gepubliceerd op 24 januari 2003
Ministerieel besluit tot goedkeuring van het reglement van het Bank- en Financiewezen van 26 november 2002 betreffende de erkenning van revisoren en revisorenvennootschappen bij kredietinstellingen, financiële holdings, beursvennootschappen en instellingen voor collectieve belegging
9 JANUARI 2003. - Ministerieel besluit tot goedkeuring van het reglement van het Bank- en Financiewezen van 26 november 2002 betreffende de erkenning van revisoren en revisorenvennootschappen bij kredietinstellingen, financiële holdings, beursvennootschappen en instellingen voor collectieve belegging
De Minister van Financiën en de Minister van Economie, Gelet op de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten, inzonderheid op artikel 132, § 1, derde lid;
Gelet op de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, inzonderheid op artikel 52;
Gelet op de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs, inzonderheid op artikel 96;
Gelet op het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen, inzonderheid op artikel 7, § 1;
Besluiten :
Artikel 1.Het bij dit besluit gevoegde reglement van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen betreffende de erkenning van revisoren en revisorenvennootschappen bij kredietinstellingen, financiële holdings, beursvennootschappen en instellingen voor collectieve belegging wordt goedgekeurd.
Art. 2.Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het in het Belgisch Staatsblad verschijnt.
Brussel, 9 januari 2003.
D. REYNDERS Ch. PICQUE _______ Nota
Bijlage Reglement van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen van 26 november 2002 betreffende de erkenning van revisoren en revisorenvennootschappen bij kredietinstellingen, financiële holdings, beursvennootschappen en instellingen voor collectieve belegging De Commissie voor het Bank- en Financiewezen, Gelet op de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten, inzonderheid op artikel 132, § 1, derde lid;
Gelet op de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, inzonderheid op artikel 52;
Gelet op de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs, inzonderheid op artikel 96;
Gelet op het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen, inzonderheid op artikel 7, § 1;
Gelet op de raadpleging van de erkende revisoren vertegenwoordigd door hun beroepsvereniging;
Besluit : Afdeling I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit reglement moet worden verstaan onder : 1° financiële onderneming : een kredietinstelling in de zin van artikel 1 van de wet van 22 mart 1993, een financiële holding in de zin van artikel 49, § 2 van de wet van 22 maart 1993, een beursvennootschap in de zin van artikel 47, § 1, 1° van de wet van 6 april 1995 of een instelling voor collectieve belegging in de zin van artikel 105, eerste lid, 1° van de wet van 4 december 1990;2° instelling voor collectieve belegging;een instelling voor collectieve belegging in de zin van artikel 105, eerste lid, 1° van de wet van 4 december 1990; 3° wet van 4 december 1990 : de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten;4° wet van 22 maart 1993 : de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;5° wet van 6 april 1995 : de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs. Afdeling II. - Erkende revisoren
Art. 2.§ 1. Om door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen te kunnen worden erkend om de functie van commissaris of revisor bij een financiële onderneming uit te oefenen, moet men : 1° onderdaan zijn van een Lid-Staat van de Europese Gemeenschap;2° lid zijn van het Instituut der Bedrijfsrevisoren;3° gedurende minstens vijf jaar een relevante beroepswerkzaamheid hebben uitgeoefend en daarbij een voldoende ruime ervaring hebben opgedaan, inzonderheid met betrekking tot de planning, de organisatie en de uitvoering van externe controleopdrachten bij vennootschappen;4° nuttige ervaring opgedaan hebben door meegewerkt te hebben aan opdrachten met betrekking tot de audit van ten minste één van de financiële ondernemingen als bedoeld in artikel 1, 1°;5° een grondige kennis verworven hebben van de openbare controleregeling, en van de toepassing ervan, die geldt voor elk van de financiële ondernemingen als bedoeld in artikel 1, 1°;6° in staat zijn om op een onafhankelijke en competente wijze zowel controleopdrachten als opdrachten van medewerking aan het toezicht door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen uit te voeren;7° niet veroordeeld zijn wegens misdrijven als bedoeld in artikel 19 van de wet van 22 maart 1993 en in artikel 61, tweede lid, 2°, litt.c) en q) van de wet van 6 april 1995, tenzij eerherstel werd verkregen;8° beschikken over een passende organisatie om deze functies bij financiële ondernemingen uit te oefenen;dit houdt onder meer in : a) beschikken over voldoende medewerkers met een passende opleiding en ervaring in de sector van de financiële ondernemingen met het oog op de externe controle en op de medewerkingsopdracht aan het toezicht door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen;b) zorgen voor een degelijke administratieve organisatie van het kantoor en een degelijke technische organisatie van de auditopdrachten;c) een beroep doen op de gepaste auditmethodologie en toegang hebben tot een voor de uitoefening van deze functies passende functie van kwaliteitsbewaking;d) kunnen beschikken over alle voor de audit noodzakelijke gespecialiseerde kennis en ervaring;e) bewijzen dat passende procedures zijn uitgewerkt voor de actualisering van de kennis over de openbare controleregeling, en de toepassing ervan, die geldt voor de financiële ondernemingen. De Commissie voor het Bank- en Financiewezen bepaalt hoeveel revisoren maximaal kunnen worden erkend om de in het eerste lid bedoelde functies uit te oefenen bij de financiële ondernemingen.
Zij evalueert dit aantal minstens om de twee jaar, en voor het eerst binnen twee maanden na de inwerkingtreding van dit reglement, in functie van het aantal mandaten van commissaris waarin de volgende twee jaar nog moet worden voorzien bij de financiële ondernemingen. § 2. Om door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen te kunnen worden erkend om de functie van commissaris bij een instelling voor collectieve belegging uit te oefenen, moet men : 1° onderdaan zijn van een Lid-Staat van de Europese Gemeenschap;2° lid zijn van het Instituut der Bedrijfsrevisoren;3° gedurende minstens vijf jaar een relevante beroepswerkzaamheid hebben uitgeoefend en daarbij een voldoende ruime ervaring hebben opgedaan, inzonderheid met betrekking tot de planning, de organisatie en de uitvoering van externe controleopdrachten bij vennootschappen;4° nuttige ervaring opgedaan hebben door meegewerkt te hebben aan opdrachten met betrekking tot de audit van instellingen voor collectieve belegging of van andere ondernemingen met als hoofdwerkzaamheid het collectieve beheer van financiële instrumenten;5° een ruime kennis verworven hebben van de openbare controleregeling, en van de toepassing ervan, die geldt voor de instellingen voor collectieve belegging;6° in staat zijn om op een onafhankelijke en competente wijze zowel controleopdrachten als opdrachten van medewerking aan het toezicht door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen uit te voeren;7° niet veroordeeld zijn wegens misdrijven als bedoeld in artikel 19 van de wet van 22 maart 1993 en in artikel 61, tweede lid, 2°, litt.c) en q) van de wet van 6 april 1995, tenzij eerherstel werd verkregen;8° beschikken over een passende organisatie om deze functies bij instellingen voor collectieve belegging uit te oefenen;dit houdt onder meer in : a) beschikken over voldoende medewerkers met een passende opleiding en ervaring in de sector van de instellingen voor collective belegging of van de andere ondernemingen met als hoofdwerkzaamheid het collectieve beheer van financiële instrumenten met het oog op de externe controle en op de medewerkingsopdracht aan het toezicht door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen;b) zorgen voor een degelijke administratieve organisatie van het kantoor en een degelijke technische organisatie van de auditopdrachten;c) een beroep doen op de gepaste auditmethodologie en toegang hebben tot een voor de uitoefening van deze functies passende functie van kwaliteitsbewaking;d) kunnen beschikken over alle voor de audit noodzakelijke gespecialiseerde kennis en ervaring;e) bewijzen dat passende procedures zijn uitgewerkt voor de actualisering van de kennis over de openbare controleregeling, en de toepassing ervan, die geldt voor de instellingen voor collectieve belegging. De Commissie voor het Bank- en Financiewezen bepaalt hoeveel revisoren maximaal kunnen worden erkend om de functie van commissaris uit te oefenen bij de instellingen voor collectieve belegging.
Zij evalueert dit aantal minstens om de twee jaar, en voor het eerst binnen twee maanden na de inwerkingtreding van dit reglement, in functie van het aantal mandaten van commissaris waarin de volgende twee jaar nog moet worden voorzien bij de financiële ondernemingen.
Art. 3.De oproep tot de kandidaten voor de erkenning wordt ten minste één maand vóór de uiterste datum voor het indienen van de kandidaatstellingen bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad .
Art. 4.Met het oog op het onderzoek van de kandidaatstellingen verzoekt de Commissie voor het Bank- en Financiewezen elke kandidaat een dossier voor te leggen onder de door haar bepaalde vorm en inhoud.
Dit dossier zal minstens een gedetailleerde opgave omvatten van de opleiding en de beroepservaring van de kandidaat met het oog op de toetsing van de erkenningscriteria vastgelegd, naar gelang van het geval, in artikel 2, § 1, eerste lid, 3° tot 6° of in artikel 2, § 2, eerste lid, 3° tot 6° en een beschrijving van de organisatie van het kantoor van de kandidaat, met het oog op de toetsing van de erkenningscriteria vastgelegd in artikel 2, § 1, eerste lid, 8° of § 2, eerste lid, 8°. Indien de kandidaat zich beroept op de voordracht door een erkende revisorenvennootschap, toont hij dit aan met een attest van voornoemde vennootschap waaruit blijkt dat zij inzonderheid de voorwaarde van, naar gelang van het geval, artikel 11, § 1, eerste lid, 3°, e) of artikel 11, § 2, eerste lid, 3°, e) zal naleven.
De erkende revisor zal jaarlijks aan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen alle pertinente elementen overmaken om zijn dossier bij te werken en de Commissie voor het Bank- en Financiewezen in staat te stellen de permanente naleving van de erkenningsvoorwaarden te toetsen.
De Commissie voor het Bank- en Financiewezen beslist over de erkenning na gemotiveerd advies van een door haar opgerichte commissie die belast is met het onderzoek van de kandidaatstellingen.
In de in het derde lid bedoelde commissie hebben, enerzijds, vier vertegenwoordigers van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen zitting met minstens de graad van adviseur en, anderzijds, ten minste twee revisoren die door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen zijn erkend en sinds hun erkenning reeds ten minste vijf jaar de functie uitoefenen van commissaris of revisor bij een financiële onderneming of, in het in artikel 2, § 2 bedoelde geval, de functie uitoefenen van commissaris bij een instelling voor collectieve belegging, of die de eretitel van hun ambt voeren. Deze revisoren worden voorgedragen door de beroepsvereniging van erkende revisoren.
Bovendien hebben in de commissie ook twee leden van het Instituut der Bedrijfsrevisoren zitting die door het Instituut worden voorgedragen.
De voorzitter van de in het derde lid bedoelde commissie wordt gekozen onder de vertegenwoordigers van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen. Bij staking van stemmen is zijn stem doorslaggevend.
De leden van de in het derde lid bedoelde commissie mogen geen kandidaatstelling onderzoeken van personen met wie zij een bloed- of aanverwantschap hebben of met wie zij een betrekking hebben van patronage, kantoor of maatschappij.
De kandidaten kunnen door de in het derde lid bedoelde commissie worden gehoord.
Art. 5.De Commissie voor het Bank- en Financiewezen publiceert de lijst van de erkende revisoren.
De lijst telt twee rubrieken : a) De erkende revisoren voor de financiële instellingen;b) De erkende revisoren voor de instellingen voor collectieve belegging. Enkel de met toepassing van artikel 2, § 1 erkende revisoren mogen de titel "door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen erkende revisor voor de financiële ondernemingen" voeren. Enkel de met toepassing van artikel 2, § 2 erkende revisoren mogen de titel "door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen erkende revisor voor de instellingen voor collectieve belegging" voeren.
Art. 6.De erkenning vervalt van rechtswege wanneer : 1° de erkende revisor, naar gelang van de aard van de erkenning, drie jaar lang geen functie van commissaris of revisor meer heeft uitgeoefend bij een in België gevestigde financiële onderneming dan wel drie jaar lang geen functie van commissaris meer heeft uitgeoefend bij een instelling voor collectieve belegging;2° de erkende revisor niet langer voldoet aan de voorwaarden waarvan sprake in artikel 2, § 1, eerste lid, 1° of 2°, of in artikel 2, § 2, eerste lid, 1° of 2°. De Commissie voor het Bank- en Financiewezen stelt vast dat de erkenning is vervallen en brengt dit ter kennis van de revisor met een aangetekende brief, een brief met ontvangstbewijs of bij deurwaarders-exploot.
Art. 7.De Commissie voor het Bank- en Financiewezen kan de erkenning herroepen wanneer de erkende revisor : 1° zijn verplichtingen op het vlak van de samenwerking met de Commissie voor het Bank- en Financiewezen als bepaald in de wet van 22 maart 1993, in de wet van 6 april 1995 en in de wet van 4 december 1990, alsook in de uitvoeringsbepalingen van die wetten, niet met de nodige bekwaamheid en toewijding nakomt;2° definitief niet in staat is zijn functie uit te oefenen;3° niet langer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden als bepaald in artikel 2, § 1, eerste lid, 6° tot 8°, of in artikel 2, § 2, eerste lid, 6° tot 8° van dit reglement. De Commissie voor het Bank- en Financiewezen brengt de erkende revisor met een aangetekende brief, een brief met ontvangstbewijs of bij deurwaardersexploot op de hoogte van haar voornemen om zijn erkenning te herroepen, met opgave van de motivering. Deze brief vermeldt de mogelijkheid voor de revisor om inzage te nemen van het dossier.
Zij verzoekt hem om, binnen een door haar te bepalen termijn die ten minste één maand moet bedragen, zijn opmerkingen kenbaar te maken in een memorie aan de Voorzitter van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen.
Wanneer de in het derde lid bepaalde termijn is verstreken en de betrokkene zijn opmerkingen kenbaar heeft gemaakt, legt de Commissie voor het Bank- en Financiewezen het dossier ter advies voor aan een commissie die is samengesteld als bepaald in artikel 4, vierde en vijfde lid.
De commissie hoort de erkende revisor ten vroegste vijftien dagen na afloop van de termijn waarvan sprake in het derde lid van dit artikel.
Hij kan zich laten bijstaan door een advocaat of een sinds ten minste vijf jaar erkende revisor. In een gemotiveerd advies beoordeelt de commissie of de omstandigheden waarvan sprake in het eerste lid zich in casu voordoen. Dit advies wordt meegedeeld aan de Voorzitter van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen en, met een aangetekende brief, een brief met ontvangstbewijs of bij deurwaardersexploot, aan de erkende revisor.
De erkende revisor heeft het recht om persoonlijk door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen te worden gehoord, bijgestaan door een advocaat of een sinds ten minste vijf jaar erkende revisor of vertegenwoordigd door een advocaat. Deze hoorzitting kan slechts plaatsvinden nadat ten minste vijftien dagen zijn verstreken na afloop van de termijn waarvan sprake in het derde lid van dit artikel indien de revisor zijn opmerkingen niet kenbaar heeft gemaakt. De hoorzitting kan slechts plaatsvinden ten vroegste vijftien dagen na de mededeling door de commissie aan de Voorzitter van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen waarvan sprake in het vijfde lid indien de revisor zijn opmerkingen kenbaar heeft gemaakt. De erkende revisor kan vragen dat deze termijnen worden verlengd voor een periode van maximum dertig dagen. Hij kan steeds een aanvullende memorie overleggen.
De Commissie voor het Bank- en Financiewezen neemt een definitieve beslissing, zelfs indien de regelmatig opgeroepen erkende revisor zijn verweermiddelen niet kenbaar heeft gemaakt of niet is verschenen. Zij brengt haar beslissing binnen acht dagen ter kennis van de erkende revisor of zijn vertegenwoordiger met een aangetekende brief, een brief met ontvangstbewijs of bij deurwaardersexploot. Zij deelt haar beslissing mee aan het Instituut der Bedrijfsrevisoren en de representatieve beroepsvereniging van erkende revisoren.
Art. 8.Behoudens het bepaalde in de artikelen 6 en 7, loopt de erkenning ten einde door afstand of wanneer de erkende revisor de leeftijd van vijfenzestig jaar bereikt.
Art. 9.De erkenning van een erkende revisor die op vijfenzestigjarige leeftijd de functie van commissaris uitoefent bij, naar gelang van het geval, één of meer financiële ondernemingen dan wel één of meer instellingen voor collectieve belegging, wordt na deze leeftijd voor elke financiële onderneming of elke instelling voor collectieve belegging van rechtswege verlengd tot aan de sluiting van de eerstvolgende jaarlijkse algemene vergadering. Voor de financiële ondernemingen waarvan de jaarrekening krachtens de wet of de statuten niet moet worden goedgekeurd door een algemene aandeelhoudersvergadering, loopt de verlenging van de erkenning van een revisor tot drie maanden na de sluiting van het boek- of maatschappelijk jaar vóór of na zijn vijfenzestigste verjaardag, naargelang deze valt in de eerste drie dan wel in de laatste negen maanden van het boek- of maatschappelijk jaar.
Art. 10.De Commissie voor het Bank- en Financiewezen kan, na raadpleging van het Instituut der Bedrijfsrevisoren, een erkende revisor wiens erkenning eindigt en die ten minste vijftien jaar lang eervol functies heeft vervuld als commissaris of revisor bij in België gevestigde financiële ondernemingen of instellingen voor collectieve belegging als bepaald in de wet van 22 maart 1993, in de wet van 6 april 1995 of in de wet van 4 december 1990, de eretitel van zijn ambt verlenen. Afdeling III. - Erkende revisorenvennootschappen
Art. 11.§ 1. Om de functie van commissaris of revisor bij een financiële onderneming uit te oefenen, kunnen revisorenvennootschappen worden erkend die overeenkomstig de wet van 22 juli 1953 zijn ingeschreven op de lijst van het Instituut der Bedrijfsrevisoren en die aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° opgericht zijn naar het recht van een Lid-Staat van de Europese Gemeenschap;2° onder hun leden ten minste twee revisoren tellen die door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen zijn erkend met toepassing van artikel 2, § 1 van dit reglement;3° een passende organisatie hebben voor de uitoefening van de functie van commissaris of revisor bij een financiële onderneming;dit houdt onder meer in dat de vennootschap : a) beschikt over voldoende medewerkers met een passende opleiding en ervaring in de sector van de financiële ondernemingen met het oog op de externe controle en op de medewerkingsopdracht aan het toezicht door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen;b) een beroep doet op de gepaste auditmethodologie en kunnen beschikken over een degelijk werkende en voor de uitoefening van deze functies passende functie van interne kwaliteitsbewaking;c) binnen haar eigen organisatie over alle noodzakelijke gespecialiseerde kennis en ervaring beschikt voor de audit van ten minste twee andere categorieën van financiële ondernemingen als bedoeld in artikel 1, 1° dan de financiële holdings;d) over een organisatie beschikt die haar in staat stelt om de controleopdrachten onafhankelijk uit te voeren;e) binnen haar organisatie aan de erkende revisoren een dusdanige positie verzekert dat zij autonoom kunnen instaan voor de planning, de organisatie en de uitvoering van de controleopdrachten en van de medewerkingsopdrachten aan het toezicht door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen bij financiële ondernemingen, alsook voor de rapportering dienaangaande. Indien de vennootschap, om welke reden ook, onder haar leden geen twee erkende revisoren meer telt, moet zij binnen vierentwintig maanden opnieuw aan deze voorwaarde voldoen, zoniet vervalt haar erkenning van rechtswege. De Commissie voor het Bank- en Financiewezen stelt vast dat de erkenning is vervallen en brengt dit ter kennis van de vennootschap met een aangetekende brief, een brief met ontvangstbewijs of bij deurwaardersexploot. Zij kan op gelijk welk tijdstip een revisorenvennootschap erkennen die opnieuw voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in het eerste lid.
Voor de toepassing van dit erkenningsreglement dient als lid van een revisorenvennootschap te worden beschouwd, de vennoten, bestuurders of zaakvoerders van een dergelijke vennootschap. § 2. Om de functie van commissaris bij een instelling voor collectieve belegging uit te oefenen, kunnen revisorenvennootschappen worden erkend die overeenkomstig de wet van 22 juli 1953 zijn ingeschreven op de lijst van het Instituut der Bedrijfsrevisoren en die aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° opgericht zijn naar het recht van een Lid-Staat van de Europese Gemeenschap;2° onder hun leden ten minste twee revisoren tellen die door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen zijn erkend met toepassing van artikel 2 van dit reglement;3° een passende organisatie hebben voor de uitoefening van de functie van commissaris bij een instelling voor collectieve belegging;dit houdt onder meer in dat de vennootschap : a) beschikt over voldoende medewerkers met een passende opleiding en ervaring in de sector van de instellingen voor collectieve belegging of van andere ondernemingen met als hoofdwerkzaamheid het collectieve beheer van financiële instrumenten met het oog op de externe controle en op de medewerkingsopdracht aan het toezicht door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen;b) een beroep doet op de gepaste auditmethodologie en kunnen beschikken over een degelijk werkende en voor de uitoefening van deze functies passende functie van interne kwaliteitsbewaking;c) binnen haar eigen organisatie over alle noodzakelijke gespecialiseerde kennis en ervaring beschikt voor de audit van de instellingen voor collectieve belegging;d) over een organisatie beschikt die haar in staat stelt om de controleopdrachten onafhankelijk uit te voeren;e) binnen haar organisatie aan de erkende revisoren een dusdanige positie verzekert dat zij autonoom kunnen instaan voor de planning, de organisatie en de uitvoering van de controleopdrachten en van de medewerkingsopdrachten aan het toezicht door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen bij instellingen voor collectieve belegging, alsook voor de rapportering dienaangaande. Indien de vennootschap, om welke reden ook, onder haar leden geen twee erkende revisoren meer telt, moet zij binnen vierentwintig maanden opnieuw aan deze voorwaarde voldoen, zoniet vervalt haar erkenning van rechtswege. De Commissie voor het Bank- en Financiewezen stelt vast dat de erkenning is vervallen en brengt dit ter kennis van de vennootschap met een aangetekende brief, een brief met ontvangstbewijs of bij deurwaardersexploot. Zij kan op gelijk welk tijdstip een revisorenvennootschap erkennen die opnieuw voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in het eerste lid.
Voor de toepassing van dit erkenningsreglement dient als lid van een revisorenvennootschap te worden beschouwd, de vennoten, bestuurders of zaakvoerders van een dergelijke vennootschap.
Art. 12.Aan revisorenvennootschappen wordt op hun verzoek een erkenning verleend na gemotiveerd advies van een overeenkomstig artikel 4, vierde en vijfde lid opgerichte commissie. Met het oog hierop zal een revisorenvennootschap bij haar verzoek tot erkenning een dossier overmaken aan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen, waaruit blijkt dat zij voldoet aan alle in artikel 11 vermelde voorwaarden.
De erkende revisorenvennootschap zal de Commissie voor het Bank- en Financiewezen jaarlijks alle pertinente elementen bezorgen om haar dossier bij te werken en de Commissie voor het Bank- en Financiewezen in staat te stellen de permanente naleving van de erkenningsvoorwaarden te toetsen. De Commissie voor het Bank- en Financiewezen zal deze toetsing verrichten aan de hand van dit bijgewerkte dossier, desgevallend na overleg met de verantwoordelijke voor de interne kwaliteitsbewaking van de revisorenvennootschap.
De leden van de in het eerste lid bedoelde commissie mogen geen lid van de vennootschap zijn die om erkenning verzoekt. Zij mogen evenmin bloed- of aanverwantschap hebben met de leden van die vennootschap, noch een band van patronage.
Het eerste en zevende lid van artikel 4 zijn van overeenkomstige toepassing. Voor de toepassing van deze bepalingen laat de revisorenvennootschap zich vertegenwoordigen door een erkende revisor die er lid van is.
Art. 13.De Commissie voor het Bank- en Financiewezen publiceert de lijst van erkende revisorenvennootschappen. Deze lijst vermeldt voor elke vennootschap de naam van de erkende revisoren die er lid van zijn.
De lijst telt twee rubrieken : a) De erkende revisorenvennootschappen voor de financiële instellingen;b) De erkende revisorenvennootschappen voor de instellingen voor collectieve belegging. Enkel de met toepassing van artikel 11, § 1 erkende revisorenvennootschappen mogen de titel "door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen erkende revisorenvennoot-schap voor de financiële ondernemingen" voeren. Enkel de met toepassing van artikel 11, § 2 erkende revisorenvennootschappen mogen de titel "door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen erkende revisorenvennootschap voor de instellingen voor collectieve belegging" voeren.
Art. 14.De erkenning van een revisorenvennootschap vervalt door afstand van de erkenning dan wel van rechtswege overeenkomstig artikel 11, tweede lid of door herroeping overeenkomstig dit artikel.
De Commissie voor het Bank- en Financiewezen herroept de erkenning van een revisorenvennootschap wanneer zij niet langer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden van, naar gelang van het geval, artikel 11, § 1, eerste lid, 1° en 3° of artikel 11, § 2, eerste lid, 1° en 3°.
Artikel 7, tweede tot zevende lid is van toepassing. Voor de toepassing van deze bepalingen laat de revisorenvennootschap zich vertegenwoordigen door een erkende revisor die er lid van is.
Art. 15.De erkenning vervalt van rechtswege wanneer de erkende revisorenvennootschap, naar gelang van het geval, drie jaar lang geen functie vancommissaris of revisor meer heeft uitgeoefend bij een in België gevestigde financiële onderneming dan wel drie jaar lang geen functie van commissaris meer heeft uitgeoefend bij een instelling voor collectieve belegging. De Commissie voor het Bank- en Financiewezen stelt vast dat de erkenning is vervallen en brengt dit ter kennis van de vennootschap met een aangetekende brief, een brief met ontvangstbewijs of bij deurwaardersexploot. Afdeling IV. - Aanstelling van commissarissen of revisoren en
herroeping van hun opdracht
Art. 16.Onverminderd artikel 53, derde lid van de wet van 22 maart 1993, en artikel 99, derde lid van de wet van 6 april 1995 is de instemming van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen als bepaald in dezelfde artikelen 53 en 99, eerste en tweede lid, en in artikel 132, § 1 van de wet van 4 december 1990, vereist vooraleer het bevoegde orgaan van de financiële onderneming een aanstelling voorstelt aan de ondernemingsraad en aan het orgaan dat voor de benoeming instaat.
Art. 17.De volgende regels zijn van toepassing wanneer een erkende revisorenvennootschap, naar gelang van het geval, de functie uitoefent van commissaris of revisor bij een financiële onderneming dan wel van commissaris bij een instelling voor collectieve belegging : 1° bij de aanstelling van de erkende revisorenvennootschap dient de Commissie voor het Bank- en Financiewezen vooraf in te stemmen met die aanstelling alsook met de door de vennootschap aangestelde vertegenwoordiger en, in voorkomend geval, plaatsvervangend vertegenwoor-diger;2° de vertegenwoordiger in functie is over de uitvoering van zijn opdracht persoonlijk verantwoording verschuldigd ten aanzien van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen;3° de erkende revisorenvennootschap kan de aanstelling van haar vertegenwoordiger of plaatsvervangend vertegenwoordiger slechts beëindigen na voorafgaande instemming van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen;de eventuele vervanging van de vertegenwoordiger gebeurt volgens de krachtens het 1° voor de aanstelling geldende regels.
Art. 18.De Commissie voor het Bank- en Financiewezen wordt door de financiële onderneming geïnformeerd over, enerzijds, de bezoldiging die aan de functie van commissaris of revisor is verbonden, alsook over wijzigingen in die bezoldiging en, anderzijds, de bezoldiging van uitzonderlijke werkzaamheden en van bijzondere opdrachten in de zin van artikel 134, § 2 van het Wetboek van vennootschappen, die binnen de financiële onderneming worden verricht.
Art. 19.Bij herroeping van de instemming als bedoeld in artikel 54 van de wet van 22 maart 1993, in artikel 100 van de wet van 6 april 1995 of in artikel 132, § 1 van de wet van 4 december 1990, is artikel 7, tweede tot zevende lid van dit reglement van toepassing. Voor de toepassing van deze bepalingen laat de revisorenvennootschap zich vertegenwoordigen door een erkende revisor die er lid van is.
Art. 20.De Commissie voor het Bank- en Financiewezen brengt de erkende revisor of erkende revisorenvennootschap onmiddellijk op de hoogte van haar mededelingen aan het Instituut der Bedrijfsrevisoren wanneer de instemming als bedoeld in artikel 54 van de wet van 22 maart 1993, in artikel 100 van de wet van 6 april 1995 of in artikel 132, § 1 van de wet van 4 december 1990 wordt herroepen, wanneer de erkenning als bedoeld in artikel 7 van dit reglement wordt herroepen en wanneer zij, met het oog op een tuchtonderzoek, praktijken of tekortkomingen van de erkende revisor ter kennis brengt van het Instituut. Afdeling V. - Overgangsbepaling
Art. 21.De erkenning als door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen erkende revisoren of revisorenvennootschappen voor de financiële ondernemingen wordt van rechtswege verleend aan de bedrijfsrevisoren en de revisorenvennootschappen die, op de datum van de inwerkingtreding van dit reglement, door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen zijn erkend. Afdeling VI. - Opheffing, inwerkingtreding
Art. 22.Het besluit van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen van 6 april 1993 over het erkenningsreglement voor revisoren en revisorenvennootschappen bij krediet-instellingen en beleggingsondernemingen wordt opgeheven.
Art. 23.Dit reglement treedt in werking de dag waarop het Ministerieel Besluit waarmee het wordt goedgekeurd, in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Brussel, 26 november 2002.
De Voorzitter, E. WYMEERSCH Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 9 januari 2003.
De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Economie, Ch. PICQUE