gepubliceerd op 20 mei 1998
Ministerieel besluit betreffende de vereisten inzake voortgezette opleiding voor de bevorderingen door verhoging in graad bij de gerechtelijke politie bij de parketten
11 MEI 1998. - Ministerieel besluit betreffende de vereisten inzake voortgezette opleiding voor de bevorderingen door verhoging in graad bij de gerechtelijke politie bij de parketten
De Minister van Justitie, Gelet op de wet van 7 april 1919 tot instelling van rechterlijke officieren en agenten bij de parketten, gewijzigd bij de wetten van 21 augustus 1948, 27 maart 1969, 2 december 1982, 18 juli 1991, bij het koninklijk besluit van 5 augustus 1991 en bij de wet van 5 augustus 1992;
Gelet op het koninklijk besluit van 19 december 1997 houdende de administratieve rechtspositie en de bezoldigingsregeling van de personeelsleden van de gerechtelijke politie bij de parketten, inzonderheid op de artikelen 27 en 144;
Gelet op het protocol nr. 97 van 27 maart 1995 van Sectorcomité III - Justitie;
Gelet op het protocol nr. 135 van 30 mei 1996 van Sectorcomité III - Justitie;
Gelet op het advies van de raad van overleg van de gerechtelijke politie, gegeven op 8 mei 1996;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 5 mei 1998;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, §1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989 en 4 juli 1989;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de personeelsleden van de gerechtelijke politie bij de parketten een nieuwe loopbaan hebben sedert 1 januari 1998;
Overwegende dat in die loopbaan is voorzien dat gegadigden voor een bevordering door verhoging in graad moeten voldoen aan vereisten inzake voortgezette opleiding;
Overwegende dat het bijgevolg dringend noodzakelijk is die vereisten met ingang van 1 januari 1998 vast te stellen, Besluit :
Artikel 1.Om aan de vereisten inzake voortgezette opleiding bedoeld in de artikelen 23 en 24 van het koninklijk besluit van 19 december 1997 houdende de administratieve rechtspositie en de bezoldigingsregeling van de personeelsleden van de gerechtelijke politie bij de parketten te voldoen moet de gegadigde voor de bevordering bewijzen dat hij ten minste 120 uren voortgezette opleiding heeft genoten vanaf het ogenblik dat hij vijf jaar anciënniteit telt in zijn graad.
Vanaf het bereiken van de in het vorige lid bedoelde graadanciënniteit dient de gegadigde, samen met de gerechtelijk officier die het bevel voert over de brigade of de dienst waaraan de gegadigde verbonden is, een planning betreffende de vereiste voortgezette opleiding op te stellen die ze met onderlinge toestemming kunnen wijzigen.
Art. 2.Om aan de bijzondere vereisten inzake voortgezette opleiding bedoeld in de artikelen 130, 132, 134, 136 en 138 van het koninklijk besluit van 19 december 1997 houdende de administratieve rechtspositie en de bezoldigingsregeling van de personeelsleden van de gerechtelijke politie bij de parketten te voldoen moet de gegadigde voor de bevordering bewijzen dat hij ten minste 30 uren voortgezette opleiding heeft genoten.
Art. 3.Alléén cursussen uit de volgende lijst komen in aanmerking voor erkenning en aanrekening als voortgezette opleiding bedoeld in de artikelen 1 en 2 : 1° cursussen : a) van het hoger niet-universitair onderwijs van het korte of lange type;b) van het universitair onderwijs van de eerste en de tweede cyclus die worden gegeven in universiteiten of in met universiteiten gelijkgestelde instellingen;c) van elke cyclus van aanvullende studies georganiseerd door universiteiten of door met universiteiten gelijkgestelde instellingen;d) die onderwezen worden in politiescholen;e) georganiseerd door het Opleidingsinstituut van de Federale Overheid van het ministerie van Ambtenarenzaken.f) georganiseerd door andere scholen of instellingen.In dit geval moeten deze cursussen voorafgaandelijk erkend worden door de commissaris-generaal van de gerechtelijke politie en de directeur van de School voor Criminologie en Criminalistiek en ingeschreven worden op de door hen daartoe aangelegde lijst. 2° taalcursussen onderwezen in het avondonderwijs voor sociale promotie van het hoger middelbaar onderwijs.
Art. 4.De taalcursussen bedoeld in artikel 3, 2° kunnen maar voor de helft van hun aantal uren als voortgezette opleiding worden aangerekend.
Bovendien mogen ze voor niet meer dan 60 uren van de in artikel 1 bedoelde 120 uren voortgezette opleiding aangerekend worden.
Art. 5.Cursussen die gevolgd werden of die door de School voor Criminologie en Criminalistiek georganiseerd worden om te voldoen aan andere loopbaanverplichtingen komen niet in aanmerking voor aanrekening op de in de artikelen 1 en 2 bedoelde vereisten inzake voortgezette opleiding.
Art. 6.De commissaris-generaal van de gerechtelijke politie kan beslissen dat alle uren voortgezette opleiding bedoeld in de artikelen 1 en 2, of een deel ervan, moeten gekozen worden uit daartoe door de School voor Criminologie en Criminalistiek georganiseerde cursussen.
In dat geval moet de School vanaf die verplichting jaarlijks, minstens tweemaal zoveel uren als beslist is, organiseren.
Art. 7.§ 1. Een gerechtelijk officier of agent die een cursus wenst te volgen om te voldoen aan de in de artikelen 1 en 2 bedoelde vereisten inzake voortgezette opleiding moet, voorafgaandelijk aan het volgen van de cursus, van de commissaris-generaal van de gerechtelijke politie en de directeur van de School voor Criminologie en Criminalistiek gezamenlijk, de schriftelijke erkenning verkrijgen dat het een voortgezette opleiding betreft die betrekking heeft op zijn loopbaan. § 2. Daartoe dient hij ten minste twee maand voor de aanvang van de cursus een gemotiveerde aanvraag in aan de hand van een formulier overeenkomstig het model dat is vastgelegd in bijlage 1.
Voor cursussen die niet georganiseerd worden door de School voor Criminologie en Criminalistiek wordt bij deze aanvraag een attest gevoegd betreffende de inhoud en het aantal uren van de cursus, de mogelijkheid om er examen over af te leggen, de inschrijvingskosten en de plaats waar de cursus wordt onderwezen, dat wordt afgeleverd door de school of de instelling die de cursus organiseert. § 3. De commissaris-generaal van de gerechtelijke politie en de directeur van de School voor Criminologie en Criminalistiek brengen hun gezamelijke beslissing ter kennis van de aanvrager binnen een termijn van een maand na de ontvangst van de aanvraag voor erkenning.
Van de datum van ontvangst van de aanvraag wordt onverwijld kennis gegeven aan de aanvrager.
Art. 8.Voor de in artikel 3, 1°, a) tot c) en e) en 2° bedoelde cursussen kan de in artikel 7, § 1 bedoelde erkenning alléén gegeven worden voor de volgende vakken : 1° Management : - crisisbesluitvorming; - operationeel management - leiden van een dienst; - managementtechnieken; - conflicthantering; - vergadertechnieken; - presentatietechnieken; - projectbeheer; - teambuilding; - tijdsbeheer. 2° Communicatie : - interne communicatie; - externe communicatie; - non-verbale communicatie; - contacten met de media; - visuele communicatie. 3° Talen : - Nederlands; - Frans; - Duits; - Engels; - Spaans; - Italiaans; - Arabisch; - Slavische talen. 4° Informatica : - PC-besturingssystemen; - tekstverwerking; - spreadsheet-software; - presentatie-software die in gebruik is op het netwerk "TELMA"; - software aangewend op centraal niveau. 5° Wetenschappen : - rechten; - criminologie; - psychologie; - sociologie; - toegepaste communicatiewetenschappen; - economie; - financiële analyse; - boekhouden; - scheikunde; - biologie; - fysica; - toegepaste wetenschappen; - kunstgeschiedenis. 6° Vakken die verband houden met de specifieke bevoegdheden en opdrachten van de laboratoria voor technische en wetenschappelijke politie : - videotechnieken; - fotografie; - opleidingen inzake branden en explosies; - identificatie van sporen; - forensische wetenschappen.
Art. 9.§ 1. Aan de hand van het nauwgezetheidsbewijs van de school of instelling die de cursus organiseert verlenen de commissaris-generaal van de gerechtelijke politie en de directeur van de School voor Criminologie en Criminalistiek gezamenlijk een toelating tot aanrekening als voortgezette opleiding voor een bevordering van een cursus die nauwgezet is gevolgd. Ze brengen deze beslissing ter kennis van de betrokkene binnen een termijn van één maand die volgt op de ontvangst van het nauwgezetheidsbewijs. Van de datum van ontvangst van het nauwgezetheidsbewijs wordt onverwijld kennis gegeven aan de betrokkene. Tevens bezorgen ze een kopie van hun beslissing aan de minister van Justitie.
Het nauwgezetheidsbewijs dient ten minste de volgende gegevens te bevatten : het aantal uren van de cursus, het aantal uren aanwezigheid van de betrokkene en het resultaat dat op het examen werd behaald. § 2. Wanneer de school of instelling die de cursus organiseert geen register van aanwezigheden bijhoudt dient de aanwezigheid door de lesgever te worden bevestigd aan de hand van een aanwezigheidsattest overeenkomstig het model dat is vastgelegd in bijlage 2. § 3. Een cursus wordt geacht nauwgezet te zijn gevolgd wanneer de betrokkene niet meer dan een vijfde van het aantal uren van de cursus afwezig was of wanneer hij op het examen een resultaat van tenminste 55 op 100 behaalde.
Art. 10.Beroep tegen beslissingen inzake erkenning en toelating voor aanrekening van cursussen dient binnen tien dagen die volgen op de dag van de kennisgeving van de beslissing of op het verstrijken van de in de artikelen 7, § 3, en 9, § 1 vermelde termijn, per ter post aangetekende brief ingesteld te worden bij de minister van Justitie - Directoraat-generaal Rechterlijke Organisatie - Dienst Personeelszaken gerechtelijke politie, Waterloolaan 115, 1000 Brussel.
Art. 11.Onverminderd artikel 5, kunnen, voor de in artikel 1 bedoelde vereisten inzake voortgezette opleiding, cursussen die werden gevolgd tijdens de periode van zes jaar die voorafgaat aan de datum van inwerkingtreding van dit besluit, aangerekend worden op het vereiste aantal uren voortgezette opleiding wanneer ze behoren tot de in artikel 8 voorziene vakken en na gezamelijke toelating van de commissaris-generaal van de gerechtelijke politie en de directeur van de School voor Criminologie en Criminalistiek overeenkomstig artikel 9.
Onverminderd artikel 5, kunnen, voor de in artikel 2 bedoelde bijzondere vereisten inzake voortgezette opleiding, cursussen die voor de inwerkingtreding van dit besluit werden gevolgd aangerekend worden op het vereiste aantal uren voortgezette opleiding wanneer ze behoren tot de in artikel 8 voorziene vakken en na gezamelijke toelating van de commissaris-generaal van de gerechtelijke politie en de directeur van de School voor Criminologie en Criminalistiek overeenkomstig artikel 9.
Art. 12.De erkende uren voortgezette opleiding die buiten de normale diensturen zijn gevolgd, worden gecompenseerd tijdens de diensturen.
De taalcursussen bedoeld in artikel 3, 2° kunnen maar voor de helft van het buiten de normale diensturen gevolgde aantal uren gecompenseerd worden.
Art. 13.De gerechtelijk officier of agent die deelneemt aan cursussen die zijn erkend met toepassing van artikel 7 heeft recht op de terugbetaling van de inschrijvingskosten, op de terugbetaling van de reiskosten, berekend volgens de reglementsbepalingen die toepasselijk zijn op het rijkspersoneel, en op een tussenkomst in de kosten van de studieboeken tot een maximumbedrag van 4 000 frank voor 120 uren vereiste voortgezette opleiding.
De terugbetaling of tussenkomst kan slechts geschieden na rechtvaardiging van de gemaakte kosten en na voorlegging van de betalingsbewijzen terzake.
De vorige leden zijn niet van toepassing op de in artikel 11 bedoelde cursussen.
Art. 14.De commissaris-generaal van de gerechtelijke politie en de directeur van de School voor Criminologie en Criminalistiek wijzen elk, schriftelijk, een gerechtelijk officier aan die hen, in geval van afwezigheid of verhindering, vervangt met het oog op de uitoefening van de hen bij dit besluit toegekende bevoegdheden.
Ieder van hen kan evenwel een gerechtelijk officier schriftelijk aanwijzen om hem voor de uitoefening van die bevoegdheden volledig te vervangen.
Art. 15.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1998.
Brussel, 11 mei 1998.
T. VAN PARYS
Bijlagen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van 11 mei 1998.
De Minister van Justitie, T. VAN PARYS