10 APRIL 2003. - Ministerieel besluit tot toekenning van financiële hulp met het oog op het sluiten van een overeenkomst betreffende de preventie van druggerelateerde maatschappelijke overlast en de lokale coördinatie van initiatieven inzake drugsverslaving gesloten tussen bepaalde steden en gemeenten en de Staat

De Minister van Binnenlandse Zaken, Gelet op de wetten op de rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, inzonderheid artikelen 55 tot 58;

Gelet op de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen, inzonderheid artikel 1, gewijzigd bij de koninklijke besluiten nr. 474 van 28 oktober 1986 en 502 van 31 december 1986 en bij de wetten van 7 november 1987, 22 december 1989, 20 juli 1991, 30 maart 1994 en 21 december 1994;

Gelet op het koninklijk besluit van 4 april 2003 tot bepaling van de toekenningsmodaliteiten van een financiële hulp aan bepaalde steden en gemeenten in het kader van een overeenkomst betreffende de preventie van maatschappelijke overlast verband houdend met drugs en de lokale coördinatie van initiatieven inzake drugsverslaving.

Op basis daarvan werden de drugplan-contracten tussen de Staat en de volgende steden en gemeenten gesloten : Andenne, Aarlen, Aubange, Aywaille, Bastenaken, Beauraing, Beringen, Ciney, Comblain-au-Pont, Etalle, Flémalle, Geel, Heusden-Zolder, Jette, Lanaken, Maasmechelen, Marche-en-Famenne, Mettet, Mol, Moeskroen, Rochefort, Roeselare, Sambreville, Spa, Theux, Tubeke, Walcourt, Wezet, Borgworm en de Staat;

Rekening houdende met de beschikbare kredieten en de toekenningsvoorwaarden bepaald door het koninklijk besluit van 4 april 2003;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën van 3 april 2003;

Overwegende dat alle uitgevoerde verplichtingen in het kader van drugplan-contracten in de lijn liggen van een geïntegreerd preventiebeleid van de drugsverslavingsproblematiek en bijdragen tot een versterking van het veiligheidsklimaat en tot een verbetering van de levenskwaliteit van de burger, Besluit :

Artikel 1.Binnen de perken van beschikbare kredieten, kent de Minister van Binnenlandse Zaken voor het jaar 2002 een subsidie toe aan de steden en gemeenten die hij heeft aangeduid, en dit overeenkomstig de voorwaarden bepaald door het koninklijk besluit van 4 april 2003;

Deze subsidie is bestemd voor de verwezenlijking van de ondernomen acties in het kader van de drugplancontracten die gesloten werden tussen de steden en gemeenten en de Staat.

Art. 2.De bedragen bedoeld in artikel 1 bieden een bijdrage in de personeels-, werkings-, en investeringskosten zoals voorzien in de contracten gesloten tussen die steden en gemeenten en de Staat.

Art. 3.De steden en gemeenten moeten uiterlijk op 31 maart 2003 aan de Minister van Binnenlandse Zaken alle verantwoordingsstukken verstrekken. Bij niet-naleving van dit besluit en van de door de Minister van Binnenlandse Zaken in toepassing van dit besluit vastgestelde voorwaarden, evenals, in voorkomend geval, bij niet-naleving van de voorwaarden die werden opgenomen in het krachtens dit besluit met de Minister van Binnenlandse Zaken afgesloten contract, zal de financiële tegemoetkoming integraal of gedeeltelijk worden teruggevorderd.

Art. 4.Een eerste schijf van 70 % van deze toelage zal worden toegekend na de inwerkingtreding van dit besluit. Het saldo zal na afloop van het drugsplan-contract en na een grondige controle van de verantwoordingsstukken worden uitbetaald. Uit deze controle moet blijken of alle uitgaven die in het kader van het drugplan gedaan werden ook daadwerkelijk kunnen toegeschreven worden aan werkzaamheden zoals bepaald in het contract.

Art. 5.De verdeling van de middelen aan de steden en gemeenten die hiervoor in aanmerking komen, opgenomen als bijlage bij dit besluit.

Art. 6.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van de datum van publicatie in het Belgisch Staatsblad .

Gegeven te Brussel, 10 april 2003.

De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

Bijlage. - Toekenning bedragen voor de drugplan-contracten 2002 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij ons besluit van 10 april 2003.

De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE