gepubliceerd op 25 februari 1998
Ministerieel besluit houdende wijziging van het ministerieel besluit van 23 juni 1969 houdende regeling van de burgerlijke vergunningen van bestuurder van vliegtuigen
8 JANUARI 1998. Ministerieel besluit houdende wijziging van het ministerieel besluit van 23 juni 1969 houdende regeling van de burgerlijke vergunningen van bestuurder van vliegtuigen
De Minister van Vervoer, Gelet op het Verdrag inzake de internationale burgerlijke luchtvaart, ondertekend te Chicago op 7 december 1944, en goedgekeurd bij de wet van 30 april 1947, inzonderheid op bijlage 1;
Gelet op de wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wet van 16 november 1919 betreffende de regeling der luchtvaart, inzonderheid op artikel 5;
Gelet op het koninklijk besluit van 15 maart 1954 tot regeling der luchtvaart, inzonderheid op artikel 31, gewijzigd door het koninklijk besluit van 20 augustus 1968, en op de artikelen 33, 34 en 35;
Gelet op het ministerieel besluit van 23 juni 1969 houdende regeling van de burgerlijke vergunningen van bestuurder van vliegtuigen, gewijzigd door de ministeriële besluiten van 4 januari 1974, 23 maart 1978, 19 januari 1979, 12 september 1985, 3 oktober 1988 en 26 juni 1990;
Overwegende dat de Executieven zijn betrokken bij het ontwerpen van dit besluit;
Gelet op het advies van de Raad van State, Besluit :
Artikel 1.In artikel 1 van het ministerieel besluit van 23 juni 1969 houdende regeling van de burgerlijke vergunningen van bestuurder van vliegtuigen, gewijzigd door het ministerieel besluit van 12 september 1985, wordt de term "zweefvliegtuig" aangevuld als volgt : « Hiermee wordt gelijkgesteld het motorzweefvliegtuig dat niet in staat is door gebruikmaking van de eigen voortstuwingsinrichting autonoom op te stijgen".
Art. 2.Artikel 16 van hetzelfde besluit, vervangen door het ministerieel besluit van 23 maart 1978, wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 16.Om de vergunning van lijnbestuurder te verkrijgen moet de aanvrager : 1° de leeftijd van 21 jaar bereikt hebben;2° voldoen aan de voorgeschreven eisen inzake lichaams- en geestesgeschiktheid;3° duizend vijfhonderd uren hebben gevlogen als eerste bestuurder of medebestuurder van vliegtuigen.Die vliegtijd omvat : a) 500 uren in vliegtuigen met meerkoppige bemanning gecertificeerd onder JAR 25/FAR 25, JAR 23/FAR 23 commuter categorie of een gelijkwaardige code;b) 250 uren als eerste bestuurder of tenminste 100 uren als eerste bestuurder en het complement als medebestuurder die als eerste bestuurder optreedt onder het toezicht van een eerste bestuurder titularis daartoe gemachtigd.De methode van toezicht wordt door de exploitant aan de goedkeuring van de directeur-generaal van het bestuur van de luchtvaart onderworpen; c) 200 uren overlandvluchten, waarvan tenminste 100 uren als eerste bestuurder of als medebestuurder die als eerste bestuurder optreedt onder het toezicht van een eerste bestuurder titularis daartoe gemachtigd.De methode van toezicht wordt door de exploitant aan de goedkeuring van de directeur generaal van het bestuur van de luchtvaart onderworpen; d) 75 uren met instrumenten, waarvan ten hoogste 30 uren met instrumenten op de grond mag zijn;e) 100 uren bij nacht als eerste bestuurder of als medebestuurder;4° houder zijn van de bevoegdverklaring voor instrumentvliegen;5° slagen voor de examens genoemd in bijlage IV van dit besluit overeenkomstig de volgende bepalingen : a) het examen over de bedrevenheid in het besturen van het vliegtuig kan pas worden afgelegd nadat de vereiste vliegervaring is verworven;b) de examens genoemd in punt A, Il van bijlage IV van dit besluit worden afgelegd met een vliegtuig met meerkoppige bemanning gecertificeerd onder JAR 25/FAR 25, JAR 23/FAR 23 commuter categorie of een gelijkwaardige code.»
Art. 3.Artikel 19 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 19.De voorrechten van de vergunning van beroepsbestuurder eerste klasse mogen na 28 februari 2003 niet meer uitgeoefend worden. »
Art. 4.In artikel 20 van hetzelfde besluit waarvan de huidige tekst § 1 vormt, wordt een § 2 ingevoegd, luidend als volgt : « § 2. Vanaf 1 maart 2003 zal geen enkele vergunning van beroepsbestuurder eerste klasse nog hernieuwd worden. »
Art. 5.In artikel 25 van hetzelfde besluit, waarvan de tegenwoordige tekst § 1 zal vormen, wordt een § 2 ingevoegd, luidend als volgt : « § 2. Om een bevoegdverklaring te verkrijgen voor een vliegtuigtype met meerkoppige bemanning, moet de kandidaat geslaagd zijn voor het examen over de algemene kennis bepaald in punt I van bijlage IV van dit besluit. »
Art. 6.Artikel 26 van hetzelfde besluit, gewijzigd door het ministerieel besluit van 12 september 1985, wordt als volgt aangevuld : « § 3. Om een bijkomende bevoegdverklaring voor een vliegtuigtype met meerkoppige bemanning te verkrijgen moet de kandidaat geslaagd zijn voor het examen over de algemene kennis voorzien onder punt I van bijlage IV tot dit besluit. »
Art. 7.In artikel 34 van hetzelfde besluit, gewijzigd door het ministerieel besluit van 12 september 1985, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 a) wordt vervangen door de volgende bepaling : « a) het onderricht te geven met het oog op het verkrijgen en de hernieuwing van de bevoegdverklaring als instructeur derde graad, van de vergunning van lijnbestuurder, alsook van de bevoegdverklaringen voor vliegtuigen, als medebestuurder en van instrumentvliegen die horen bij deze vergunningen en bij die van beroepsbestuurder";2° in § 2, 1° worden de woorden "of van beroepsbestuurder eerste klasse" geschrapt.
Art. 8.Artikel 38 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Artikel 38.De bevoegdverklaring van medebestuurder maakt het mogelijk in het handelsluchtvervoer of tegen betaling de functie van medebestuurder uit te oefenen aan boord van vliegtuigen ten aanzien waarvan hij overeenkomstig artikelen 25, 26 en 27 zijn bedrevenheid heeft aangetoond".
Art. 9.In artikel 41 van hetzelfde besluit, gewijzigd door het ministerieel besluit van 12 september 1985, worden de woorden "en van beroepsbestuurder eerste klasse" geschrapt.
Art. 10.In artikel 45 van hetzelfde besluit, gewijzigd door het ministerieel besluit van 26 juni 1990, wordt tussen het eerste en het tweede lid het volgende lid ingevoegd : « De examens in de lucht kunnen, mits akkoord van de directeur-generaal van het bestuur van de luchtvaart, afgenomen worden op vluchtnabootser. »
Art. 11.In artikel 48 van hetzelfde besluit, gewijzigd door het ministerieel besluit van 12 september 1985, wordt het cijfer "IV" geschrapt in het eerste lid en worden het derde en het vierde lid opgeheven.
Art. 12.Artikel 54 van hetzelfde besluit, gewijzigd door het ministerieel besluit van 12 september 1985, wordt vervangen als volgt : « § 1. De personen die op 1 maart 1998 houder zijn of houder geweest zijn van een bevoegdverklaring voor een vliegtuigtype met meerkoppige bemanning, kunnen deze bevoegdverklaring voor hetzelfde type hernieuwen, zonder dat zij dienen te slagen voor het examen over de algemene kennis voorzien onder punt I van bijlage IV tot dit besluit. § 2. Voor de kandidaten die op 1 maart 1998 het examen over de algemene kennis voorzien onder punt I van bijlage IV tot dit besluit hebben aangevat en de examens over meerdere zittijden splitsen, gelden ongewijzigd de bijzondere beschikkingen voorzien in punt B van de bijlage IV tot dit besluit zoals bepaald bij het ministerieel besluit van 19 januari 1979 houdende wijziging van het ministerieel besluit van 23 juni 1969 totdat zij het volledige examen hebben afgelegd. »
Art. 13.Bijlage III van hetzelfde besluit, gewijzigd door het ministerieel besluit van 12 september 1985, wordt, na punt II, B, aangevuld met een nieuw lid, luidende : « De kandidaat die geslaagd is voor het examen genoemd in bijlage V, punt II, wordt van het examen genoemd in 3° vrijgesteld. »
Art. 14.In hetzelfde besluit wordt de bijlage III, gewijzigd door het ministerieel besluit van 12 september 1985, punt III, aangevuld met de volgende paragraaf : « De kandidaat die geslaagd is voor het examen genoemd in bijlage V, punt II, wordt vrijgesteld van het navigatie-examen waarbij hij dient te bewijzen dat hij zich van de radioelektrische hulpmiddelen kan bedienen. »
Art. 15.In het opschrift van punt A van bijlage IV van hetzelfde besluit, gewijzigd door het ministerieel besluit van 12 september 1985, worden de woorden "en van de vergunning van beroepsbestuurder eerste klasse" geschrapt.
Art. 16.In bijlage IV van hetzelfde besluit, gewijzigd door het ministerieel besluit van 12 september 1985, worden volgende wijzigingen aangebracht; 1° in punt A, I, onder "Vereiste minima", wordt het tweede lid vervangen als volgt : « 2.De kandidaat die aan de eerste vereiste heeft voldaan, maar voor één of meer vakken niet het vereiste minimum heeft behaald, mag uiterlijk drie maanden na de kennisgeving van de uitslag éénmaal herexamen voor dat vak of die vakken afleggen. Er wordt alleen vastgesteld dat de kandidaat al dan niet geslaagd is. » 2° het punt B wordt vervangen als volgt : « B.Bijzondere bepalingen voor de houders van sommige Belgische vergunningen. § 1. De houders van een vergunning van beroepsbestuurder en van een bevoegdverklaring voor instrumentvliegen die in het handelsluchtvervoer een ervaring van vijfhonderd uren als eerste bestuurder of van duizend vijfhonderd uren als eerste bestuurder of als medebestuurder kunnen aantonen, zijn vrijgesteld van de examens over luchtvaartreglementering, zuigermotoren en algemene meteorologie. § 2. De houders van een vergunning van boordwerktuigkundige die een ervaring aantonen van duizend vijfhonderd uren in het handelsluchtvervoer, zijn vrijgesteld van de examens over zuigermotoren of over straalturbines en schroefturbines, naargelang hun specialisatie, alsook van de examens over vliegtuigcelllen en bijbehorende systemen en over de elektrische installaties van het vliegtuig. § 3. A. De kandidaten vermeld in de paragrafen 1 en 2 hierboven kunnen de examens spreiden. Voor elke examenzittijd, met uitzondering van de laatste zittijd, dient de kandidaat bij zijn inschrijving opgave te doen van tenminste drie vakken waarover hij examen aflegt. Hij is ertoe gehouden examen af te leggen over elk van deze vakken.
B. Bij elke examenzittijd dient de kandidaat voor het geheel van de vakken waarvoor hij zich heeft ingeschreven tenminste 60 procent der punten te behalen en het voor elk vak vereiste minimum.
Aan de kandidaat die aan de eerste vereiste voldaan heeft, zonder in één of meer vakken het vereiste minimum gehaald te hebben, wordt het toegestaan éénmaal herexamen in dit of deze vakken af te leggen binnen een termijn van ten hoogste drie maanden na de notificatie van het resultaat. Er wordt zonder meer vastgesteld dat de kandidaat ja dan niet voldaan heeft.
C. De kandidaat die voor het geheel van de tijdens één zittijd afgelegde vakken minder dan 60 procent heeft behaald, de kandidaat die niet alle examens waarvoor hij zich ingeschreven heeft aflegde of de kandidaat die, in voorkomend geval, niet geslaagd is voor het herexamen, dient opnieuw examens af te leggen in alle vakken waarvoor hij zich tijdens deze zittijd heeft ingeschreven.
D. De kandidaat die, binnen een periode van ten hoogste drie jaar te rekenen vanaf de datum van de eerste zittijd op een voldoende wijze examen heeft afgelegd in de vakken vermeld in bijlage IV, punt A. I. tot dit besluit, is geslaagd voor de examens over de algemene kennis voor het verkrijgen van de vergunning van lijnbestuurder. De kandidaat die deze termijn overschrijdt is niet geslaagd. »
Art. 17.In hetzelfde besluit wordt bijlage Vl, gewijzigd door het ministerieel besluit van 12 september 1985, punt A, Il, onder "een examen over de kennis van het gebruikte vliegtuig en over de bedrevenheid in het besturen ervan" aangevuld met het volgende lid : « Van de oefeningen vermeld onder 2°, a) en c) wordt ontheven, de kandidaat die houder is van een beperkte vergunning van beroepsvliegtuigbestuurder". »
Art. 18.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Brussel, 8 januari 1998.
M. DAERDEN