Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 10 maart 2008
gepubliceerd op 25 maart 2008

Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 6 november 2003 tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden voor de toekenning van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, in de rust- en verzorgingstehuizen en in de rustoorden voor bejaarden

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2008022148
pub.
25/03/2008
prom.
10/03/2008
ELI
eli/besluit/2008/03/10/2008022148/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

10 MAART 2008. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 6 november 2003 tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden voor de toekenning van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, in de rust- en verzorgingstehuizen en in de rustoorden voor bejaarden


De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 37, § 12, eerste lid, gewijzigd bij de wet van 20 december 1995;

Gelet op het ministerieel besluit van 6 november 2003 tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden voor de toekenning van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, in de rust- en verzorgingstehuizen en in de rustoorden voor bejaarden, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 19 oktober 2004, 28 februari 2005 en 16 februari 2007;

Gelet op de voorstellen van het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, uitgebracht op 12 februari en 23 juli 2007;

Gelet op de adviezen van de Inspectie van Financiën, gegeven op 29 mei en 12 oktober 2007;

Gelet op de akkoordbevindingen van de Minister van Begroting van 22 en 27 november 2007;

Gelet op de adviezen 43.911/1 en 43.968/1 van de Raad van State, gegeven op 20 december 2007 en 10 januari 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, Besluit :

Artikel 1.Artikel 6 van het ministerieel besluit van 6 november 2003 tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden voor de toekenning van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, in de rust- en verzorgingstehuizen en in de rustoorden voor bejaarden, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 16 februari 2007, wordt aangevuld als volgt : « h) Deel G : de bijkomende financiering van het kortverblijf; i) Deel H : de financiering van de bijkomende vorming van het personeel op het vlak van dementie.»

Art. 2.Artikel 7 van hetzelfde besluit, vervangen bij het ministerieel besluit van 16 februari 2007, wordt vervangen als volgt : «

Art. 7.De financiering van het genormeerde personeel zoals bedoeld in de artikelen 2, 3 en 5 dekt de loonkost die voor elke personeelskwalificatie is samengesteld uit : a) het bruto maandloon;b) de onregelmatige prestaties (12,75 % op het bruto maandloon van de verpleegkundigen en de leden van het verzorgend personeel en 0,74 % op het bruto maandloon van de leden van het personeel voor reactivering);c) het dubbel vakantiegeld (92 % van het bruto maandloon, inclusief de onregelmatige prestaties en de haard- en standplaatstoelage); d) de eindejaarspremie (vast bedrag + 2.5 % op bruto maandloon, verhoogd met haard- en standplaatstoelage); e) de patronale lasten volgens de bedragen die van toepassing zijn in de private sector (forfaitair 34,67 %);f) de jaarlijkse premies van 154,74 en 13,18 euro;g) de jaarlijkse attractiviteitspremie (202,88 euro in 2006, 335 euro in 2007, 468,18 euro in 2008 en 535,44 euro in 2009);h) twee bijkomende dagen verlof;i) een tussenkomst in de arbeidsongevallen-verzekering (0,91 % van het bruto jaarsalaris);j) een tussenkomst in de kost voor sociaal secretariaat (202,16 euro per jaar per voltijds equivalent);k) een tussenkomst in de kost voor interbedrijfs-geneeskundige dienst (100,91 euro per jaar per voltijds equivalent);l) een tussenkomst in de kost voor verplaatsing van en naar het werk (285,60 euro per jaar per voltijds equivalent);m) een tussenkomst in de kost voor beroepskledij (260,09 euro per jaar per voltijds equivalent).»

Art. 3.§ 1. Artikel 13, §§ 2 tot 5, van hetzelfde besluit, vervangen bij het ministerieel besluit van 16 februari 2007, wordt vervangen als volgt vanaf 1 januari 2007 : « § 2. De loonkost voor een voltijds equivalent gegradueerde verpleegkundige (A1) bedraagt, indien de gemiddelde anciënniteit van alle verpleegkundigen in de inrichting : a) kleiner is dan 8 jaar : 53.336,02 euro; b) vanaf 8 jaar en kleiner dan 12 jaar : 54.808,41 euro; c) vanaf 12 jaar : 56.720,04 euro. § 3. De loonkost voor een voltijds equivalent verpleegkundige A2 of ziekenhuisassistent bedraagt, indien de gemiddelde anciënniteit van alle verpleegkundigen en ziekenhuisassistenten in de inrichting : a) kleiner is dan 8 jaar : 48.541,42 euro; b) vanaf 8 jaar en kleiner dan 12 jaar : 49.986,53 euro; c) vanaf 12 jaar : 51.879,59 euro. § 4. De loonkost voor een voltijds equivalent verzorgende bedraagt, indien de gemiddelde anciënniteit van alle verzorgenden in de inrichting : a) kleiner is dan 6 jaar : 40.767,75 euro; b) vanaf 6 jaar en kleiner dan 10 jaar : 41.400,34 euro; c) vanaf 10 jaar : 42.892,55 euro. § 5. De loonkost voor een voltijds equivalent personeelslid voor reactivering en voor een kinesitherapeut, een ergotherapeut of een logopedist bedraagt, indien de gemiddelde anciënniteit van alle leden van dit personeel in de inrichting : a) kleiner is dan 6 jaar : 44.102,78 euro; b) vanaf 6 jaar en kleiner dan 10 jaar : 47.362,83 euro; c) vanaf 10 jaar : 48.660,14 euro. » § 2. Artikel 13, §§ 2 tot 5, van hetzelfde besluit, vervangen bij het ministerieel besluit van 16 februari 2007, wordt vervangen als volgt vanaf 1 januari 2008 : « § 2. De loonkost voor een voltijds equivalent gegradueerde verpleegkundige (A1) bedraagt, indien de gemiddelde anciënniteit van alle verpleegkundigen in de inrichting : a) kleiner dan 8 jaar : 53.515.37 euro; b) vanaf 8 jaar en kleiner dan 12 jaar : 54.987,76 euro; c) vanaf 12 jaar : 56.899,39 euro. § 3. De loonkost voor een voltijds equivalent verpleegkundige A2 of ziekenhuisassistent bedraagt, indien de gemiddelde anciënniteit van alle verpleegkundigen en ziekenhuisassistenten in de inrichting : a) kleiner is dan 8 jaar : 48.720,77 euro; b) vanaf 8 jaar en kleiner dan 12 jaar : 50.165,88 euro; c) vanaf 12 jaar : 52.058,94 euro. § 4. De loonkost voor een voltijds equivalent verzorgende bedraagt, indien de gemiddelde anciënniteit van alle verzorgenden in de inrichting : a) kleiner is dan 6 jaar : 40.947,10 euro; b) vanaf 6 jaar en kleiner dan 10 jaar : 41.579,69 euro; c) vanaf 10 jaar : 43.071,90 euro. § 5. De loonkost voor een voltijds equivalent personeelslid voor reactivering en voor een kinesitherapeut, een ergotherapeut of een logopedist bedraagt, indien de gemiddelde anciënniteit van alle leden van dit personeel in de inrichting : a) kleiner is dan 6 jaar : 44.282,13 euro; b) vanaf 6 jaar en kleiner dan 10 jaar : 47.542,18 euro; c) vanaf 10 jaar : 48.839,49 euro. » § 3. Artikel 13, §§ 2 tot 5, van hetzelfde besluit, vervangen bij het ministerieel besluit van 16 februari 2007, wordt vervangen als volgt vanaf 1 april 2008 : « § 2. De loonkost voor een voltijds equivalent gegradueerde verpleegkundige (A1) bedraagt, indien de gemiddelde anciënniteit van alle verpleegkundigen in de inrichting : a) kleiner is dan 6 jaar : 49.230,16 euro; b) vanaf 6 jaar en kleiner dan 8 jaar : 52.880,20 euro; c) vanaf 8 jaar en kleiner dan 12 jaar : 54.333,98 euro; d) vanaf 12 jaar en kleiner dan 14 jaar : 56.221,67 euro; e) vanaf 14 jaar : 57.478,83 euro. § 3. De loonkost voor een voltijds equivalent verpleegkundige A2 of ziekenhuisassistent bedraagt, indien de gemiddelde anciënniteit van alle verpleegkundigen en ziekenhuisassistenten in de inrichting : a) kleiner is dan 6 jaar : 44.917,30 euro; b) vanaf 6 jaar en kleiner dan 8 jaar : 48.146,78 euro; c) vanaf 8 jaar en kleiner dan 12 jaar : 49.573,28 euro; d) vanaf 12 jaar en kleiner dan 14 jaar : 51.442,40 euro; e) vanaf 14 jaar : 52.686,13 euro. § 4. De loonkost voor een voltijds equivalent verzorgende bedraagt, indien de gemiddelde anciënniteit van alle verzorgenden in de inrichting : a) kleiner is dan 4 jaar : 40.004,58 euro; b) vanaf 4 jaar en kleiner dan 6 jaar : 40.477,06 euro; c) vanaf 6 jaar en kleiner dan 10 jaar : 41.101,45 euro; d) vanaf 10 jaar en kleiner dan 12 jaar : 42.573,46 euro; e) vanaf 12 jaar : 43.238,29 euro. § 5. De loonkost voor een voltijds equivalent personeelslid voor reactivering en voor een kinesitherapeut, een ergotherapeut of een logopedist bedraagt, indien de gemiddelde anciënniteit van alle leden van dit personeel in de inrichting : a) kleiner is dan 4 jaar : 41.173,22 euro; b) vanaf 4 jaar en kleiner dan 6 jaar : 44.386,98 euro; c) vanaf 6 jaar en kleiner dan 10 jaar : 47.655,29 euro; d) vanaf 10 jaar en kleiner dan 12 jaar : 48.955,91 euro; e) vanaf 12 jaar : 50.646,67 euro. »

Art. 4.Artikel 14 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 16 februari 2007, waarvan de bestaande tekst § 1 zal vormen, wordt aangevuld met een § 2, luidende : « § 2. In de instellingen die na toepassing van § 1, nog een reserve aan personeelsleden voor reactivering hebben of indien niet, nog een reserve aan verzorgend personeel, wordt bij de bepaling van het te financieren bedrag voor de personeelsnorm zoals bedoeld in artikel 17, bijkomend rekening gehouden, voor de factureringsperiode van 1 april 2008 tot 31 december 2008, met het aantal voltijds equivalenten dat maximum gelijk is aan : ((aantal patiënten dat effectief aanwezig is in de instelling op 31 maart 2007 en die behoren tot de afhankelijkheidscategorie A die minstens een (2) scoren voor oriëntatie in tijd en voor oriëntatie in ruimte zoals bedoeld in artikel 151, § 2 van het hoger genoemd koninklijk besluit van 3 juli 1996) x 0.8 voltijds equivalent personeelslid voor reactivering of verzorgend personeel/30 patiënten) Deze bepaling wordt niet uitgevoerd als haar uitvoering een vermindering van het deel A2 van de volledige tegemoetkoming ten gevolge heeft. »

Art. 5.In artikel 20 van hetzelfde besluit, vervangen bij het ministerieel besluit van 16 februari 2007, worden de woorden « 75 % » vervangen door de woorden « 78 % », en worden de woorden « 8,4 % » vervangen door de woorden « 9,74 % ».

Art. 6.Hoofdstuk III van hetzelfde besluit wordt aangevuld met volgende bepalingen : « Sectie 8 : Deel G : bijkomende financiering van het kortverblijf

Art. 29bis.In de instellingen die beschikken over erkende bedden voor kortverblijf, bedraagt de kost van de bijkomende financiering per dag huisvesting en per rechthebbende : ((1,41 euro x gemiddeld aantal erkende bedden voor kortverblijf tijdens de referentieperiode)/gemiddeld totaal aantal erkende bedden tijdens de referentieperiode).

Sectie 9 : Deel H : financiering van de bijkomende vorming van het personeel op het vlak van dementie

Art. 29ter.§ 1. De tegemoetkoming van de verzekering voor geneeskundige verzorging die bestemd is voor de financiering van de opleiding en de sensibilisering van het personeel op het vlak van de dementie, wordt vastgesteld op 0,27 euro per dag en per opgenomen rechthebbende die, omwille zijn psychische afhankelijkheid, gerangschikt is in de afhankelijkheidscategorie C (categorie Cd), zoals bedoeld in de artikelen 148 en 150 van voormeld koninklijk besluit van 3 juli 1996.

Die tegemoetkoming wordt verleend aan de rust- en verzorgingstehuizen, aan de rustoorden voor bejaarden met een afdeling die een bijzondere erkenning als "rust- en verzorgingstehuis" heeft, en aan de rustoorden voor bejaarden die tijdens de referentieperiode gemiddeld minstens 15 patiënten in de categorie Cd huisvestten. § 2. Met die tegemoetkoming organiseren de voormelde inrichtingen een continue opleiding voor hun personeel, waarvan het totale aantal uren over een jaar dat « schooljaar » (van 1 september tot 31 augustus) wordt genoemd, minstens gelijk is aan het aantal rechthebbenden Cd die op de vorige 30 juni in de inrichting waren opgenomen.

Rekening houdende met de prioriteiten die ze zelf vaststellen, organiseren de inrichtingen die opleiding ofwel voor al hun personeel, ofwel voor sommige personeelsleden. Ze zien er in het bijzonder op toe dat die opleiding wordt gegeven door personen die hooggeschoold zijn op het vlak van de aanpak rond dementie.

Wanneer verscheidene personeelsleden van dezelfde inrichting tegelijkertijd dezelfde opleiding volgen, wordt bij de eindafrekening het aantal uren opleiding, te organiseren door de inrichting, rekening gehouden met het aantal personeelsleden dat deze opleiding heeft gevolgd, met een maximum van 10 personeelsleden per uur opleiding.

De Dienst kan op elk ogenblik aan de instelling vragen om een overzicht te krijgen van de opleidingen die hebben plaatsgevonden, om op die wijze te kunnen nagaan of voldaan werd aan het minimum aantal uren opleiding. § 3. Om de tegemoetkoming bedoeld in § 1 te genieten, moeten de voormelde inrichtingen de volgende voorwaarden vervullen : 1° het opstellen van een intentieverklaring waarin het beleid wordt beschreven dat de inrichting van plan is te volgen op het vlak van personen met dementie.Die verklaring wordt op grote schaal verspreid en wordt ten minste aan de Dienst, aan elk personeelslid, alsook aan de opgenomen patiënten bezorgd. De nieuwe inrichtingen stellen die verklaring op en verspreiden ze binnen de zes maanden na hun erkenning; 2° het aanwijzen van een verantwoordelijke voor de aanpak binnen de inrichting van de problematiek van dementie en van de opleiding van het personeel.In de rust- en verzorgingstehuizen is die verantwoordelijke persoon normaliter de coördinerend en adviserend geneesheer of de hoofdverpleegkundige. In de rustoorden voor bejaarden is die verantwoordelijke persoon bij voorkeur een verpleegkundige of een gekwalificeerd lid van het geschoold personeel dat al een zekere ervaring op dat vlak bezit. § 4. Voor de nieuwe inrichtingen past de Dienst de volgende regels toe : 1° Voor de rust- en verzorgingstehuizen, de rustoorden voor bejaarden die beschikken over een afdeling met een bijzondere erkenning als rust- en verzorgingstehuis en de rustoorden voor bejaarden die de laatste dag van de maand volgend op de erkenning de voorwaarden vervullen zoals voorzien in § 1, tweede lid, wordt het aantal uren opleiding dat moet worden georganiseerd door de inrichting vastgesteld met de volgende formule : H = P x M / 12 waarbij : H = het aantal uren opleiding dat moet worden georganiseerd (afgerond tot de naasthogere eenheid als de eerste twee decimalen hoger dan of gelijk zijn aan 50); P = het aantal rechthebbenden Cd dat de laatste dag van de maand die volgt op die van de erkenning in de inrichting zijn opgenomen;

M = het aantal maanden tussen de eerste dag van de maand die volgt op die van de erkenning en het einde van het lopende schooljaar. 2° voor de rustoorden voor bejaarden die de laatste dag van de maand die volgt op die van de erkenning niet voldoen aan de voorwaarden zoals bedoeld in § 1, tweede lid, wordt de tegemoetkoming, bedoeld in § 1, eerste lid, toegekend vanaf de eerste factureringsperiode die volgt op de eerste referentieperiode tijdens welke die voorwaarden zijn vervuld. § 5. De kost per dag huisvesting en per rechthebbende voor de bijkomende vorming van het personeel op het vlak van dementie (deel H) bedraagt : ((0,27 euro x aantal rechthebbenden Cd)/totaal aantal rechthebbenden) ».

Art. 7.In artikel 31, tweede lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden « de som van de delen B, C, D, E en F » vervangen door de woorden « de som van de delen B, C, D, E, F, G en H ».

Art. 8.In artikel 33 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 16 februari 2007, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° artikel 33, 1° wordt aangevuld als volgt : « f) aantal patiënten die behoren tot de afhankelijkheidscategorie A, die effectief aanwezig zijn in de instelling op 31 maart 2007 en die minstens een (2) scoren voor oriëntatie in tijd en voor oriëntatie in ruimte, zoals bedoeld in artikel 151, § 2 van voormeld koninklijk besluit van 3 juli 1996.»; 2° een 5° wordt toegevoegd : « 5° De gegevens bedoeld in artikel 29ter, § 3, betreffende de bijkomende vorming van het personeel op het vlak van dementie.»

Art. 9.Artikel 42 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 42.De in dit besluit vermelde bedragen, met uitzondering van het bedrag bedoeld in artikel 41, tweede lid, worden gekoppeld aan het spilindexcijfer 109,45 in de basis 1996 = 100 (met uitzondering van de bedragen bedoeld in artikelen 7 en 13, die aan het spilindexcijfer 104,14 in de basis 2004 = 100 worden gekoppeld), en worden aangepast overeenkomstig de bepalingen van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. »

Art. 10.Dit besluit treedt in werking vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de dag van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

Brussel, 10 maart 2008.

De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX

^