positief beoordeeld wordt. Het toezicht kan onaangekondigd plaatsvinden. Afdeling 4. - Maatregelen in geval van tekortkoming
Onderafdeling 1. - In het raam van de interne inspectie
Art. 10.Indien tekortkomingen t.o.v. het prototype worden vastgesteld, moeten alle verpakkingen, IBC's of grote verpakkingen, die vervaardigd, gereconstrueerd of gereconditioneerd werden sinds de laatste controle waarbij de overeenstemming met het prototype werd vastgesteld, individueel gecontroleerd worden en het UN-, ADR- of reconditioneringskenmerk wordt uitgewist op deze die de tekortkomingen vertonen. Op de verpakkingen, IBC's of grote verpakkingen die na het vaststellen van de tekortkomingen worden vervaardigd, gereconstrueerd of gereconditioneerd, mag het UN-, ADR- of reconditioneringskenmerk pas weer aangebracht worden nadat de overeenstemming met het prototype opnieuw is aangetoond.
Onderafdeling 2. - In het raam van het extern toezicht
Art. 11.§ 1. Indien tekortkomingen ten opzichte van het prototype worden vastgesteld, gaat men te werk zoals aangegeven in artikel 10.
Indien blijkt dat de interne inspectie tekort schiet, eist de erkende instelling dat de fabrikant, reconstrueerder of reconditioneerder de in artikel 4 vermelde instructies naleeft.
De erkende instelling brengt de directeur van de DVGV op de hoogte van de tekortkomingen.
De erkende instelling voert binnen de drie maanden steekproefsgewijs bijkomende testen uit. § 2. Wanneer dezelfde tekortkomingen opnieuw worden vastgesteld: 1° de erkende instelling brengt desgevallend de directeur van de DVGV ervan op de hoogte;2° de directeur van de DVGV trekt het UN-, ADR- of reconditioneringskenmerk van de desbetreffende verpakking, IBC of grote verpakking in.
Art. 12.De kosten die het extern toezicht met zich meebrengt, zijn ten laste van de aanvrager van het UN-, ADR- kenmerk of van de reconditioneerder.
Wanneer het extern toezicht zowel bij de gebruiker als bij de producent dient plaats te vinden, zijn de kosten die dit extern toezicht met zich brengt ten laste van de twee betrokkenen. HOOFDSTUK 4. - PERIODIEKE BEPROEVINGEN OP IBC's
Art. 13.Op IBC's die voorzien zijn van een UN-kenmerk, worden de beproevingen en inspecties volgens 6.5.4.4.1 b), 6.5.4.4.2 b) en 6.5.4.5.2 van het ADR uitgevoerd: 1° door een erkende instelling of;2° door de eigenaar of houder van IBC's, houder van de toelating gegeven door de directeur van de DVGV overeenkomstig artikel 14.
Art. 14.De directeur van de DVGV levert de toelating enkel af aan de eigenaar of aan de houder van IBC's om de periodieke dichtheidsbeproevingen en inspecties te kunnen uitvoeren op IBC's na ontvangst van het volgende volledige dossier van de aanvrager: 1° het positief rapport van een erkende instelling met betrekking tot de naleving door de aanvrager van volgende voorwaarden: a) de aanvrager moet houder zijn van ISO-certificatie van de reeks 9000 die verenigbaar is met de beoogde activiteit en die ten minste de productie of de verzending van gevaarlijke goederen dekt;b) de aanvrager moet gedekt zijn tegen elke schade die door de periodieke beproevingen of inspectie op IBC's wordt veroorzaakt;c) de dienst die belast is met de periodieke keuringen en inspecties op IBC's moet onafhankelijk gestructureerd zijn van de commerciële- en/of productieafdeling;d) de aanvrager moet over de geschikte uitrusting beschikken om de periodieke keuringen en inspecties op IBC's uit te voeren;in het bijzonder moeten de meetapparaten gekalibreerd zijn en hun precisie aangeven; e) de persoon belast met de periodieke keuring en inspecties beschikt over een handleiding met de verschillende handelingen die tijdens deze keuringen moeten worden gerespecteerd.De persoon belast met de controle en de chef van de onderneming of zijn vertegenwoordiger ondertekenen en dateren een verklaring dat de richtlijnen werden gerespecteerd; 2° de naam en de identificatiegegevens van de persoon die verantwoordelijk is voor de periodieke keuringen en inspecties op de IBC's;3° een afbeelding van het door de aanvrager gebruikte waarmerk.
Art. 15.§ 1. Elke eigenaar of houder van IBC's die de toelating heeft gekregen van de directeur van de DVGV om periodieke keuringen en inspecties op IBC's uit te voeren, wordt ten minste één maal per jaar gecontroleerd door een erkende instelling. § 2. Elke controle die tekortkomingen aan het licht brengt betreffende deze bepalingen, geeft aanleiding tot een nieuw bezoek door dezelfde erkende instelling binnen een periode van drie maand. Zij lichten de directeur van de DVGV in. § 3. Indien tijdens dit nieuw bezoek opnieuw tekortkomingen worden vastgesteld, licht de erkende instelling onmiddellijk de directeur van de DVGV in. Deze trekt de toelating in om de periodieke keuringen en inspecties op IBC's uit te voeren.
Art. 16.§ 1. De periodieke keuringen en inspecties op de IBC's moeten overeenkomstig het ADR worden uitgevoerd. § 2. De controleverslagen moeten ten minste volgende gegevens vermelden: 1° de volgende identificatie van de IBC: a) naam en adres van de eigenaar;b) naam en adres van de fabrikant ;c) constructienummer;d) vervaardigingsdatum;e) reglementaire markering volgens het ADR;2° datum en plaats van de dichtheidskeuring, de toegepaste druk en het bekomen resultaat;3° de inwendige en uitwendige staat van de IBC, de staat van zijn kenmerk en de werking van de dienstuitrusting;4° de conclusie van het rapport, te weten of de IBC al dan niet overeenstemt met de voorschriften van het ADR;5° de naam en de handtekening van de verantwoordelijke voor de keuring en de inspectie. § 3. Indien de periodieke keuring voldoening geeft, brengt de eigenaar of houder van IBC's op de IBC de datum aan, overeenkomstig het ADR en zijn waarmerk. § 4. De eigenaar of houder van de IBC houdt gedurende tenminste vijf jaar een register bij van de uitgevoerde keuringen en inspecties; dit register wordt ter beschikking gehouden van de erkende instelling.
Art. 17.De kosten betreffende de controles uitgevoerd door de erkende instelling zijn ten laste van de eigenaar of de houder van IBC's. HOOFDSTUK 5. - BEPALINGEN VAN TOEPASSING OP TANKS Afdeling 1. - Voorschriften met betrekking tot de constructie van de
tanks
Art. 18.De constructie van de tanks beoogd door hoofdstuk 6.8 en 6.10 van het ADR, waarvan het goedkeuringscertificaat in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt opgesteld, is onderworpen aan de hieronder voorziene modaliteiten.
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 19.Om te voldoen aan de eisen van 6.8.2.1.8 van het ADR in verband met het vaststellen van de ongevoeligheid voor brosse breuk en voor barstverwekkende spanningscorrosie, dient het door de constructeur verstrekt certificaat ten minste overeen te stemmen met niveau 3.1 van de norm EN 10 204.
Art. 20.§ 1. Voor elk tankprototype van tankvoertuigen moeten de erkende instellingen op basis van de berekeningen of van de uitgevoerde proeven garanderen dat de vasthechting van de tank aan het chassis beantwoordt aan de vereisten van 6.8.2.1.1 van het ADR. § 2. De constructeur van het chassis, verantwoordelijke voor de opbouw van de tank op het chassis of de invoerder ervan in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, moet bovendien schriftelijk verklaren dat de voorgenomen vasthechting de veiligheid van het chassis niet in gevaar brengt.
Onderafdeling 2. - Bescherming tegen beschadiging van de tank
Art. 21.Bij vaste tanks en afneembare tanks, bestemd voor het vervoer van poedervormige of korrelvormige stoffen en gebouwd vóór 1 januari 1990, bezit de houder de in 6.8.2.1.20 van het ADR beoogde bescherming indien aan de volgende bepalingen is voldaan of indien gelijkaardige maatregelen werden getroffen: 1° de houder wordt op de twee zijkanten en op een hoogte, gelegen tussen zijn horizontale middellijn en zijn onderste helft, voorzien van een bescherming tegen zijdelingse schokken, die bestaat uit een profiel dat tenminste 25 mm buiten de uiterste omtrek van de houder uitsteekt.Indien deze bescherming vervaardigd is uit zacht staal of materiaal van een hogere weerstand, moet de traagheidsmodulus van de rechte doorsnede van dit profiel tenminste gelijk zijn aan 5 cm 3waarbij de kracht horizontaal gericht is en loodrecht op de rijrichting. Indien materialen met een lagere weerstand worden gebruikt, moet de traagheidsmodulus evenredig met de rekgrenzen verhoogd worden. De bescherming tegen het omkantelen kan bestaan uit versterkingsringen, beschermkappen, of elementen in de dwarsrichting of in de langsrichting met een zodanig profiel dat in geval van omkanteling de uitrusting op het bovenste gedeelte van de houder niet beschadigd wordt. 2° aan de twee zijkanten van de tank, in de breedste zone, moeten aanvullende beschermingen worden aangebracht die beantwoorden aan de volgende voorschriften: a) voor zacht staal of materialen met hogere weerstand moet de totale dikte van tankwand en bescherming samen ten minste 6 mm bedragen;voor materialen met een lagere weerstand moet de formule van randnummers 211127 (3) en (4) van het ADR van 1999 gebruikt worden; b) de hoogte van deze bescherming bedraagt minstens 30 cm;3° indien het gaat om dubbelwandige reservoirs: a) met een vacuüm tussen de twee wanden, moet de som van de dikte van de metalen buitenwand en die van het reservoir minstens gelijk zijn aan de minimale wanddikte vastgelegd in randnummer 211127 (3) van het ADR van 1999;de wanddikte van het reservoir zelf mag niet kleiner zijn dan de minimumdikte vastgelegd in randnummer 211127 (4) van het ADR van 1999; b) met een tussenlaag uit vaste stof van ten minste 50 mm dikte, moet de buitenste wand ten minste 0,5 mm dik zijn indien hij uit zacht staal vervaardigd is of ten minste 2 mm indien hij bestaat uit met glasvezels versterkte kunststof;als tussenlaag mag vast schuim worden gebruikt (dat een even groot absorptievermogen van schokken heeft als bijvoorbeeld polyurethaanschuim); de buitenwand moet ten minste 1 mm dik zijn indien hij uit aluminium vervaardigd is.
Art. 22.§ 1. Bij vaste tanks en afneembare tanks, bestemd voor het vervoer van poedervormige of korrelvormige stoffen en gebouwd na 1 januari 1990, bezit de houder de in 6.8.2.1.20 van het ADR beoogde bescherming indien aan de volgende bepalingen is voldaan of indien gelijkaardige maatregelen werden getroffen: 1° aan de twee zijkanten van de tank, in de breedste zone, moeten aanvullende beschermingen worden aangebracht die beantwoorden aan de volgende voorschriften: a) de som van de dikte van tankwand en bescherming samen moeten minstens 5 mm bedragen voor zacht staal;voor de andere materialen: b) moet de formule van randnummers 211127 (3) en (4) van het ADR van 1999 gebruikt worden om de gelijkwaardige dikte te verkrijgen als de tank in dienst is gesteld voor 31 december 2002; c) er dient rekening te worden gehouden met de § 6.8.2.1.18 en 6.8.2.1.19 van het ADR als de tank in dienst is gesteld na 31 december 2002; d) de hoogte van deze beschermingen bedraagt minstens 30 cm; 2° er wordt voldaan aan 6.8.2.1.20 (b) van het ADR; wanneer van 6.8.2.1.20 (b) 3 van het ADR gebruik gemaakt wordt, moet de buitenwand ten minste 1 mm dik zijn indien hij uit aluminium vervaardigd is.
Onderafdeling 3. - Bepalingen betreffende de slingerschotten en tussenwanden
Art. 23.De slingerschotten en tussenwanden bezitten de in 6.8.2.1.22 van het ADR geëiste gelijkwaardige stevigheid indien ze weerstaan aan een totale druk gelijk aan tweemaal het gewicht van de vloeistof, die in het vak of de afdeling van de tank wordt vervoerd. Deze druk wordt uniform op het ganse slingerschot of de ganse tussenwand uitgeoefend in de rijrichting van het voertuig alsook in tegengestelde richting.
Hierbij wordt rekening gehouden met de eventuele doorstromingsopeningen.
Onderafdeling 4. - Openen en sluiten van de opengaande bodem van de vacuümtanks voor afvalstoffen (systeem met servobediening)
Art. 24.De in 6.10.3.5 van het ADR voorziene bedieningsinrichting moet zo dicht mogelijk geplaatst worden tegen de opengaande bodem (maximum 1 meter van de opengaande bodem in de lengterichting) zonder dat hierbij de operator in gevaar wordt gebracht. Afdeling 2. - Voorschriften met betrekking tot de uitrustingen van
tanks
Art. 25.Uitrustingen van tanks van tankvoertuigen die gebruikt worden voor het vervoer van gevaarlijke goederen en waarvan het goedkeuringscertificaat in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt opgesteld, zijn onderworpen aan de hieronder voorziene modaliteiten.
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 26.Alle uitrustingen moeten door een erkende instelling goedgekeurd zijn. Deze instelling moet controleren of het uitrustingstype beantwoordt aan de bepalingen die erop van toepassing zijn. Deze goedkeuring wordt verleend door een erkende instelling nadat deze heeft nagegaan of dit uitrustingstype beantwoordt aan de bepalingen die erop van toepassing zijn.
Art. 27.Bij zijn aanvraag om goedkeuring voegt de leverancier van de uitrusting een technische documentatie en een attest van de fabrikant waaruit blijkt dat deze geschikt is voor de te vervoeren producten.
Art. 28.§ 1. Elke beslissing tot afkeuren van een uitrustingstype moet met redenen omkleed zijn en betekend worden aan de directeur van de DVGV door de erkende instelling die de aanvraag tot goedkeuring heeft onderzocht. § 2. Indien, voor de vaste of afneembare tanks bestemd voor het vervoer over de weg van andere gevaarlijke goederen dan die van klasse 2, de resultaten van de nazichten of van de keuringen die door een erkende instelling op een tank worden uitgevoerd negatief zijn, brengt deze de directeur van de DVGV hiervan op de hoogte. Wanneer de nazichten of de keuringen opnieuw plaatsvinden, dienen deze door dezelfde instelling te worden uitgevoerd.
Art. 29.De uitrustingen van de tanks, gebouwd vanaf 1 mei 1986, moeten gemakkelijk te identificeren zijn. Daartoe moeten ze worden voorzien van een duurzame markering die minstens bevat: 1° naam of acroniem van de fabrikant;2° het type; 3° de maximale dienstcondities (druk, temperatuur, enz.).
Deze gegevens dienen leesbaar te zijn nadat de uitrusting gemonteerd is.
Ze mogen desnoods op een plaatje geplaatst worden dat aan corrosie weerstaat en dat op duurzame wijze op de uitrusting vastgehecht wordt (bij voorkeur met behulp van klinknageltjes).
Art. 30.Voor de volgende tanks is de goedkeuring van deze onderafdeling niet vereist: 1° tanks die uitsluitend worden gebruikt voor binnenlands transport van: a) stoffen van klasse 3 met een vlampunt hoger dan 23 ° C maar lager dan of gelijk aan 60 ° C, zonder secundair gevaar;b) stoffen ressorterend onder UN-nummer 1202 met een vlampunt hoger dan 60° C maar lager dan of gelijk aan 100 ° C;c) stoffen ressorterend onder UN-nummers 3256 en 3257; 2° tanks bestemd voor het vervoer van stoffen van klasse 2 en van de UN-nummers 1051, 1052 en 1790 (met meer dan 85 % fluorwaterstof) die voldoen aan de bepalingen van de Richtlijn 99/36/EG van de Raad van 29 april 1999 betreffende vervoerbare drukapparatuur en die voldoen aan een van de in 6.8.2.6 of 6.8.3.6 van het ADR vermelde normen; 3° tanks waarvan de uitrusting ontworpen werd overeenkomstig één van de in 6.8.2.6 van het ADR vermelde normen met betrekking tot de uitrusting.
Onderafdeling 2. - Bescherming van de uitrustingen
Art. 31.§ 1. Bij de vaste tanks wordt aangenomen dat aan de eisen van 6.8.2.2.1 van het ADR betreffende de bescherming van de uitrustingen tegen de risico's van afrukking of beschadiging is voldaan indien de structuur- en dienstuitrustingen die rechtstreeks op de houder zijn bevestigd op de volgende plaatsen aangebracht worden: 1° aan de onderkant van de houder, in een sector die reikt over een hoek van 60° aan weerszijden van zijn onderste beschrijvende rechte;2° aan de bovenkant van de houder, in een sector die reikt over een hoek van 30° aan weerszijden van zijn bovenste beschrijvende rechte, indien een bescherming het (of de) toebehoren volledig omsluit;de hoogte van deze bescherming moet groter zijn dan die van het (of de) te beschermen toebehoren en de bescherming mag niet vervormen door de inwerking van het totaal gewicht van het voertuig en zijn nuttige last, in omgekantelde stand; 3° op de achterste en voorste wand van de houder, buiten de welvingsstraal en de rechte rand;elk deel van de uitrusting op de achterwand van de houder moet zich ten minste 10 cm vóór het achterste punt van de schokbreker bevinden. § 2. Voor elk ander constructietype moeten de erkende instellingen zich er vooraf mee akkoord verklaren, na er zich van vergewist te hebben dat aan de vereisten van 6.8.2.2.1 van het ADR is voldaan. Afdeling 3. - Voorschriften met betrekking tot de kenmerken en de
opschriften op de tanks
Art. 32.De kenmerken en opschriften op de tanks waarvan het goedkeuringscertificaat in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt opgesteld, zijn onderworpen aan de modaliteiten van de artikelen 33 en 34.
Art. 33.Het kenplaatje van tank- of batterijvoertuigen moet gemakkelijk waarneembaar en leesbaar zijn voor een waarnemer die op de grond staat.
Art. 34.Op de achterzijde van elk tank- of batterijvoertuig (voertuig, semiaanhangwagen of aanhangwagen) moeten de volgende gegevens staan: naam of acroniem van de exploitant, alsook het telefoonnummer van de exploitant of van het bureau van de firma die moet worden gecontacteerd bij een ongeval.
De letters en cijfers van deze aanduidingen moeten ten minste 7 cm hoog en 1 cm breed zijn. Afdeling 4. - Voorschriften met betrekking tot de tanks uit kunststof
Art. 35.De door hoofdstuk 6.9 van het ADR beoogde tanks uit kunststof, waarvan het goedkeuringscertificaat in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt opgesteld, zijn onderworpen aan de hieronder voorziene modaliteiten: 1° artikel 20, § 1, en de afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk zijn ook van toepassing op de tanks in kunststof;2° bij de beproevingen van atmosferische tanks uit gewapende kunststof mag gebruik gemaakt worden van hydraulische druk of van druk uitgeoefend met behulp van een luchtkussen, maar niet van luchtdruk.
Art. 36.Alvorens te starten met de constructie van de tank volgens een goedkeuringscertificaat, moet de bouwer de goedkeuring van een erkende instelling hebben.
De erkende instelling geeft haar goedkeuring en controleert hierbij of het constructieplan in overeenstemming is met het goedkeuringscertificaat en beantwoordt aan de reglementering, op basis van het volledige dossier dat door de aanvrager is ingediend en volgende elementen bevat: 1° een schema van de constructie, waarop minstens de volgende inlichtingen worden weergegeven: a) het goedkeuringsnummer van het prototype;b) de afmetingen van de tank;c) en voor vaste tanks: i) de afmetingen van het chassis; ii) het systeem van bevestiging van de tank(s) aan het chassis; iii) de positie van het zwaartepunt van het tankvoertuig, de semiaanhanger met tank of de tankaanhanger; 2° een inlichtingenfiche die onder andere de volgende gegevens bevat: a) lijst, plaatsingswijze en bescherming van de gebruikte uitrustingen;b) mechanische kenmerken en dikte van de basisconstructiematerialen.c) tankcode en in voorkomend geval de aard van de te transporteren producten;3° de goedkeuringsattesten betreffende de lasmethoden;4° geldige bekwaamheidsverklaringen van de lassers.
Art. 37.Artikel 36 is niet van toepassing op de tanks bestemd voor het vervoer van stoffen van klasse 2 en van de UN-nummers 1051, 1052 en 1790 (met meer dan 85 % fluorwaterstof) die voldoen aan de bepalingen van de Richtlijn 99/36/EG van de Raad van 29 april 1999 betreffende vervoerbare drukapparatuur. HOOFDSTUK 6. - VEILIGHEIDSUITRUSTING
Art. 38.De veiligheidsuitrusting, gebruikt bij het transport uitgevoerd door middel van in België ingeschreven voertuigen, is onderworpen aan de bepalingen van de artikelen 39 en 40. Afdeling 1. - Brandblusapparaten
Art. 39.§ 1. De brandblusapparaten, voorgeschreven door 8.1.4. van het ADR, moeten bovendien voorzien zijn van het gelijkvormigheidsmerkteken BENOR V of van een gelijkvormigheidsmerkteken dat erkend is door een andere lidstaat van de Europese Unie of door een land van de Europese Vrijhandelsassociatie dat partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en het ADR. § 2. De brandblusapparaten voorzien van het gelijkvormigheidsmerkteken BENOR V hebben een uiterste geldigheidsdatum die gelijk is aan de fabricatiedatum vermeerderd met vijf jaar. § 3. De brandblusapparaten, bedoeld in 8.1.4.1 van het ADR, moeten zich in de cabine binnen het bereik van de bestuurder bevinden. Afdeling 2. - Hoofdschakelaar
Art. 40.De plaats van de bedieningen van de hoofdschakelaar moet duidelijk aangegeven zijn met het tweetalig opschrift "HOOFDSCHAKELAAR-INTERRUPTEUR" of door een duidelijk pictogram. HOOFDSTUK 7. - CONSTRUCTIE EN GOEDKEURING VAN VOERTUIGEN
Art. 41.Voor de voertuigen ingeschreven in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest mogen de schokbrekers bij tankvoertuigen niet rechtstreeks aan de tank bevestigd zijn.
Brussel, 13 oktober 2023.
De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Mobiliteit, Openbare Werken en Verkeersveiligheid, E. VAN DEN BRANDT