gepubliceerd op 18 december 1997
Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 24 december 1985 houdende de wijze van berekening van de diensturen van het rijkswachtpersoneel
12 DECEMBER 1997. Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 24 december 1985 houdende de wijze van berekening van de diensturen van het rijkswachtpersoneel
De Minister van Binnenlandse Zaken, Gelet op de wet van 27 december 1973, gewijzigd bij de wet van 9 december 1994, betreffende het statuut van het personeel van het operationeel korps van de rijkswacht, inzonderheid op artikel 22, gewijzigd bij de wetten van 24 juli 1992 en 9 december 1994;
Gelet op de wet van 11 juli 1978 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van het rijkswachtpersoneel van het operationeel korps, inzonderheid op de artikelen 13 en 14;
Gelet op het koninklijk besluit van 5 juni 1975 houdende toekenning aan sommige personeelsleden van de rijkswacht van een toelage voor bijkomende prestaties, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 maart 1977;
Gelet op het koninklijk besluit van 21 oktober 1975 tot vaststelling van het vergoedingsstelsel toepasselijk op de militair die, in België verplicht wordt bepaalde werkelijke lasten te dragen, inzonderheid op artikel 1;
Gelet op het koninklijk besluit van 13 januari 1988 betreffende de vertegenwoordigers van de syndicale organisaties van het rijkswachtpersoneel;
Gelet op het ministerieel besluit van 24 december 1985 houdende de wijze van berekening van de diensturen van het rijkswachtpersoneel, inzonderheid op de artikelen 3, 4 en 5;
Gelet op het protocol nr. 44 van 2 juni 1997 van het onderhandelingscomité van het rijkswachtpersoneel;
Gelet op het gunstig advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 16 september 1996 en 8 juli 1997;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 1 oktober 1997;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989, 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat dit ministerieel besluit, door de overheveling van een gedeelte van de op het einde van een referentieperiode vastgestelde aantal overuren naar de volgende periode toe te laten, het onder meer mogelijk maakt de nodige middelen vrij te maken die vereist zijn voor de financiering van één van de maatregelen vervat in het protocol nr. 44 van 2 juni 1997 van het onderhandelingscomité van het rijkswachtpersoneel;
Overwegende dat deze maatregel tot op 1 september 1997 zal terugwerken en dat, aangezien een referentieperiode vier maanden beslaat - de volgende eindigt op 31 december 1997 om middernacht -, elke vertraging inzake de ondertekening en de bekendmaking van deze tekst, des te meer de concretisering van de hierboven vermelde financiering hypothekeert, Besluit :
Artikel 1.Artikel 3 van het ministerieel besluit van 24 december 1985 houdende de wijze van berekening van de diensturen van het rijkswachtpersoneel wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Artikel 3.Worden, voor de berekening van de duur van de tijdens de referentieperiode uitgevoerde prestaties, in aanmerking genomen : 1° voor de forfaitaire duur van 7 uur 36 minuten per dag : (1) de dagen van 24 uur waarvoor een forfaitaire toelage wordt toegekend;(2) iedere volle werkdag die op zending buiten het Rijk wordt doorgebracht;(3) de verlofdagen, uitgezonderd deze bedoeld in 3°, (2);(4) de werkdagen afwezigheid om gezondheidsredenen;(5) onverminderd de bepalingen van artikel 4, § 1, van het koninklijk besluit van 5 juni 1975 houdende toekenning aan sommige personeelsleden van de rijkswacht van een bijkomende prestatie, per volle werkdag, de tijd besteed om de opleiding van kandidaat-onderofficier, kandidaat-keuronderofficier of kandidaat-officier te volgen.Eventuele prestaties die tijdens een zaterdag, een zondag of een feestdag zouden verricht zijn, worden niet in aanmerking genomen; 2° voor de werkelijke duur, op voorwaarde dat andere voor de berekening van de uren in aanmerking te nemen prestaties, die op dezelfde dag uitgevoerd worden, een totaal van 7 uur 36 minuten niet bereiken en zo dit het geval is, zonder dat de in aanmerkingneming een totaal van 7 uur 36 minuten overschrijdt : (1) de tijd door een met dienst bevolen personeelslid besteed aan gezondheidszorgen uitgezonderd als het op verzoek van de overheid gebeurt.In dit laatste geval wordt 4° toegepast; (2) de tijd voor andere dan zuiver privé-aangelegenheden besteed aan raadplegingen bij de cel sociale relaties van de algemene directie van het personeelsbeheer, uitgezonderd als het op verzoek van de overheid gebeurt.In dit laatste geval wordt 4° toegepast; (3) de dienstvrijstellingen gelijkgesteld met dienstprestaties toegekend aan de personeelsleden van de rijkswacht in het raam van activiteiten betreffende de uitoefening van de syndicale rechten zoals bedoeld in de wet van 11 juli 1978 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van het rijkswachtpersoneel van het operationeel korps met uitzondering van deze waarvoor een wettelijke of reglementaire tekst uitdrukkelijk in een andere berekeningswijze zou voorzien. De regels van het eerste lid zijn enkel toepasselijk op de werkdagen met uitzondering van die bedoeld in 1°.
Wanneer de zorgen wegens een ongeval door het feit van de dienst zonder uitstel moet verleend worden, zijn deze regels echter toepasselijk op alle andere dagen, voor zover het niet gaat om die bedoeld in 1°; 3° voor de werkelijke tijdsduur, beperkt tot maximum 7 uur 36 minuten per dag : (1) onverminderd de eventuele toepassing van 1°, de tijd werkelijk besteed om opleidingen en cursussen zoals de stages die er eventueel verbonden zijn, te volgen, inclusief de tijdsduur van de verplaatsingen. De in voorgaande lid bedoelde opleidingen, cursussen en stages zijn deze die, met uitzondering van deze bedoeld in 1°, (5), aan de bepalingen van aanvullende, voortgezette of noodzakelijke opleidingen zoals in de richtlijnen betreffende de opleidingen van het rijkswachtpersoneel bedoeld, beantwoorden.
De commandant van de rijkswacht geeft bijzondere richtlijnen voor de opleidingen die niet in 1°, (5), bedoeld zijn of die niet aan de bepalingen van het tweede lid beantwoorden.
Wegens het specifieke karakter van sommige functies of eenheden, kan hij beslissen sommige onder de in het tweede lid bedoelde opleidingen aan de regeling in 4° te onderwerpen; (2) de syndicale verloven van de andere syndicale afgevaardigden dan de vaste afgevaardigden.Nochtans, als syndicale prestaties op verzoek van de overheid uitgevoerd worden, wordt 4° toegepast;
Werden tijdens dezelfde dag prestaties van een andere aard dan deze bedoeld in het eerste lid, uitgevoerd, dan worden de andere prestaties erbij geteld met toepassing van hun specifieke berekeningsregels; 4° voor de werkelijke duur, met uitzondering van deze uitgevoerd op dagen vermeld in 1°, (1), (2) en (5) en van deze bedoeld in 3°, (1), de aan de functie verbonden prestaties zoals bepaald door de commandant van de rijkswacht overeenkomstig de artikelen 1 van het koninklijk besluit van 25 april 1979 betreffende het ambt en de ambtsontheffing van het personeel van het operationeel korps van de rijkswacht en van het ministerieel besluit van 25 april 1979 betreffende het ambt van de onderofficieren van het operationeel korps van de rijkswacht, of door de voorschriften van de oversten.».
Art. 2.Artikel 4, § 2, van hetzelfde besluit, wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 2. Om de te bezoldigen bijkomende prestatieuren te bekomen, moet : de duur van de bijkomende prestaties naar het volgende uur worden afgerond indien zij een uurgedeelte gelijk aan of meer dan dertig minuten omvat. In het tegenovergestelde geval, wordt dit gedeelte niet aangerekend; het alzo bekomen aantal uren worden overgeheveld naar de volgende referentieperiode, zonder dat die overdracht meer dan vijftien uren mag bedragen; uiteindelijk het eventueel saldo worden vastgelegd dat, voor de voorbije referentieperiode, in rekening komt voor bezoldiging. ».
Art. 3.Artikel 5 van hetzelfde besluit, wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Artikel 5.Wanneer prestaties die als bijkomende prestaties in de zin van artikel 4, § 1, beschouwd zouden kunnen worden, geheel of gedeeltelijk toe te schrijven zijn aan een periode van afwezigheid om gezondheidsredenen in de zin van artikel 14 van het koninklijk besluit van 25 april 1979 betreffende het ambt en de ambtsontheffing van het personeel van het operationeel korps van de rijkswacht, en voor zover die periode van afwezigheid de laatste maand van de referentieperiode geheel of gedeeltelijk beslaat, kan de eenheidscommandant, in afwijking van § 2 van hetzelfde artikel, voorschrijven dat die integraal zouden worden overgeheveld naar de volgende referentieperiode.
Voor de toepassing van dit artikel, wijst de commandant van de rijkswacht de rijkswachtoverheden aan die de bevoegdheid van eenheidscommandant uitoefenen. ».
Art. 4.Dit besluit treedt in werking op 31 december 1997.
Brussel, 12 december 1997.
J. VANDE LANOTTE