Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 12 januari 2001
gepubliceerd op 06 februari 2001

Ministerieel besluit houdende wijziging van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 houdende bepaling van de voorwaarden en regelen voor de vaststelling van de verpleegdagprijs, van het budget en de onderscheidene bestanddelen ervan, alsmede van de regelen voor de vergelijking van de kosten en voor de vaststelling van het quotum van verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
2001022025
pub.
06/02/2001
prom.
12/01/2001
ELI
eli/besluit/2001/01/12/2001022025/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

12 JANUARI 2001. - Ministerieel besluit houdende wijziging van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 houdende bepaling van de voorwaarden en regelen voor de vaststelling van de verpleegdagprijs, van het budget en de onderscheidene bestanddelen ervan, alsmede van de regelen voor de vergelijking van de kosten en voor de vaststelling van het quotum van verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten


De Minister van Sociale Zaken, Gelet op de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, inzonderheid op het artikel 97;

Gelet op het koninklijk besluit van 15 december 2000 houdende vaststelling van het globale budget van het Rijk, zoals bedoeld in artikel 87 van de wet op de ziekenhuizen, voor de financiering van de werkingskosten van de ziekenhuizen voor 2001;

Gelet op het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 houdende bepaling van de voorwaarden en regelen voor de vaststelling van de verpleegdagprijs, van het budget en de onderscheidene bestanddelen ervan, alsmede van de regelen voor de vergelijking van de kosten en voor de vaststelling van het quotum van verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 21 april 1987, 11 augustus 1987, 7 november 1988, 12 oktober 1989, 20 december 1989, 23 juni 1990, 10 juli 1990, 28 november 1990, 26 februari 1991, 20 maart 1991, 10 april 1991, 20 november 1991, 21 november 1991, 19 oktober 1992, 30 oktober 1992, 30 december 1993, 23 juni 1994, 19 juli 1994, 28 december 1994, 27 december 1995, 30 december 1996, 8 september 1997, 10 december 1997, 29 december 1997, 26 augustus 1998, 30 december 1998, 24 maart 1999, 15 juni 1999, 22 juni 1999, 23 december 1999 en 25 september 2000;

Gelet op de adviezen van de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen, Afdeling Financiering, gegeven op 26 september 2000, 19 oktober 2000, 26 oktober 2000 en 14 december 2000;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 29 november 2000;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 15 december 2000;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd, enerzijds, door de noodzaak de beheerders te informeren voor de 1 januari 2001 over de van toepassing zijnde regels in 2001 en opdat de voorziene maatregelen met effect op 1 januari 2001 zouden kunnen uitgevoerd worden zonder dat het nodig is dit te doen met retroactief effect en, anderzijds, doordat het materieel onmogelijk is de bovenvermelde verplichtingen te respecteren aangezien het huidig besluit niet genomen kan worden zonder het nemen van het koninklijk besluit houdende vaststelling voor het dienstjaar 2001 van het globale budget van het Rijk, zoals bedoeld in artikel 87 van de wet op de ziekenhuizen voor de financiering van de werkingskosten van de ziekenhuizen bepaalt; dat dit laaste besluit is goedgekeurd door de Ministerraad van 22 november 2000;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 5 januari 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, Besluit :

Artikel 1.Het artikel 10 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 houdende bepaling van de voorwaarden en regelen voor de vaststelling van de verpleegdagprijs, van het budget en de onderscheidene bestanddelen ervan, alsmede van de regelen voor de vergelijking van de kosten en voor de vaststelling van het quotum van verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 21 april 1987, 11 augustus 1987, 7 november 1988, 12 oktober 1989, 20 december 1989, 23 juni 1990, 10 juli 1990, 28 november 1990, 26 februari 1991, 20 maart 1991, 10 april 1991, 20 november 1991, 21 november 1991, 19 oktober 1992, 30 oktober 1992, 30 december 1993, 23 juni 1994, 19 juli 1994, 28 december 1994, 27 december 1995, 30 december 1996, 8 september 1997, 10 december 1997, 29 december 1997, 26 augustus 1998, 30 december 1998, 24 maart 1999, 15 juni 1999, 22 juni 1999, 23 december 1999 en 25 september 2000 wordt door de volgende bepaling vervangen : « Onderdeel A3 van het budget van financiële middelen dekt de algemene niet-geïndexeerde algemene lasten van de in artikel 7 bedoelde diensten. »

Art. 2.Aan artikel 12, 4°, van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 worden de volgende woorden toegevoegd : « met uitzondering van het endoscopisch materiaal en het materiaal voor viscerosynthese; ».

Art. 3.In artikel 12ter van het bovengenoemde ministerieel besluit van 2 augustus 1986 worden volgende wijzigingen aangebracht : - in punt 2), d), worden de woorden « en de minimale psychiatrische gegevens » vervangen door de woorden « , de minimale psychiatrische gegevens en de activiteit van de spoedgevallendienst en de MUG »; - punt 2), g), wordt als volgt aangevuld : « alsmede initiatieven die betrekking hebben op de verwezenlijking van proefprojecten betreffende de bemiddelingsfunctie in de sector psychiatrie; »; - aan punt 2 wordt er een punt x) toegevoegd, luidend als volgt : « x) de middelen toegekend ter financiering van de kosten voor de vakbondspremie van het personeel van de in artikel 7 bedoelde diensten; »; - aan punt 2), wordt er een punt y) toegevoegd, luidend als volgt : « y) de middelen toegekend voor de verwezenlijking van proefprojecten betreffende de psychiatrische ziekenhuizen en meer bepaald de behandeling van patiënten met gedrags- en/of agressieve stoornissen en de resocialisatie van geïnterneerden; » - aan punt 2) wordt er een punt z) toegevoegd, luidend als volgt : « z) de middelen toegekend voor de dekking van de kosten voortvloeiend uit de opleidingsfunctie in de universitaire en niet-universitaire ziekenhuizen. »

Art. 4.Het artikel 22 van het bovengenoemde ministerieel besluit van 2 augustus 1986 wordt door de volgende bepaling vervangen : « De in artikel 10 bedoelde algemene niet-geïndexeerde lasten worden jaarlijks bepaald door de Minister die de vaststelling van het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft. »

Art. 5.De artikelen 23 tot 27 van het bovengenoemde ministerieel besluit van 2 augustus 1986 worden door de volgende bepalingen vervangen : «

Art. 23.Teneinde de ziekenhuizen werkzaam in gelijkaardige omstandigheden onder dezelfde voorwaarden te financieren, worden de door onderdeel B1 van het budget gedekte kosten overeenkomstig de onderstaande artikelen 24 tot 37 forfaitair gefinancierd.

Art. 24.§ 1. Van de in artikel 23 bedoelde forfaitaire financiering worden die ziekenhuizen uitgesloten waarin uitsluitend voor kinderen of uitsluitend m.b.t. tumoren gespecialiseerde heelkundige en geneeskundige verstrekkingen uitgevoerd worden. Met deze categorie van ziekenhuizen worden de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden gelijkgesteld. In dit geval blijven de ziekenhuizen met dergelijke eenheden, voor de andere types ziekenhuisdiensten, vallen onder de bepalingen van artikel 33. § 2. Het in § 1 bedoelde budget B1 van de ziekenhuizen wordt vastgesteld als volgt : - voor de ziekenhuizen bedoeld onder § 1, wordt de waarde op 31 december van het dienstjaar dat het jaar van de vaststelling van onderdeel B1 voorafgaat, behouden; - voor de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden is de dagwaarde van het budget B1 gelijk aan 10 465 BEF voor de privé-ziekenhuizen en aan 10 601 BEF voor de openbare ziekenhuizen (index 1 januari 2001).

Art. 25.Voor de berekening van de in artikel 23 bedoelde forfaitaire financiering worden er op basis van de in artikel 32 bepaalde kenmerken 5 groepen van ziekenhuizen opgericht.

Art. 26.§ 1. Voor de toepassing van de kenmerken op de ziekenhuizen die, benevens een Sp-dienst of een eenheid voor de behandeling van zware brandwonden, over andere typen ziekenhuisdiensten beschikken, worden de Sp-diensten en de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden niet in aanmerking genomen. § 2. De bepalingen van afdeling II zijn afzonderlijk van toepassing op alle Sp-diensten en de psychiatrische ziekenhuizen. »

Art. 6.Onderafdeling 2 van de Afdeling II van het bovengenoemde ministerieel besluit van 2 augustus 1986 met de artikelen 29 tot en met 41 wordt door de volgende bepaling vervangen : « Onderafdeling 2. - Onderdeel B1 van het budget Rubriek 1. - Samenstelling van de ziekenhuisgroepen

Art. 29.Bij toepassing van artikel 25 worden de groepen van ziekenhuizen op basis van de volgende kenmerken gevormd : a) het al dan niet universitaire karakter van het ziekenhuis;b) de grootte van het ziekenhuis.

Art. 30.Een ziekenhuis waarvan minstens driekwart van de erkende bedden als universitaire bedden zijn aangewezen, wordt voor de toepassing van artikel 29 als een ziekenhuis met universitair karakter beschouwd.

Art. 31.Met de grootte van een ziekenhuis wordt verstaan het aantal bestaande en erkende bedden gedurende een nog nader te bepalen dienstjaar.

Art. 32.Er worden vijf groepen van ziekenhuizen opgericht, te weten : 1. de groep van ziekenhuizen met een universitair karakter, zoals bedoeld in artikel 30;2. de groep van ziekenhuizen met minder dan 200 bedden;3. de groep van ziekenhuizen van 200 tot 299 bedden;4. de groep van ziekenhuizen met 300 tot 449 bedden;5. de groep van ziekenhuizen met 450 bedden en meer. Rubriek 2. - Vaststelling van het forfait B1

Art. 33.§ 1. De vaststelling van het forfait B1 van een ziekenhuis betreft de volgende gemeenschappelijke diensten : 1. algemene kosten;2. onderhoud;3. verwarming;4. administratie;5. wasserij - linnen;6. voeding. § 2. Vallen niet onder het forfait de in de artikelen 12bis, 12ter, 12quater en 12quinquies bedoelde kosten, die respectievelijk door de onderdelen B3, B4, B5 en B6 gedekt worden.

Art. 34.Met het oog op de vaststelling van het forfait B1 worden de volgende bewerkingen uitgevoerd : Eerste bewerking : het landelijk beschikbare budget van elk van de in artikel 32 bedoelde groepen wordt gevormd door de samentelling van de budgetten waarover de ziekenhuizen van elke groep beschikken op 31 december van het dienstjaar dat het dienstjaar voorafgaat waarin het budget B1 vastgesteld werd, en dat na aftrek van de internaatkosten.

Onder het budget waarover het ziekenhuis beschikt op 31 december van het jaar voorafgaand aan het dienstjaar waarin het budget B1 vastgesteld werd, verstaat men het resultaat van de vermenigvuldiging van de waarde per ligdag van onderdeel B1 buiten internaatskosten en toepassing van artikel 46bis, met het in artikel 53 bedoelde quotum van verpleegdagen.

Tweede bewerking : binnen elke groep wordt het beschikbare budget omgeslagen over elke gemeenschappelijke dienst overeenkomstig de onderstaande percentages : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Derde bewerking : binnen elke groep en voor elke gemeenschappelijke dienst wordt het beschikbare budget omgeslagen over de ziekenhuizen van de groep op basis van de volgende verdeelsleutels : 1° Algemene kosten : (2/3 X A) + (1/3 X B) waarbij : A = het aantal m2 in de in artikel 7 bedoelde diensten, gewogen in functie van het aantal m2 per bed overeenkomstig de volgende formules : a) voor de niet-universitaire ziekenhuizen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarbij Mli = aantal m2 per bed in de eenheden en diensten van het ziekenhuis i bedoeld in artikel 7, a) en b); Li = aantal bedden in ziekenhuis i;

M2i = aantal voor ziekenhuis i in aanmerking genomen m2. b) voor de universitaire ziekenhuizen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De bovenstaande letters hebben dezelfde betekenis als in de formules vermeld onder a). B = aantal m2 berekend onder a) en aangepast door het aandeel van het operatiekwartier, van de spoedgevallendiensten en van de C-, D- en E - bedden van intensieve aard in het geheel van de diensten met 25 % te vermeerderen en door het aandeel van de administratie met 25 % te verminderen.

Om de oppervlakte van de C, D en E-bedden van intensieve aard te berekenen, wordt rekening gehouden met een percentage van bedden van intensieve aard, vastgesteld overeenkomstig artikel 43, § 2, 2°, c), in verhouding tot het totaal aantal C, D en E-bedden. 2° Onderhoud : het aantal m2 van de in artikel 7 bedoelde diensten, gewogen volgens de formule van punt 1), vermeerderd met 50 % voor het gedeelte betreffende het operatiekwartier en met 25 % voor de intensieve neonatologie, de spoedgevallendienst en de C-, D- en E - bedden van intensieve aard in het geheel van de diensten en verminderd met 50 % voor het gedeelte betreffende de administratie. Om de oppervlakte van de C, D en E-bedden van intensieve aard te berekenen, wordt rekening gehouden met een percentage van bedden van intensieve aard, vastgesteld overeenkomstig artikel 43, § 2, 2°, c), in verhouding tot het totaal aantal C, D en E-bedden. 3° Verwarming : het aantal m2 van de in artikel 7 bedoelde diensten, gewogen volgens de formule van punt 1° en aangepast door het aantal m2 te delen door de waarde van de dagtemperatuur van de streek waar het ziekenhuis gevestigd is en door dat te vermenigvuldigen met de gemiddelde waarde van de dagtemperatuur van het land.4° Administratieve kosten : het aantal resulterend uit de volgende formule : A + 0,05 J + 43 P waarbij : A = aantal opnamen gedurende een te bepalen dienstjaar J = aantal verpleegdagen gerealiseerd gedurende een te bepalen dienstjaar, beperkt evenwel tot een bezetting van 100 % P = aantal verpleegkundige en verzorgende personeelsleden in de artikel 7, a) en b), bedoelde eenheden en diensten, uitgedrukt in voltijds equivalenten.Dat aantal houdt rekening met de volgende maxima : - voor de verpleegeenheden, de in artikel 42, § 9, bedoelde normen, vermeerderd met het krachtens de verschillende sociale akkoorden toegekende personeel; - voor de bedden van intensieve aard, het aantal bedden berekend overeenkomstig artikel 43, § 2, 2°, c), vermenigvuldigd met 2 voltijdse equivalenten; - voor de operatiekwartier, de spoedgevallendiensten en de centrale sterilisatie, het aantal punten toegekend bij toepassing van artikel 43, § 3, 2°, a), b) en d), gedeeld door 2,5; - 1 VTE hoofd van het verpleegkundig departement per ziekenhuis; - 1 VTE middenkader per 150 erkende bedden; - voor de openbare ziekenhuizen, het personeel gefinancierd voor de vervangingen van de afwezigheden van lange duur; - voor de RVA-stagiairs, het aantal beperkt tot twee percent van het personeel dat in dienst was op 30 juni van het dienstjaar voorafgaand aan het beschouwde dienstjaar; - voor de door het interdepartementaal Fonds voor de bevordering van de werkgelegenheid gesubsidieerde contractuelen, het aantal tewerkgestelden uitgedrukt in voltijds equivalenten die gedurende het beschouwde dienstjaar in dienst zijn; - de verpleegkundige ziekenhuishygiënist(e) waarvan het aantal vastgesteld wordt in toepassing van artikel 48, § 8; - het in het kader van "Maribel" aangeworven personeel; - het bij toepassing van artikel 12ter, 1°, toegekende personeel; - het aanvullend personeel toegekend voor de erkende MIC-, NIC-, E, N*- en K-diensten, voor de kinderoncologie en de mobiele equipe. 5° Wasserij - linnen : het aantal verpleegdagen gerealiseerd gedurende een te bepalen dienstjaar, beperkt evenwel tot een bezetting van 100 %, met dien verstande dat de verpleegdagen gerealiseerd in de diensten C-, M-, NIC- en G- en de D- en E-bedden van intensieve aard gewogen worden met een coëfficiënt gelijk aan 1,25. Om het aantal verpleegdagen gerealiseerd in de bedden van intensieve aard te berekenen wordt er rekening gehouden met een percentage verpleegdagen, vastgesteld overeenkomstig artikel 43, § 2, 2°, c), ten opzichte van het aantal verpleegdagen van de D- en E diensten. 6° Voeding : het aantal gedurende een te bepalen dienstjaar gerealiseerde aantal verpleegdagen, beperkt evenwel tot een bezetting van 100 %. Vierde bewerking : het gedeelte van de bedragen verkregen per element met betrekking tot de personeelsuitgaven worden aangepast om voor elk element rekening te houden met de gemiddelde loonkost van het ziekenhuis ten opzichte van de gemiddelde nationale loonkost.

Bij deze berekening wordt rekening gehouden met de gegevens van een te bepalen dienstjaar, met dien verstande dat de loonkosten niet hoger mogen liggen dan die welke voortvloeien uit de toepassing van de loonschalen van de ondergeschikte besturen op 1 november 1993, vermeerderd met 2,5 % voor de privé-ziekenhuizen en met 3,93 % voor de openbare ziekenhuizen en met de toepassing van andere wettelijke verplichtingen voor de beheerder.

Die aanpassing wordt niet doorgevoerd voor de elementen « algemene kosten » en « verwarming » noch voor de elementen waarvoor de loonkost lager ligt dan 33 % van de totale kosten.

Vijfde bewerking : de overeenkomstig de vierde bewerking berekende bedragen worden voor elk ziekenhuis opgeteld.

Het aldus verkregen bedrag wordt vermeerderd met de bij de vaststelling van onderdeel B1 voor 2000 bepaalde internaatskosten.

Het aldus verkregen bedrag wordt in voorkomend geval lineair verminderd teneinde het voor alle ziekenhuizen samen beschikbare nationale budget niet te overschrijden.

Het aldus verkregen budget wordt het definitieve B1-budget genoemd.

Art. 35.De overgang van het huidige budget B1 naar het definitieve in artikel 34 - vijfde bewerking - bedoelde budget B1 geschiedt geleidelijk. Voor het jaar 2001 wordt de aanpassing bepaald op 10 %.

Art. 36.Voor de vaststelling van onderdeel B1 van het budget van de Sp-diensten, behoudens de Sp-diensten voor palliatieve zorg, en de psychiatrische ziekenhuizen, worden er nadere regels vastgesteld, die van toepassing zullen zijn vanaf het dienstjaar te bepalen door de minister die de vaststelling van de verpleegdagprijs onder zijn bevoegdheid heeft.

Onderdeel B1 van de erkende Sp-diensten palliatieve zorg wordt op 1 januari 2001 vastgesteld op 2 372 BEF. per dag (index op 1 januari 2001). »

Art. 7.In artikel 42, § 1, tweede gedachtestreepje, van het bovengenoemde ministerieel besluit van 2 augustus 1986 worden de woorden « 21 905 BEF. (index 1 januari 1994) » vervangen door « 25 081 BEF voor de privé-ziekenhuizen en 25 407 BEF voor de openbare ziekenhuizen (index 1 januari 2001) ».

Art. 8.Artikel 42, § 9, b), van het bovengenoemde ministerieel besluit van 2 augustus 1986 wordt opgeheven.

Art. 9.In artikel 43, § 2, 2°, c), van het bovengenoemde ministerieel besluit van 2 augustus 1986 worden de volgende wijzigingen aangebracht : - in punt c.1) eerste berekening worden de woorden « 80 % » vervangen door « 50 % »; - in punt c.2) tweede berekening, worden de woorden « 20 % » vervangen door « 30 % »; - punt c.3) wordt vervangen door volgende bepaling : « c.3) derde berekening : Op basis van de scores berekend overeenkomstig bijlage 11 van dit besluit worden de ziekenhuizen in decielen ingedeeld volgens de stijgende waarde van de score. Het aantal bijkomende punten wordt vastgesteld overeenkomstig de tabel uit de eerste berekening.

De aldus toegekende punten worden a rato van 20 % in aanmerking genomen en desgevallend aangepast met een coëfficiënt om voor het hele land gelijk te zijn aan 20 % van de overeenkomstig punt c.1) eerste berekening toegekende punten. »; - een punt c.3bis) wordt ingevoegd luidend als volgt : « c.3bis) De punten resulterend uit de eerste, tweede en derde berekening worden samengeteld. »

Art. 10.In artikel 43, § 3, 2°, c), wordt de volgende wijziging aangebracht : - de alinea die aanvangt met de woorden « De factor » en eindigt met « 3,5 » wordt vervangen door de volgende bepaling : « De factor bedraagt : - voor de ziekenhuizen die behoren tot de drie decielen met de laagste waarden: 1,5; - voor de ziekenhuizen die tot het vierde, vijfde en zesde deciel behoren : 1,7; - voor de ziekenhuizen die tot het zevende deciel behoren : 2,1; - voor de ziekenhuizen die tot het achtste deciel behoren : 2,6; - voor de ziekenhuizen die tot het negende deciel behoren : 3,1; - voor de ziekenhuizen die tot het tiende deciel behoren : 3,5. »

Art. 11.In artikel 44, § 3, van het bovengenoemde ministerieel besluit van 2 augustus 1986 worden de volgende wijzigingen aangebracht : - de woorden « op 1 januari 1998 vastgesteld op 8 284 fr. per dag (index 1 januari 1998) » worden vervangen door « op 1 januari 2001 vastgesteld op 10 055 BEF per dag (index 1 januari 2001) »; - de volgende bepaling wordt toegevoegd : « De vermeerdering van onderdeel B2 is bestemd voor de dekking van de lasten voortvloeiend uit de verhoging van de normen voor het verpleegkundig- en verzorgend personeel van 1,25 VTE tot 1,5 VTE per bed. »

Art. 12.In artikel 46bis van het bovengenoemde ministerieel besluit van 2 augustus 1986 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, worden na de woorden « 2000 : 75 percent » de woorden « 2001 : 75 percent » toegevoegd;2° in § 1, derde alinea, worden de woorden « In 1999 en 2000 » vervangen door « Vanaf 1999 »;3° in § 2bis, worden na de woorden « 2000 : 7 percent » de woorden « 2001 : 7 percent » toegevoegd;4° in § 6, worden de woorden « 110 miljoen » vervangen door « 160 miljoen ».

Art. 13.In artikel 48, § 3, van het bovengenoemde ministerieel besluit van 2 augustus 1986 worden de volgende wijzigingen aangebracht : - er wordt een nieuw lid A) toegevoegd dat de huidige bepalingen bevat; - er wordt een lid B) toegevoegd, luidend als volgt : « B) : Binnen de grenzen van een op 25 miljoen belgische frank (index 1 januari 2001) bepaald beschikbaar budget wordt er via onderdeel B4 van een psychiatrisch ziekenhuis een forfaitair bedrag toegekend voor de samenwerkingsverbanden zoals bedoeld in artikel 1, 2°, van het koninklijk besluit van 10 juli 1990 houdende de normen voor de erkenning van samenwerkingsverbanden van psychiatrische instellingen en diensten die deelnemen aan de verwezenlijking van de proefprojecten betreffende de bemiddelingsfunctie.

De samenwerkingsverbanden die aan dit project wensen deel te nemen, moeten hun aanvraag vüür 31 maart 2001 indienen bij het Ministerie van Sociale zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu Bestuur van de Gezondheidszorg, Boekhouding en Beheer der Ziekenhuizen. Het dossier ingediend ter ondersteuning van hun aanvraag moet aantonen dat ze aan de volgende criteria voldoen : - Het statuut hebben van een overlegplatform geestelijke gezondheidszorg; - Binnen elk samenwerkingsverband dient minstens één instelling van elk van de volgende vijf deelsectoren voor geestelijke gezondheidszorg te participeren aan dit proefproject : (1) een psychiatrisch ziekenhuis; (2) een psychiatrisch afdeling van een algemeen ziekenhuis; (3) een psychiatrisch verzorgingstehuis; (4) een initiatief voor beschut wonen of (5) een centrum voor geestelijke gezondheidszorg; - De participerende samenwerkingsverbanden sluiten een samenwerkingsakkoord waarin onder meer bepaald wordt welk samenwerkingsverband de functie van de globale coördinatie en rapportering op zich neemt;

Het budget voor de betoelaging van de bemiddelaars wordt verdeeld onder de participerende samenwerkingsverbanden met als verdeelsleutel het bevolkingsaantal in de regio van het samenwerkingsverband voor zover zij zullen voldoen aan de contractuele verplichtingen. De samenwerkingsverbanden die de algemene coördinatie en rapportering op zich nemen ontvangen bijkomend jaarlijks een forfaitair budget van 1 miljoen belgische frank.

De bovengenoemde financiering wordt toegekend aan het psychiatrisch ziekenhuis dat deel uitmaakt van het deelnemende samenwerkingsverband.

Een schriftelijke overeenkomst tussen het ziekenhuis en het samenwerkingsverband regelt de manier waarop de financiering wordt overgemaakt.

Er worden schriftelijke overeenkomsten gesloten tussen de in aanmerking genomen samenwerkingsverbanden, de Minister van Volksgezondheid en de Minister die de vaststelling van het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft. Die overeenkomsten bepalen met name het voorwerp en de duur van het project, de rechtvaardiging van de uitgaven, de verplichtingen inzake rapportering aan het Ministerie van Sociale zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Bestuur van de Gezondheidszorg, Boekhouding en Beheer der ziekenhuizen. »

Art. 14.In artikel 48, § 4, van het bovengenoemde ministerieel besluit van 2 augustus 1986 worden de woorden « 2 400 frank, waarde vastgesteld op 1 januari 1988 » vervangen door « « 7 516 BEF voor de privé-ziekenhuizen en 7 472 BEF voor de openbare ziekenhuizen, waarde vastgesteld op 1 januari 2001, ».

Art. 15.In artikel 48, § 7, eerste lid, van het bovengenoemde ministerieel besluit van 2 augustus 1986 worden de volgende wijzigingen aangebracht : - tussen de woorden « registratie van » en « van de minimale verpleegkundige gegevens » worden de woorden « van de activiteiten van de spoedgevallendienst en de MUG's, » ingevoegd; - de woorden « 500 000 frank per algemeen ziekenhuis » en « 4 000 frank (waarde op 1 oktober 1990) » worden respectievelijk vervangen door « 718 195 BEF voor de algemene privé-ziekenhuizen en 709 901 BEF voor de algemene openbare ziekenhuizen » en « 8 046 BEF voor de algemene privé-ziekenhuizen en 7 979 BEF voor de algemene openbare ziekenhuizen (waarde op 1 januari 2001) »; - de volgende bepaling wordt toegevoegd : « de verhoging van de waarde per erkend bed wordt pas toegekend vanaf het ogenblik dat de registratie en de verzameling van de gegevens betreffende de spoedgevallendiensten en de MUG's verplicht geworden zijn volgens de regels en modaliteiten vast te stellen door de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft en door de Minister die de vaststelling van het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft. »

Art. 16.In artikel 48, § 16, van het bovengenoemde ministerieel besluit van 2 augustus 1986 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « 250 miljoen » worden vervangen door « 350 miljoen »;2° punt a) wordt door de volgende bepalingen vervangen : « a) Een bedrag van 132 miljoen wordt verdeeld onder de ziekenhuizen die terzelfdertijd de volgende kenmerken vertonen : - gerangschikt zijn bij de eerste vijftig ziekenhuizen met de hoogste ratio aantal verpleegdagen ten laste van het OCMW ten opzichte van het totaal aantal verpleegdagen; - gerangschikt zijn bij de eerste vijftig ziekenhuizen met de hoogste ratio van het bedrag van de na twee jaar nog in te vorderen facturen patiënten van een dienstjaar ten opzichte van de omzet patiënten van hetzelfde dienstjaar;

De ziekenhuizen moeten de gefactureerde bedragen en de na 30 dagen, 60 dagen, 6 maanden, 1 en 2 jaar geïnde bedragen mededelen vergezeld van een verklarend rapport met cijfers waarin aangetoond wordt dat de geschillenprocedures goed toegepast werden. Dat rapport mag eveneens melding maken van de in de tijd gespreide betalingen. - gerangschikt zijn onder de eerste vijftig ziekenhuizen, bepaald volgens de onderstaande formule : £ opnamen Ci X aantal genieters van het bestaansminimum Ci Ci-populatie waarbij Ci = gemeente van herkomst met betrekking tot de opnamen De desbetreffende gegevens hebben betrekking op het door de minister die de vaststelling van het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft te bepalen dienstjaar; ze moeten het voorwerp uitmaken van een dossier dat vóór 31 maart van het jaar waarin het budget vastgesteld wordt, bij het Ministerie van Sociale zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Bestuur van de Gezondheidszorg, Boekhouding en Beheer der Ziekenhuizen moet worden ingediend.

Het bedrag van 132 miljoen wordt als volgt toegekend : - de zwaartegraad van het sociale karakter van elk ziekenhuis dat beantwoordt aan de bovenstaande criteria wordt vastgesteld door het gemiddelde van de rangschikking van het ziekenhuis in de drie bovenstaande criteria te berekenen; - 40 % van 132 miljoen wordt toegekend aan de eerste tien ziekenhuizen met de hoogste zwaartegraad; - 60 % van 132 miljoen wordt aan alle rechthebbende ziekenhuizen toegekend.

Voor de verdeling onder de rechthebbende ziekenhuizen die de bovengenoemde budgetten genieten wordt 1/3 van het budget omgeslagen in functie van het aantal geselecteerde ziekenhuizen, 1/3 op basis van het aantal opnamen in elk ziekenhuis en 1/3 volgens het aantal verpleegdagen in elk ziekenhuis. »; 3° in punt b), worden de woorden « 110 miljoen » vervangen door « 160 miljoen »;4° punt c) wordt door de volgende bepalingen vervangen : « c) Teneinde rekening te houden met de specifieke taalproblemen en met de culturele kenmerken van de gehospitaliseerde patiënten, wordt een bedrag van maximaal 38 000 000 BEF onder de acute en de psychiatrische ziekenhuizen verdeeld die, op vrijwillige basis, vragen een intercultureel bemiddelaar aan te stellen. De ziekenhuizen worden na advies van de Coördinatiecel « Interculturele Bemiddeling » van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu geselecteerd door de Minister die de verpleegdagprijs onder zijn bevoegdheid heeft en door de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, volgens een rangschikking opgesteld overeenkomstig de volgende criteria : - het aantal opnamen van onderdanen van een andere Staat dan een Lidstaat van de Europese Unie; - het aantal opnamen van onderdanen van een Lidstaat van de Europese Unie met uitzondering van het Koninkrijk België; - voor de ziekenhuizen waar reeds interculturele bemiddelaars met het systeem van de verpleegdagprijs gefinancierd worden : de resultaten van een evaluatie van de activiteiten van de interculturele bemiddelaars door de Coördinatiecel "Interculturele Bemiddeling".

De functie van intercultureel bemiddelaar kan worden vervuld door een persoon die aan de volgende voorwaarden beantwoordt : a) houder zijn van een universitair diploma van het hoger onderwijs van het lange type in de volgende vakgebieden :medische, paramedische en « gezondheidszorgrichtingen », antropologie, etnologie, filologie, filosofie, sociologie en psychologie, en een beroepservaring kunnen bewijzen in het domein van de interculturele gezondheidszorg;b) houder zijn van een diploma van het hoger onderwijs van het korte type in de culturele, sociale of "gezondheidszorgrichtingen", met een theoretische opleiding en relevante beroepservaring in het domein van de interculturele gezondheidszorg;c) houder zijn van een diploma van het hoger secundair onderwijs aangevuld met een attest van een bijzondere en erkende opleiding in het domein van de interculturele bemiddeling in de gezondheidszorg gelijkwaardig aan het hoger secundair technisch onderwijs, en met een begeleide praktijkervaring. Een essentiële voorwaarde die geldt voor de drie beschreven profielen is dat de interculturele bemiddelaar, naast een van de nationale talen, ten minste één taal van een van de doelgroepen beheerst. De doelgroepen zijn de verschillende groepen allochtonen die een lage sociaal-economische status hebben en die zich in een achterstandspositie bevinden.

Afwijkingen van deze profielen kunnen na advies van de Coördinatiecel "Interculturele Bemiddeling" toegestaan worden door de leidinggevende ambtenaar.

De dossiers met betrekking tot de kandidatuur van de ziekenhuizen moeten voor 31 maart van het dienstjaar van vaststelling van het budget worden toegestuurd aan het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu - Bestuur van de Gezondheidszorgen. Ze dienen de volgende gegevens te omvatten : 1. het aantal opnamen van onderdanen van een andere Staat dan een Lidstaat van de Europese Unie;2. het aantal opnamen van onderdanen van een Lidstaat van de Europese Unie met uitzondering van het Koninkrijk België;3. het type interculturele bemiddelaar [profiel a), b) of c)] dat men in dienst wenst te nemen evenals het aanstellingspercentage;4. enkel voor de ziekenhuizen waar reeds interculturele bemiddelaars met het systeem van de verpleegdagprijs gefinancierd worden : een verslag van de activiteiten van de interculturele bemiddelaars in het ziekenhuis (richtlijnen voor het opstellen van dat verslag zullen door de Coördinatiecel "Interculturele Bemiddeling" aan de betrokken ziekenhuizen meegedeeld worden). De Minister, die de vaststelling van de verpleegdagprijs onder zijn bevoegdheden heeft verhoogt, onderdeel B4 van de geselecteerde ziekenhuizen, voor een fulltime equivalent, met een forfaitair bedrag van maximaal : 1 500 000 BEF voor de personen bedoeld onder punt a); 1 300 000 BEF voor de personen bedoeld onder punt b); 1 150 000 BEF voor de personen bedoeld onder punt c), op basis van : - het kandidatuurdossier; - enkel voor de ziekenhuizen waar reeds interculturele bemiddelaars actief zijn : de resultaten van een evaluatie van de bemiddelingsactiviteiten in de betrokken ziekenhuizen uitgevoerd door de Coördinatiecel "Interculturele Bemiddeling"; - het advies van de coördinatiecel "interculturele bemiddeling" van het hiervoor genoemde Ministerie.

De toekenning van deze financiering kan gekoppeld worden aan de deelname aan projecten uitgewerkt door de Coördinatiecel "Interculturele Bemiddeling". »

Art. 17.Artikel 48, § 19, van het bovengenoemde ministerieel besluit van 2 augustus 1986, wordt door de volgende bepalingen vervangen : « § 19. Met het oog op de financiering van de kosten betreffende een mobiele equipe of een mobiel supportteam voor de erkende palliatieve functie wordt onderdeel B4 van het budget van financiële middelen als volgt vermeerderd : a) algemene ziekenhuizen : - voor de ziekenhuizen met minder dan 500 bedden met een bedrag van 2 850 000 frank overeenstemmend met een bezetting van 1/2 VTE arts met voldoende vorming en/of ervaring in palliatieve zorgen, 1/2 VTE gegradueerde verpleegkundige en 1/2 VTE psycholoog; - voor de ziekenhuizen met 500 bedden of meer een bedrag van 2 850 000 BEF vermenigvuldigd met het aantal bedden van het ziekenhuis gedeeld door 500.

Voor de vaststelling van het aantal bedden wordt enkel met de acute bedden rekening gehouden. b) Alleenstaande G-diensten of Sp-diensten met uitzondering van Sp-diensten voor palliatieve zorg : met een forfaitair bedrag van 450 000 BEF voor de diensten met minder dan 40 erkende bedden en met 800 000 BEF voor de diensten met 40 of meer erkende bedden.» c) Om het voordeel van de in de punten a) en b) bedoelde financiering te behouden, moeten de ziekenhuizen tegen 1 mei van het dienstjaar volgend op dat van de vaststelling van het budget een evaluatierapport met betrekking tot de palliatieve functie indienen. Dit rapport moet opgemaakt worden volgens het model en de registratievoorwaarden, bepaald door de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft en de Minister die de vaststelling van het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft; het rapport moet gezonden worden aan het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Bestuur van de Gezondheidszorg, Boekhouding en Beheer der Ziekenhuizen.

Art. 18.Artikel 48, § 24, van het bovengenoemde ministerieel besluit van 2 augustus 1986 wordt door de volgende bepalingen vervangen : « Met het oog op de bevordering van een efficiënt opname- en ontslagbeleid in de acute ziekenhuizen, wordt onderdeel B4 vermeerderd met een forfaitair bedrag van 200 000 BEF voor de ziekenhuizen die een samenwerkingsprotocol over het bovengenoemde beleid afgesloten hebben met de huisartsen van de aantrekkingszone van het ziekenhuis.

Dit protocol, opgesteld volgens het model en de specifieke doelstellingen bepaald door de Minister die de vaststelling van het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft en door de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, moet uiterlijk op 1 juni van het jaar van de vaststelling van het budget ingediend worden bij het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Bestuur van de Gezondheidszorg.

Een overleggroep, op voorstel van het Bestuur van de Gezondheidszorg, bestaande uit vertegenwoordigers van de huisartsen en de hoofdgeneesheren van de acute ziekenhuizen wordt door de Minister die de vaststelling van het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft en de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft samen met het Bestuur van de Gezondheidszorg belast met de opvolging en de evaluatie van de ingediende projecten.

Art. 19.In artikel 48 van het bovengenoemde ministerieel besluit van 2 augustus 1986 worden de paragrafen 26, 27 en 28 toegevoegd, luidend als volgt : « § 26. Het aan de ziekenhuizen toegekende budget ter dekking van de kosten voor de in artikel 12ter, x), bedoelde vakbondspremie wordt vastgesteld aan die welke op 31 december 2000 toegekend werd. § 27. Binnen de grenzen van het op 152 miljoen (index 1 januari 2001) vastgestelde beschikbare budget wordt onderdeel B4 vermeerderd met een forfaitair bedrag voor de ziekenhuizen die deelnemen aan de verwezenlijking van proefprojecten betreffende de behandeling van psychiatrische patiënten.

Die proefprojecten betreffen : a) het aanbod van een intensieve klinische behandeling voor de geïnterneerden met als doel een zo groot mogelijke resocialisatie van die patiënten. De ziekenhuizen die aan dit project wensen deel te nemen moeten vóór 30 april 2001 hun aanvraag indienen bij het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Bestuur van de Gezondheidszorg, Boekhouding en Beheer van de Ziekenhuizen. Uit het ter ondersteuning van die aanvraag ingediende dossier moet blijken dat ze beantwoorden aan de onderstaande criteria : 1. beschikken over het statuut van psychiatrisch ziekenhuis;2. over erkende A-bedden beschikken;3. er moet een functionele relatie bestaan tussen de kandidaat-instelling en de Commissie ter bescherming van de maatschappij;4. minstens 5 jaar ervaring hebben met de verzorging van patiënten die door een Commissie ter bescherming van de maatschappij voor verdere behandeling naar een psychiatrisch ziekenhuis zijn gestuurd onder het statuut van "geïnterneerde" of "vrij op proef"; 5. de instelling moet gedurende het jaar 1999 ten minste 50 patiënten behandeld hebben die voldoen aan het statuut zoals omschreven onder criterium 4.; 6. De instelling moet kunnen aantonen dat zij in de mogelijkheid is om een afzonderlijke eenheid van 8 bedden te creëren.De afzonderlijke eenheid dient te beschikken over ontvangst- en consultatieruimten, en bij voorkeur afzonderlijke kamers (minstens 5 kamers), voldoende sanitaire voorzieningen en een intern observatie-, alarm- en beveiligingssysteem.

Er moeten schriftelijke overeenkomsten gesloten worden tussen de in aanmerking genomen ziekenhuizen, de Minister van Volksgezondheid en de Minister die de vaststelling van het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft. Die overeenkomsten bepalen met name het voorwerp en de duur van het project, de rechtvaardiging van de uitgaven, de verplichtingen inzake rapportering aan het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Bestuur van de Gezondheidszorg, Boekhouding en Beheer van de Ziekenhuizen; b) het onthaal en de behandeling van de patiënten met gedrags- en/of agressieve stoornissen. De ziekenhuizen die aan dit project wensen deel te nemen moeten hun aanvraag vóór 31 maart 2001 indienen bij het Ministerie van Sociale zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Bestuur van de Gezondheidszorg, Boekhouding en Beheer van de Ziekenhuizen. Het ter ondersteuning van hun aanvraag ingediende dossier moet aantonen dat ze aan de volgende criteria beantwoorden : 1. Het statuut hebben van een psychiatrisch ziekenhuis;2. Beschikken over A-bedden;3. Minstens 5 jaar ervaring hebben met het werken met patiënten die voldoen aan de volgende inclusie- en exclusiecriteria : * Inclusiecriteria : - Patiënten die elke therapeutische setting ontwrichten; - Patiënten met uitgesproken gedragsstoornissen of agressief gedrag die in de voorgeschiedenis verschillende overplaatsingen en wijzigingen van settings hebben gekend en waarbij geen of onvoldoende therapeutisch resultaat werd bereikt; - De agressieproblematiek kan zowel auto- als heteroagressief gedrag omvatten, kan verwikkeld zijn met een toxicomane problematiek en kan al dan niet kaderen in een acuut psychotisch beeld. * Exclusiecriteria : - Patiënten zijn jonger dan 18 jaar of ouder dan 50 jaar; - Patiënten vertonen een duidelijke mentale handicap (IQ lager dan 65), en zijn niet in staat tot het aanleren van nieuw gedrag; - Patiënten met een chronisch irreversibele organische pathologie; - Patiënten met crimineel gedrag zonder specifieke psychiatrische pathologie of toxicomane patiënten zonder uitgesproken agressieproblematiek; - Chronische psychotische toestanden waarbij weinig of geen verandering wordt verwacht; 4. De kandidaat-instelling moet kunnen aantonen dat zij in de mogelijkheid is om een afzonderlijke eenheid van minstens 8 bedden en maximum 12 bedden te creëren.De afzonderlijke eenheid dient te beschikken over ontvangst- en consultatieruimten, en bij voorkeur afzonderlijke kamers (minstens 60 %), voldoende sanitaire voorzieningen en een intern observatie-, alarm- en beveiligingssysteem.

Bovendien moet het bewijs geleverd worden van een bijzondere inspanning ter ondersteuning van de kwaliteit van het werk van het personeel via bijkomende vorming of extra begeleiding.

Er moeten schriftelijke overeenkomsten gesloten worden tussen de in aanmerking genomen ziekenhuizen, de Minister van Volksgezondheid en de Minister die de vaststelling van het budget van de financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft. Die overeenkomsten bepalen met name het voorwerp en de duur van het project, de rechtvaardiging van de uitgaven, de verplichtingen inzake rapportering aan het Ministerie van Sociale Voorzorg, Volksgezondheid en Leefmilieu, Bestuur van de Gezondheidszorg, Boekhouding en Beheer van de ziekenhuizen. § 28. Met het oog op de financiering van de kosten voortvloeiend uit de opleidingsfunctie in de universitaire en niet universitaire ziekenhuizen, wordt onderdeel B4 van die ziekenhuizen vermeerderd met : - 1 200 000 BEF per stagemeester; - 190 000 BEF per geneesheer-specialist in opleiding.

Om de bovengenoemde financiering te genieten moeten de ziekenhuizen aan de volgende voorwaarden voldoen : - erkend zijn voor de volledige opleidingen in de belangrijkste geneeskundige, heelkundige en medisch-technische specialiteiten; - op elk ogenblik in het ziekenhuis instaan voor de opleiding van minstens één kandidaat-specialist met een erkend stageplan per 10 erkende bedden; - zelf alle kandidaat-specialisten vergoeden en de in artikel 15bis van het koninklijk besluit van 28 december 1944 voorziene bepalingen toepassen; - minstens één ziekenhuisgeneesheer tewerkstellen, uitgedrukt in voltijds equivalenten, per 3 erkende bedden; - bewijzen dat meer dan 70 % van de medische activiteit verricht wordt door voltijds werkende geneesheren; - meer dan 70 % van de artsen, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, vergoeden met een salaris voor hun volledige activiteit; - de centrale inning voor alle artsenhonoraria uitvoeren; - voor het gehele ziekenhuis de verbintenistarieven toepassen onder de voorwaarden die in het nationaal overeenkomst geneesheren - verzekeringsinstellingen van toepassing zijn op de artsen die er zich toe verbonden hebben de tarieven na te leven.

In geval van ontstentenis van een dergelijk nationaal overeenkomst moeten voor het hele ziekenhuis de tarieven toegepast worden die als basis dienen voor de tegemoetkoming van de ziekteverzekering onder de voorwaarden die in het laatste nationale overeenkomst geneesheren - verzekeringsinstellingen van toepassing zijn op de artsen die er zich toe verbonden hebben de tarieven van dat akkoord na te leven.

De betrokken ziekenhuizen moeten uiterlijk op 31 maart 2001 bij het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Bestuur van de Gezondheidszorg, Boekhouding en Beheer van de Ziekenhuizen een dossier indienen met het aantal stagemeesters en de kandidaat-geneesheren-specialisten, waaruit blijkt dat aan de bovengenoemde voorwaarden is voldaan.

De financiering voor het jaar 2001 is beperkt tot de helft van de bovengenoemde bedragen. »

Art. 20.In artikel 71 van het bovengenoemde ministerieel besluit van 2 augustus 1986 wordt een § 3 toegevoegd, luidend als volgt : « § 3. a) In 2001 wordt aan de ziekenhuizen, gefusioneerd tussen 1 januari 1997 en 31 december 1999, een bedrag toegekend, berekend overeenkomstig punt b), voor zover ze aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° het totale aantal punten toegekend gedurende het eerste volledige jaar na de fusie voor onderdeel B2 ligt lager dan het totale aantal punten tijdens het jaar voorafgaand aan de fusie toegekend aan de ziekenhuizen die het voorwerp van de fusie uitmaakten;2° het bij toepassing van 1° vastgestelde puntenverschil is te wijten aan de onderstaande diensten : - C-, D- en E-bedden wat het aantal bijkomende punten uitgedrukt per bed betreft; - medische producten van de verpleegeenheden : wat het aantal per bed uitgedrukte punten betreft; - operatiekwartier : wat de waarborg van financiering van twee operatiezalen per vestigingsplaats betreft waar de erkende heelkundige bedden zich bevinden; - spoedgevallen : wegens het verschil tussen de vóór en de na fusie toegekende punten; - pediatrie : wat de waarborg van financiering van 7 voltijdse equivalenten voor 15 erkende bedden betreft. 3° het puntenverschil dat voor de berekening van het bedrag in aanmerking wordt genomen, is gelijk aan : - datgene berekend bij toepassing van 1° indien dat aantal lager ligt dan dat hetwelk voor de in 2° bedoelde diensten berekend werd; - datgene hetwelk berekend werd voor de in 2° bedoelde diensten indien dat aantal lager ligt dan dat hetwelk bij toepassing van 1° berekend werd. b) het bedrag bedoeld onder a) is berekend als volgt : [( PAF - PHF) x V] (BTHF - BTAF) Waarbij : PAF = het totaal van de punten toegekend aan de ziekenhuizen vóór fusie voor de betrokken diensten tijdens het jaar vóór de fusie; PHF = de punten toegekend aan het gefusioneerde ziekenhuis voor de betrokken diensten tijdens het jaar na de fusie;

V = de aan de PHF toegekende puntenwaarde;

BTHF = het budget van geldelijke middelen van de onderdelen B1 en B2 berekend bij toepassing van artikel 60, 2° van het gefusioneerde ziekenhuis;

BTAF = het totaal van de budgetten van geldelijke middelen, van de onderdelen B1 en B2 berekend bij toepassing van artikel 60, 2°, van de ziekenhuizen vóór fusie.

Voor de berekening van BTAF en BTHF worden de volgende gegevens in aanmerking genomen : - het quotum van verpleegdagen vóór en na fusie, vastgesteld bij toepassing van artikel 53; - het aantal werkelijke dagen vóór en na fusie; - de waarde per dag van de onderdelen B1 en B2 van kracht de dag vóór en na de fusie.

Indien BTAF hoger is dan BTHF: het resultaat van (BTHF BTAF) is gelijk aan nul.

Indien BTAF lager is dan BTHF: het resultaat van (BTHF - BTAF) wordt van [( PAH - PHF) x V] afgetrokken. c) het in punt a) bedoelde bedrag wordt toegekend aan de betrokken ziekenhuizen via onderdeel C2 van het budget van financiële middelen.

Art. 21.Aan artikel 74 van het voormeld ministerieel besluit van 2 augustus 1986 wordt de volgende bepaling toegevoegd : « Indien het ziekenhuis binnen de toegemeten termijn de gevraagde gegevens niet indient, wordt hem een aangetekende zending gezonden waarin het een nieuwe termijn van 15 dagen wordt toegekend. Indien na het verstrijken van die nieuwe termijn het ziekenhuis nog niets heeft meegedeeld, wordt het onderdeel of worden de onderdelen van het budget van financiële middelen dat betrekking heeft of die betrekking hebben op de ontbrekende elementen bij de berekening van het budget van financiële middelen gelijkgesteld aan nul. »

Art. 22.Aan het voormeld ministerieel besluit van 2 augustus 1986, wordt een bijlage 11 bijgevoegd conform aan de bijlage van huidig besluit.

Art. 23.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2001, behoudens artikel 11, tweede gedachtestreepje en artikel 17 die in werking treden op 1 mei 2001 en behoudens artikel 14 en 19 voor wat de proefprojecten betreft over de behandeling van geïnterneerden die op 1 juli 2001 in werking treden.

Gegeven te Brussel op 12 januari 2001.

De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE

Bijlage bij het ministerieel besluit van 12 januari 2001 houdende wijziging van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 houdende bepaling van de voorwaarden en regelen voor de vaststelling van de verpleegdagprijs, van het budget en de onderscheidene bestanddelen ervan, alsmede van de regelen voor de vergelijking van de kosten en voor de vaststelling van het quotum van verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten Bijlage 11 Vaststelling van de score met het oog op de decielindeling der ziekenhuizen in de diensten erkend onder de kenletters C, D en E zoals bepaald in artikel 43, § 2, 2°, c.3) 3e berekening van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986. 1. Doelstelling In deze bijlage wordt een score bepaald op basis van de MKG-registratie aan de hand van het laatst gekende dienstjaar. 2. Bepaling van de score op basis van de MKG-registratie 2.a. Toepassingsgebied.

Om de score op basis van de MKG-registratie te berekenen wordt rekening gehouden met alle verblijven in de algemene ziekenhuizen in klassieke hospitalisatie, uitgezonderd de verblijven van : 1. de patiënten die minstens voor de helft van hun ziekenhuisverblijf verbleven hebben op een Sp-dienst;2. de patiënten die minstens voor de helft van hun ziekenhuisverblijf verbleven hebben op een A-, K- of T-dienst;3. de patiënten die minstens voor de helft van hun ziekenhuisverblijf verbleven hebben op een G-dienst;4. de patiënten die in 1 van de eenheden voor de behandeling van zwaar verbranden verzorgd zijn en binnen MDC 22 (= brandwonden) vallen;5. de patiënten die behoren tot de DRG's 469 (= vermelding van een diagnose die niet als hoofddiagnose gebruikt mag worden) en 470 (geen vermelding van een hoofddiagnose);6. de patiënten die behoren tot de MDC 14 (= kraambed, zwangerschap en bevalling) en 15 (= neonati);7. niet-beëindigde verblijven met een opnamedatum in het ziekenhuis meer dan 6 maanden voor het begin van de statistische periode.Dit zijn de langdurige verblijven; 8. de foutieve verblijven. 2.b. Berekening van het nationaal percentage intensieve zorgen dagen per diagnosegroep Per DRGj wordt het nationaal percentage intensieve zorgen dagen berekend aan de hand van de volgende formule: Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 12 januari 2001.

De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE

^