Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 11 mei 1999
gepubliceerd op 25 juni 1999

Ministerieel besluit tot vaststelling van de evaluatiecriteria met betrekking tot de programmatie van de verenigingen van gebruikers en mantelzorgers

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1999035754
pub.
25/06/1999
prom.
11/05/1999
ELI
eli/besluit/1999/05/11/1999035754/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

11 MEI 1999. - Ministerieel besluit tot vaststelling van de evaluatiecriteria met betrekking tot de programmatie van de verenigingen van gebruikers en mantelzorgers


De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, Gelet op het decret van 14 juli 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg, inzonderheid op artikel 24, § 2.

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1997 tot bepaling van de bevoegdheden van leden van de Vlaamse regering, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 28 september 1998 en 19 december 1998;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 18 december 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg, inzonderheid op afdeling 1 van bijlage VII;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het besluit van de Vlaamse regering van 18 december 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg in werking is getreden op 1 januari 1999 en dat de evaluatiecriteria voor de programmatie van de verenigingen van gebruikers en mantelzorgers moeten vastgesteld worden om de verenigingen van gebruikers en mantelzorgers te kunnen erkennen;

Besluit :

Artikel 1.Onverminderd de bepalingen in Afdeling 5 van bijlage VII van het besluit van de Vlaamse regering van 18 december 1998 houdende de erkenning en subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg, worden, bij het beoordelen of een aanvraag tot erkenning van een vereniging van gebruikers en mantelzorgers voldoet aan de programmatie, de evaluatiecriteria gehanteerd die in de hierna volgende artikelen vervat liggen.

Art. 2.Een ontvankelijke aanvraag die een toename van het totaal aantal erkende verenigingen van gebruikers en mantelzorgers tot gevolg zou hebben, kan enkel voldoen aan de programmatie, indien bij inwilliging van de aanvraag het totaal aantal erkende plus het aantal geplande verenigingen van gebruikers en mantelzorgers waarvoor een ontvankelijke, nog niet afgehandelde, erkenningsaanvraag ingediend werd die voldoet aan de programmatie, lager dan of gelijk is aan 4.

Indien dit totaal hoger is dan 4, voldoet de aanvraag niet aan de programmatie en dient ze niet verder te worden getoetst aan de overige evaluatie-criteria.

Art. 3.Een initiatiefnemer die een ontvankelijke aanvraag voor het verkrijgen van een erkenning als een vereniging voor gebruikers en mantelzorgers indient, kan maximaal één erkenning als vereniging van gebruikers en mantelzorgers verkrijgen.

Art. 4.Een ontvankelijke aanvraag tot het verkrijgen van een erkenning als vereniging van gebruikers en mantelzorgers heeft, met betrekking tot het passen in de programmatie, voorrang op andere ontvankelijke aanvragen indien uit deze aanvraag blijkt dat de initiatiefnemer reeds voor het indienen van zijn aanvraag geen selectie maakte wat de doelgroep betreft.

Art. 5.Een ontvankelijke aanvraag tot het verkrijgen van een erkenning als vereniging van gebruikers en mantelzorgers heeft, met betrekking tot het passen in de programmatie, voorrang op andere ontvankelijke aanvragen indien uit deze aanvraag blijkt dat de initiatiefnemer reeds voor het indienen van zijn aanvraag, zijn activiteiten in een hogere mate ontplooide over alle Vlaamse provincies en in het tweetalig gebied Brussel-hoofdstad, dan de andere aavragen.

Art. 6.Indien na toetsing conform art. 2. tot art. 5 van dit besluit zou blijken dat twee of meerdere aanvragen dezelfde graad van voorrang wordt toegekend, is de volgorde van datum van indienen van hun ontvankelijk aanvraagdossier, bepalend voor het al dan niet passen in de programmatie.

Art. 7.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999.

Brussel, 11 mei 1999.

L. MARTENS

^