gepubliceerd op 21 januari 2009
Ministerieel besluit tot wijziging van de artikelen 61, 69, 70, 74 en 75 van het ministerieel besluit van 26 november 1991 houdende de toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering
12 JANUARI 2009. - Ministerieel besluit tot wijziging van de artikelen 61, 69, 70, 74 en 75 van het ministerieel besluit van 26 november 1991 houdende de toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering (1)
De Minister van Werk, Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 7, § 1, derde lid, i, vervangen bij de wet van 14 februari 1961;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, inzonderheid op de artikelen 110, § 5; 119, eerste lid, 2° en 3° en 129, tweede lid;
Gelet op het ministerieel besluit van 26 november 1991 houdende de toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering, Gelet op het advies van het beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, gegeven op 18 december 2008;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 17 december 2008;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting van 19 december 2008;
Om redenen van dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat de sociale gesprekspartners in hun ontwerp van interprofessioneel akkoord een aantal voorstellen hebben opgenomen om vanaf 1 januari 2009 het verzekeringsprincipe van het stelsel van de werkloosheidsuitkeringen te versterken en om deze uitkeringen welvaartsvaster te maken; dat de onmiddellijke uitvoering van die voorstellen leidt tot een verhoging van de uitkeringen van de meeste werklozen die na 1 januari 2009 werkloos worden en van sommige werklozen van wie de werkloosheid reeds vóór die datum begon; dat in het kader van de huidige recessie bovendien gevreesd moet worden voor een belangrijke stijging van het aantal ontslagen; dat een verhoging van de koopkracht van deze slachtoffers van de economische crisis een belangrijke bijdrage kan leveren in het beperken van het effect van deze crisis en het afweren van een sneeuwbaleffect, aangezien dit extra inkomen in de meeste gevallen onmiddellijk zal aangewend worden voor particuliere consumptie; dat deze voorstellen van de sociale gesprekspartners dan ook volledig passen binnen het herstelplan van de regering van 11 december en aansluiten bij de aanbevelingen van de Europese Commissie en Europese Raad om dringend maatregelen te nemen die o.a. bijdragen tot het ondersteunen van de consumptie; dat elk uitstel dan ook de effecten van de recessie op de werkgelegenheid zou verzwaren;
Gelet op advies 45.734/1 van de Raad van State, gegeven op 30 december 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, Besluit :
Artikel 1.In artikel 61, tweede lid, van het ministerieel besluit van 26 november 1991 houdende de toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering, wordt in de inleidende zin het bedrag van 419,92 euro vervangen door het bedrag van 428,32 euro.
Art. 2.In artikel 69 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) het eerste lid wordt vervangen door de volgende bepaling : « Voor de berekening van de uitkering op basis van het gemiddeld dagloon worden loonschijven opgesteld. De hoogste loonschijf bevat de lonen die ten minste gelijk zijn aan het grensbedrag C bedoeld in artikel 111, vierde lid, van het koninklijk besluit, verminderd met 0,1354 euro. De uitkering wordt desgevallend berekend op het grensbedrag C. »;
B) het tweede lid wordt vervangen door de volgende bepaling : « De veertien daaronder gelegen loonschijven bevatten elk 0,8631 euro.
De uitkering wordt desgevallend berekend op het bedrag dat bekomen wordt door de ondergrens van deze loonschijf te verhogen met 0,4316 euro. In de schijf bevattende de lonen van 64,3036 euro tot 65,1666 euro wordt de uitkering evenwel berekend op de in artikel 111, vierde lid, van het koninklijk besluit loongrens B. In de schijf bevattende de lonen van 59,9881 euro tot 60,8511 euro wordt de uitkering evenwel berekend op de in artikel 111, vierde lid, van het koninklijk besluit bedoelde loongrens A. »;
C) het derde lid wordt vervangen door de volgende bepaling : « De daaronder gelegen loonschijf bevat 0,4315 euro en de uitkering wordt desgevallend berekend op het bedrag dat overeenstemt met de ondergrens van deze loonschijf. De daaronder gelegen loonschijf bevat 0,4316 euro en de uitkering wordt desgevallend berekend op het bedrag dat overeenstemt met de ondergrens van deze loonschijf. »;
D) het vierde lid wordt vervangen door de volgende bepaling : « De daaronder gelegen loonschijven bevatten 0,8631 euro en de uitkering wordt desgevallend berekend op het bedrag dat bekomen wordt door de ondergrens van de loonschijf te verhogen met 0,4316 euro. »
Art. 3.In artikel 70 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) in § 1 wordt de inleidende zin vervangen door de volgende bepaling : « § 1. Voor de toepassing van artikel 114, §§ 3bis en 4, van het koninklijk besluit, wordt verstaan onder beroepsverleden als loontrekkende : »;
B) § 3 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 3. Voor de toepassing van artikel 114, §§ 3bis en 4, worden de arbeids- en gelijkgestelde dagen bedoeld in § 1 slechts eenmaal in aanmerking genomen. »
Art. 4.Afdeling VI van hetzelfde besluit bevattende de artikelen 74 en 75 wordt opgeheven.
Art. 5.Dit besluit heeft uitwerking, met ingang van 1 januari 2009, met uitzondering van artikel 1 dat in werking treedt op 1 september 2009 en artikel 3 dat in werking treedt op 1 mei 2009.
Brussel, 12 januari 2009.
Mevr. J. MILQUET