gepubliceerd op 21 oktober 2000
Ministerieel besluit houdende het reglement van de lenings-, verkoop- en huurhulpverrichtingen van het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen in het kader van het fonds B2
9 DECEMBER 1999. - Ministerieel besluit houdende het reglement van de lenings-, verkoop- en huurhulpverrichtingen van het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen in het kader van het fonds B2
De minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Buitenlands Beleid en Europese Aangelegenheden, en De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Stedelijk Beleid, Huisvesting en Brusselse Aangelegenheden, Gelet op het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, inzonderheid op artikel 50 tot en met 55, 78, 79 en 91, § 2, 2°;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 11 mei 1999 betreffende de aanwending van de kapitalen van het Fonds B2 door het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen, ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode, inzonderheid op artikel 10 en 22;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1999 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse regering, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 15 oktober 1999;
Gelet op het advies van het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen, gegeven op 18 augustus 1999, Besluiten : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder : 1° besluit : het besluit van de Vlaamse regering van 11 mei 1999 betreffende de aanwending van de kapitalen van het Fonds B2 door het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen, ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode;2° werkelijke kostprijs : de werkelijke prijs van de bouw of van de werken vastgesteld met inachtneming van de bepalingen van de lastenboeken, van de beschrijving van de werken, van de meetstaten en de ramingen van de uitgaven, van de uitslagen van de aanbestedingen en toewijzingen, alsook van de prijzen die de aannemers normaal toepassen;3° eigen middelen : al wat, naast de aan de aanvrager toebehorende spaargelden, in natura werd gespaard en reeds door hem in het desbetreffende goed werd geïnvesteerd, zoals : - de inbreng van de onbelaste grond waarop de woning wordt gebouwd; - de reeds betaalde materialen, aangeschaft met het oog op de uit te voeren werken; - de onverdeelde aandelen die de aanvrager bezit in het goed waarvan hij de volle eigendom verwerft, verminderd met de eventuele lasten; - de nettowaarde van een vroeger verworven woning, na aftrek van de eventuele schulden.
Voor het overige dienen de in dit reglement gebruikte begrippen te worden verstaan zoals bepaald in artikel 1 van het besluit.
Als ernstig gehandicapt, zoals bedoeld in artikel 1, 8°, van het besluit, worden beschouwd, diegenen die voldoen aan de voorwaarden, gesteld in het besluit van de Vlaamse regering van 12 oktober 1988 tot bepaling van de attesten die in aanmerking worden genomen om een ernstige handicap vast te stellen. HOOFDSTUK II. - Voorwaarden betreffende de woning
Art. 2.De woning waarvoor de lening wordt toegestaan of die wordt verkocht of verhuurd moet gelegen zijn in het Vlaamse Gewest en moet voldoende ruimte bieden om het gezin behoorlijk te huisvesten, rekening houdend met het aantal, het geslacht en de leeftijd van de personen die er deel van uitmaken. Zij moet in beginsel ten minste drie slaapkamers bevatten.
Indien de woning mede bestemd wordt voor de uitoefening van een beroep dient de vennootschap vooraf schriftelijk haar toestemming te verlenen.
Art. 3.Om de verkoopwaarde van de woning te ramen, wordt geen rekening gehouden met de grond en de gebouwen die voor beroepsdoeleinden worden gebruikt, wanneer de aanvrager het beroep van land- of tuinbouwer uitoefent of wanneer de beroepsgebouwen geen deel uitmaken van de woning. HOOFDSTUK III. - Maximumbedrag van de lening en eigen middelen van de aanvrager
Art. 4.Onverminderd de bepalingen van de artikelen 5 tot 8 mag de som van de lening de enige levensverzekeringspremie en de door het Gewest verleende premies, niet meer bedragen dan 100 pct. van : 1° werkelijke kostprijs van de bouw, grond inbegrepen, wanneer het een nieuwbouw betreft;2° de verkoopwaarde van de woning of, indien deze lager is, de aankoopprijs, wanneer het een aankoop betreft;3° de verkoopwaarde van de woning, wanneer het een lening betreft aangegaan voor de terugbetaling van bezwarende schulden;4° de werkelijke kostprijs van de werken wanneer het de uitvoering betreft van renovatie-, verbeterings- en/of aanpassingswerken. Indien het bedrag van de enige levensverzekeringspremie 5 pct. van de hoofdsom van de lening overschrijdt, wordt voormeld maximum verhoogd met het verschil.
Het maximum van 100 pct. wordt tot 90 pct. teruggebracht wanneer de terugbetaling van de lening niet volledig gewaarborgd is door een levensverzekering.
De bij toepassing van de bepalingen van dit artikel vastgestelde bedragen worden naar boven of naar beneden op het duizendtal afgerond naargelang het cijfer van de eenheden al dan niet vijfhonderd frank bereikt.
Art. 5.Op geen enkel ogenblik mag de uitstaande schuld van de door de vennootschap toegestane leningen, zonder rekening te houden met de levensverzekeringspremies, F 3 500 000 overschrijden, cumulatief verhoogd met F 150 000 in de gevallen, vermeld in artikel 5, § 1, eerste lid van het besluit.
Art. 6.De leningen met een hypotheek in tweede rang, toegestaan door de vennootschap, mogen niet meer bedragen dan het verschil tussen de verkoopwaarde van de woning en het saldo van de hypotheeklening in eerste rang, zonder de levensverzekeringspremie.
Art. 7.De aanvrager moet zoveel mogelijk eigen middelen inbrengen voor de onroerende verrichting, waarvoor de lening wordt toegestaan, en ten minste instaan voor : 1° al de onkosten die verband houden met de verrichting;2° het verschil tussen eensdeels de werkelijke kostprijs van de bouw, grond inbegrepen, of van de werken of de werkelijke aankoopprijs van de woning, en anderdeels het overeenkomstig de artikelen 4, 5 en 6 vastgestelde leningsbedrag.
Art. 8.In uitzonderlijke gevallen, doch steeds binnen de grenzen, vastgesteld in artikel 5 van het besluit, kan de vennootschap toestaan dat de in de artikelen 4, 5 en 6 vastgestelde maxima overschreden worden en dat de inbreng van eigen middelen kleiner is dan vastgesteld in artikel 7. HOOFDSTUK IV. - Rentevoet
Art. 9.Voor de toepassing van artikel 6, § 3, van het besluit is het aantal kinderen ten laste toegenomen wanneer het op 1 januari van een willekeurig jaar tijdens de duur van de lening hoger is dan het aantal dat in aanmerking werd genomen voor het bepalen van de geldende rentevoet. In dat geval wordt, voor zover de aanvrager voor het verstrijken van de derde maand van hetzelfde jaar daartoe een verzoek indient bij de vennootschap : 1° voormelde rentevoet, voor het nog af te lossen en niet vervallen saldo van de lening, met ingang van die eerste januari teruggebracht tot de rentevoet die met het toegenomen aantal kinderen ten laste overeenstemt, zonder lager te mogen zijn dan de minimum rentevoet voorzien in het besluit;2° de mensualiteit door de aanvrager te betalen voor de overblijvende duur van de lening herleid tot het nieuw verschuldigd bedrag. Geschiedt de aanvraag na de termijn van drie maanden dan is de rentevermindering en de nieuwe mensualiteit slechts van toepassing vanaf 1 januari van het volgend jaar.
Art. 10.Een door de aanvrager opgenomen kind kan uitsluitend tijdens de duur van de opname als ten laste worden beschouwd voor de toepassing van artikel 6 van het besluit.
Art. 11.Elk op de eerste dag van een willekeurige maand vervallen en niet betaald gedeelte van de schuld is vatbaar voor een renteverhoging van 0,5 procentpunt per jaar tot zijn volledige aflossing. HOOFDSTUK V. - Aflossing van de lening, waarborgen en vergoeding voor onkosten
Art. 12.De vennootschap opent op naam van de aanvrager een rekening die zij debiteert voor het geleende kapitaal, voor de levensverzekeringspremie en voor de hem aan te rekenen kosten en crediteert voor de door hem of voor zijn rekening gedane betalingen.
Op het einde van elke maand wordt het op de eerste dag van die maand afgesloten debet met de voor de afgelopen maand verschuldigde intresten vermeerderd. Vervolgens wordt de rekening afgesloten en het saldo overgedragen.
Art. 13.Het bedrag van de lening wordt - tenzij in de gevallen waarover de raad van bestuur beslist - niet aan de aanvrager gestort maar, naar gelang van het geval, aan de verkoper van de aangekochte woning, de leveranciers van de materialen, de aannemers van de bouwwerken of de overdrager van de door de vennootschap overgenomen schuldvordering.
Art. 14.De aanvrager moet het goed waarvoor de lening wordt toegestaan ten voordele van de vennootschap met een hypotheek bezwaren en binnen de wettelijke beperkingen, door een in de authentieke leningsakte opgenomen bijzondere clausule, zijn lonen of wedden, pensioenen en andere inkomsten aan de vennootschap overdragen tot beloop van de bedragen die nodig zijn om de terugbetaling van de lening te verzekeren.
Wordt de lening aangegaan door meer dan een persoon dan moeten zij zich bovendien hoofdelijk verbinden in de leningsakte.
Art. 15.De aanvrager moet voor het volledige bedrag van de lening een levensverzekering met enige premie afsluiten ten voordele van en in samenspraak met de vennootschap, bij een in België erkende verzekeringskas.
Wanneer de aanvrager om gezondheidsredenen niet aangenomen wordt door de verzekeringskas kan de vennootschap hetzij de lening toestaan zonder te eisen dat zij door een levensverzekering wordt gedekt, hetzij de levensverzekering doen sluiten op een ander lid van het gezin, van wie vermoed wordt dat de beroepsinkomsten zullen instaan voor de maandelijkse afbetalingen. In dit laatste geval zal de vennootschap kunnen eisen dat de betrokkene in de verrichting tussenkomt als solidaire mede-ontlener.
Art. 16.Bij de samenstelling van zijn dossier moet de aanvrager aan de vennootschap een voorschot betalen op de verschuldigde dossierkost die gelijk is aan F 6000.
Deze vergoeding dient tot forfaitaire dekking van de door de vennootschap gedane uitgaven en blijft, behoudens in uitzonderlijke gevallen waarover de vennootschap oordeelt, definitief verworven na het aanbod waarvan sprake in artikel 14 van de wet op het hypothecair krediet van 4 augustus 1992, ongeacht het al dan niet verwezenlijken van de verrichting.
Art. 17.De aanvrager dient aan de vennootschap schriftelijk volmacht te geven om de nodige attesten, betreffende het inkomen en de rechten die zij in woningen bezitten of afgestaan hebben bij de bevoegde besturen van het Ministerie van Financiën te bekomen. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art. 18.Het ministeriële besluit van 21 december 1994 houdende het reglement van de lenings-, verkoop- en huurhulpverrichtingen van het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen in het kader van het fonds B2, wordt opgeheven behalve voor de personen die hun aanvraag indienden voor 1 juni 1999 en opteerden voor de voorwaarden vermeld in het besluit van de Vlaamse regering van 23 november 1994.
Art. 19.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juni 1999.
Brussel, 9 december 1999.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Stedelijk beleid, Huisvesting en Brusselse Aangelegenheden, B. ANCIAUX