gepubliceerd op 25 april 2003
Ministerieel besluit tot goedkeuring van het besluit van 24 februari 2003 tot wijziging van het besluit van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen van 5 december 1995 over het reglement op het eigen vermogen van de kredietinstellingen
8 APRIL 2003. - Ministerieel besluit tot goedkeuring van het besluit van 24 februari 2003 tot wijziging van het besluit van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen van 5 december 1995 over het reglement op het eigen vermogen van de kredietinstellingen
De Minister van Financiën, De Minister van Economie, Gelet op de richtlijn 2000/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 tot wijziging van richtlijn 2000/12/EG betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen;
Gelet op de richtlijn 2000/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het bedrijfseconomisch toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld;
Gelet op de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, inzonderheid op de artikelen 43 en 80, Besluiten :
Artikel 1.Het bij dit besluit gevoegde besluit van 24 februari 2003 tot wijziging van het besluit van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen van 5 december 1995 over het reglement op het eigen vermogen van de kredietinstellingen wordt goedgekeurd.
Art. 2.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Brussel, 8 april 2003.
De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Economie, Ch. PICQUE
Bijlage Besluit van 24 februari 2003 tot wijziging van het besluit van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen van 5 december 1995 over het reglement op het eigen vermogen van de kredietinstellingen De Commissie voor het Bank- en Financiewezen, Gelet op richtlijn 2000/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 tot wijziging van richtlijn 2000/12/EG betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen;
Gelet op richtlijn 2000/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het bedrijfseconomisch toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld;
Gelet op het besluit van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen van 5 december 1995 over het reglement op het eigen vermogen van de kredietinstellingen;
Gelet op de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, inzonderheid op de artikelen 43 en 80;
Gelet op het advies van de Nationale Bank van België;
Gelet op de raadpleging van de Belgische Vereniging van Banken, Besluit :
Artikel 1.In artikel 1 van het besluit van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen van 5 december 1995 over het reglement op het eigen vermogen van de kredietinstellingen, gewijzigd bij het besluit van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen van 27 augustus 1996 en het besluit van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen van 3 augustus 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Het eerste lid wordt vervangen als volgt : « Tenzij anders bepaald, zijn de bepalingen van dit reglement van toepassing op de kredietinstellingen in de zin van artikel 1, tweede lid, 1° en bedoeld in titel II en titel IV van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen.»; 2° Artikel 1 wordt aangevuld met het volgende lid : « Hoofdstuk XIIbis en artikel 90, § 2, zijn echter van toepassing op de kredietinstellingen die uitsluitend instellingen voor elektronisch geld zijn als bedoeld in artikel 1, tweede lid, 2°, van de wet.»
Art. 2.In hetzelfde reglement wordt een hoofdstuk XIIbis ingevoegd, luidende : « XIIbis Instellingen voor elektronisch geld Afdeling I. - Marktrisico's
Art. 89bis.Het eigen vermogen van een instelling voor elektronisch geld, voor de beleggingen die zij verrichten, moet steeds groter zijn dan of gelijk aan de som van de vereisten die voortvloeien uit de hoofdstukken IV tot VIIIter van dit reglement. Afdeling II. - Solvabiliteitscoëfficiënten en begrenzingsnormen
Art. 89ter.Artikel 82, § 1, 2°, is van toepassing op de instellingen voor elektronisch geld.
De door een instelling voor elektronisch geld verrichte beleggingen in de bestanddelen als bedoeld in artikel 89quinquies, § 2, 2° en 3°, zijn ten hoogste gelijk aan twintig keer het eigen vermogen van die instelling voor elektronisch geld.
Art. 89quater.Zonder minder te bedragen dan het wettelijk vereiste minimumkapitaal, mag het eigen vermogen van een instelling voor elektronisch geld nooit minder bedragen dan 2 % van het hoogste van de volgende twee bedragen : het lopende bedrag of het gemiddelde, over de laatste zes maanden, van haar totale financiële verplichtingen die verband houden met uitstaand elektronisch geld.
Wanneer de instelling voor elektronisch geld haar werkzaamheden nog geen zes maanden uitoefent, mag haar eigen vermogen nooit minder bedragen dan 2 % van het hoogste van de volgende twee bedragen : het lopende bedrag of het op zes maanden nagestreefde bedrag van haar financiële verplichtingen die verband houden met uitstaand elektronisch geld, zoals vermeld in haar financieel plan, nadat daarin de eventueel door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen gevraagde wijzigingen zijn aangebracht.
Art. 89quinquies.§ 1. Artikel 83 is van toepassing op de instellingen voor elektronisch geld. § 2. De instellingen voor elektronisch geld mogen uitsluitend beleggen in de volgende activa : 1° de bestanddelen als bedoeld in artikel 16, § 6;2° de bestanddelen als bedoeld in artikel 16, § 3, 1°, d) ;3° de bestanddelen als bedoeld in artikel 37 voorzover zij als voldoende liquide worden beschouwd en zij niet zijn uitgegeven door ondernemingen die in de betrokken instelling voor elektronisch geld een gekwalificeerde deelneming bezitten in de zin van artikel 3, § 1, 3°, van de wet, of die moeten worden opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening van die ondernemingen die een gekwalificeerde deelneming bezitten. § 3. Voor de toepassing van de artikelen 89bis en 89ter worden de actiefbestanddelen als bedoeld in § 2 gewaardeerd tegen kostprijs of tegen marktwaarde, waarbij het laagste bedrag in aanmerking wordt genomen. »
Art. 3.Artikel 90 van hetzelfde reglement, waarvan de bestaande tekst § 1 zal vormen, wordt aangevuld met een § 2, luidende : « § 2 De artikelen 89bis tot 89quinquies zijn van toepassing op de bijkantoren van instellingen voor elektronisch geld die ressorteren onder het recht van een Staat die geen lid is van de Europese Gemeenschap. »
Art. 4.Dit besluit treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van het ministerieel besluit die het goedkeurt.
Brussel, 6 maart 2003.
De Voorzitter, E. WYMEERSCH Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 8 april 2003.
De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Economie, Ch. PICQUE