gepubliceerd op 15 januari 2016
Ministerieel besluit tot uitvoering van artikel 57 van het Procedurebesluit van 9 mei 2014, wat betreft de programmatieregels voor de verdeling van subsidies
VLAAMSE OVERHEID
Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
11 DECEMBER 2015. - Ministerieel besluit tot uitvoering van artikel 57 van het Procedurebesluit van 9 mei 2014, wat betreft de programmatieregels voor de verdeling van subsidies
De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Gelet op het
decreet van 20 april 2012Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
20/04/2012
pub.
15/06/2012
numac
2012035637
bron
vlaamse overheid
Decreet houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters
sluiten houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters, artikel 12;
Gelet op het Procedurebesluit van 9 mei 2014, artikel 57;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 18 november 2015;
Gelet op de wetten van de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, artikel 3, § 1;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat er dringend uitwerking van de bepalingen van de Vlaamse Regering nodig zijn zodat er een rechtsgrond is voor het beslissingskader en de beslissingen tot toekenning of weigering van subsidies die hierop gebaseerd zijn, Besluit :
Artikel 1.In 2015 is er een totaal te verdelen subsidiebudget van 7,3 miljoen euro.
Art. 2.Het subsidiebudget, vermeld in artikel 1, wordt verdeeld als volgt: 1° 1,5 miljoen euro voor basissubsidie groepsopvang, waarbij 0,25 miljoen euro voor nieuwe plaatsen en 1,25 miljoen euro voor omschakeling van plaatsen;2° 5 miljoen euro voor subsidie voor inkomenstarief, waarbij 2,5 miljoen euro voor nieuwe plaatsen en 2,5 miljoen euro voor omschakeling van plaatsen;3° 0,8 miljoen euro voor plussubsidie, volledig te verdelen voor omschakeling van plaatsen. Daarbij is er een voorafname: 1° met betrekking tot de basissubsidie en de subsidie inkomenstarief: a) van 20% voor de stad Antwerpen;b) van 10% voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;c) van 5% voor de stad Gent;2° met betrekking tot de plussubsidie: van 15% voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.
Art. 3.De criteria die relevant zijn voor een beoordeling door Kind en Gezin zijn: 1° met betrekking tot de ontvankelijkheid: a) de aanvraag wordt ingediend met een e-mail, gericht aan Kind en Gezin;b) de aanvraag is afkomstig uit een van de gemeenten, opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd;2° met betrekking tot de uitsluiting: a) er zijn dossiermatige tegenindicaties;b) er is geen duidelijk perspectief op concrete realisatie van de gevraagde subsidieerbare kinderopvangplaatsen;c) er is een te hoog minimumaantal gevraagde kinderopvangplaatsen in vergelijking met het beschikbare aantal kinderopvangplaatsen in de gemeenten, opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd;d) er is een negatief advies van het lokaal bestuur;e) voor een aanvraag voor omschakeling van kinderopvangplaatsen: het betreft een aanvraag waarbij het minimumaantal gevraagde kinderopvangplaatsen voor een bepaalde subsidietrap groter is dan het bestaande aantal vergunde of subsidieerbare kinderopvangplaatsen van een lagere subsidietrap;f) voor de basissubsidie en de subsidie inkomenstarief: de aanvraag voor nieuwe kinderopvangplaatsen betreft geen nieuw te vergunnen kinderopvangplaatsen;g) voor de subsidie inkomenstarief: in 2014 is er een bezetting die lager is dan 80% binnen de subsidiegroep, tenzij de organisator in 2015 kan aantonen dat die bezetting in 2015 gelijk is aan of hoger is dan 80%;h) voor de organisatoren van gezinsopvang of groepsopvang die werken met kinderbegeleiders in het sociaal statuut van de vroegere aangesloten onthaalouders: de por bedraagt voor gezinsopvang meer dan vier en voor groepsopvang meer dan acht;4° met betrekking tot de voorrang: a) voor de basissubsidie en de subsidie voor inkomenstarief: de gevraagde kinderopvangplaatsen zullen voor 2017 gerealiseerd worden;b) voor de subsidie inkomenstarief voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad: de nieuw gevraagde kinderopvangplaatsen worden al gesubsidieerd met de Stedenfondsmiddelen van de Vlaamse Gemeenschapscommissie;5° met betrekking tot de gegrondheid: a) de score van het lokaal bestuur op een maximum van acht punten, waarbij het lokaal bestuur zelf vooraf de criteria bepaalt, alsook het gewicht van elk criterium;b) voor de basissubsidie en de subsidie voor inkomenstarief: de mate van het ingebed zijn in een organisatie of een aantoonbaar gestructureerd netwerk van welzijnsvoorzieningen;c) voor de basissubsidie en de subsidie voor inkomenstarief: de mate waarin er een eigen pedagogische omkadering is of een samenwerking met een pedagogische ondersteuningsorganisatie;d) voor de subsidie inkomenstarief: de mate waarin met werknemers gewerkt wordt;e) voor de plussubsidie: de mate waarin al dan niet al inspanningen zijn geleverd om kinderen uit kwetsbare gezinnen te bereiken en hun werking erop af te stemmen. In het eerste lid, 3°, h), wordt verstaan onder por: de plaats-onthaalouderratio, meer bepaald het resultaat van het huidige aantal subsidieerbare plaatsen, vermeerderd met het gevraagde aantal subsidieerbare plaatsen, gedeeld door het aantal opvanglocaties en het te verwachten aantal starters en stoppers.
Art. 4.Voor de nieuwe kinderopvangplaatsen geldt: 1° de toekenning van nieuwe kinderopvangplaatsen met basissubsidie is mogelijk als in de gemeente het percentage kinderopvangplaatsen met basissubsidie kleiner is dan 40 % van het totale kinderopvangaanbod;2° de toekenning van nieuwe kinderopvangplaatsen met subsidie voor inkomenstarief is mogelijk als in het geografisch gebied het percentage kinderopvangplaatsen met subsidie voor inkomenstarief kleiner is dan 60% van het totale kinderopvangaanbod.
Art. 5.Voor de omschakeling van bestaande kinderopvangplaatsen geldt: 1° de omschakeling van bestaande kinderopvangplaatsen zonder subsidie naar kinderopvangplaatsen met basissubsidie is mogelijk als in de gemeente het percentage plaatsen met basissubsidie kleiner is dan 40% van het totale kinderopvangaanbod;2° de omschakeling van bestaande kinderopvangplaatsen zonder subsidie voor inkomenstarief naar kinderopvangplaatsen met subsidie voor inkomenstarief is mogelijk als in het geografisch gebied het percentage kinderopvangplaatsen met subsidie voor inkomenstarief, uitgezonderd de plaatsen met plussubsidie, kleiner is dan 60% van het totale kinderopvangaanbod.
Art. 6.Als er budget over is bij de toepassing voor bestaande kinderopvangplaatsen dan wel voor nieuw te vergunnen kinderopvangplaatsen, kan dat budget overgeheveld worden naar respectievelijk de nieuw te vergunnen kinderopvangplaatsen en de omschakeling van bestaande kinderopvangplaatsen.
Art. 7.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2015.
Brussel, 11 december 2015.
De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld