gepubliceerd op 13 september 2004
Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 15 januari 2004 tot vaststelling van bepaalde maatregelen ter uitroeiing van overdraagbare spongiforme encefalopathieën
6 SEPTEMBER 2004. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 15 januari 2004 tot vaststelling van bepaalde maatregelen ter uitroeiing van overdraagbare spongiforme encefalopathieën
De Minister van Volksgezondheid, Gelet op de dierengezondheidswet van 24 maart 1987, gewijzigd bij de wetten van 29 december 1990, 20 juli 1991, 6 augustus 1993, 21 december 1994, 20 december 1995, 23 maart 1998, 5 februari 1999 en 28 maart 2003;
Gelet op het koninklijk besluit van 17 maart 1997 houdende organisatie van het epidemiologisch toezicht op overdraagbare spongiforme encefalopathieën bij herkauwers, inzonderheid op artikel 10, 3°, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 januari 2004;
Gelet op de Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001, houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën, inzonderheid op de artikelen 8 en 13 en bijlage VII, vervangen bij Verordening (EG) nr. 1492/2004 van 23 augustus 2004;
Gelet op het ministerieel besluit van 15 januari 2004 tot vaststelling van bepaalde maatregelen ter uitroeiing van overdraagbare spongiforme encefalopathieën, inzonderheid op artikel 2;
Gelet op het overleg tussen de Gewestregeringen en de federale overheid op 28 juni 2004;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat het nodig is om onmiddellijk de uitvoeringsmodaliteiten aan te vullen van de bepalingen uit het subsidiariteitprincipe in de bijlage VII van de Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001, houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën, zoals vervangen bij Verordening (EG) Nr. 1492/2004 van 23 augustus 2004, gezien genoemde bepalingen van kracht worden op 15 september 2004, Besluit :
Artikel 1.In het artikel 2 van het ministerieel besluit van 15 januari 2004 tot vaststelling van bepaalde maatregelen ter uitroeiing van overdraagbare spongiforme encefalopathieën, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, worden de woorden « , hierna genoemd OSE, » ingevoegd tussen de woorden « encefalopathie » en de woorden « bij een schaap »;2° § 2, 2° wordt aangevuld als volgt : « en, in geval deze fokooien drachtig zijn op het ogenblik van het onderzoek, voor de daaruit geboren lammeren die dezelfde genotypische karakteristieken vertonen;»; 3° § 2 wordt aangevuld als volgt : « 4° schapen en geiten jonger dan twee maanden die uitsluitend voor de slacht bestemd zijn.»; 4° § 3 wordt aangevuld met het volgende lid : « In geval meer dan één koppel op hetzelfde bedrijf gehouden wordt, kan het Agentschap beslissen het toepassen van de maatregelen te beperken tot het koppel waarin scrapie bevestigd werd, op voorwaarde dat is nagegaan of de koppels gescheiden van elkaar gehouden werden en dat besmetting tussen de koppels onderling via direct of indirect contact onwaarschijnlijk is.»; 5° §§ 6 tot en met 10 worden toegevoegd : « § 6.Op de bedrijven waar overeenkomstig de bepalingen van §§ 1 en 2 is vernietigd, is het verboden de volgende dieren binnen te brengen : 1° andere schapen dan : a) rammen met genotype ARR/ARR;b) ooien met ten minste één ARR-allel en geen VRQ-allel;2° geiten, tenzij : a) zich geen andere fokschapen dan deze met de onder punt 1° genoemde genotypen op het bedrijf bevinden, b) alle dierverblijven op het bedrijf na de ontvolking grondig zijn schoongemaakt en ontsmet, c) op het bedrijf verscherpt toezicht op OSE plaatsvindt, waaronder het testen van alle geiten ouder dan achttien maanden of waarbij meer dan twee van de blijvende snijtanden door het tandvlees zijn gebroken die : - ofwel geslacht worden voor menselijke consumptie aan het einde van hun productieve leven, - ofwel gedood of op het bedrijf gestorven zijn en die niet in het kader van een dierziekte-uitroeiingscampagne zijn geslacht. § 7. Op de bedrijven waar overeenkomstig de bepalingen van de §§ 1 en 2 is vernietigd, is het verboden andere kiemproducten van schapen te gebruiken dan : 1° sperma van rammen met genotype ARR/ARR;2° embryo's met ten minste één ARR-allel en geen VRQ-allel. § 8. Van op bedrijven waar overeenkomstig de bepalingen van §§ 1 en 2 is vernietigd, is het verboden om andere schapen of geiten te vervoeren dan : 1° schapen met genotype ARR/ARR, die niet onderworpen zijn aan beperkingen;2° schapen met slechts één ARR-allel, die het bedrijf alleen mogen verlaten als zij direct voor menselijke consumptie worden geslacht of worden vernietigd.Evenwel, in afwijking hiervan : a) mogen ooien met slechts één ARR-allel en zonder VRQ-allel worden vervoerd naar andere bedrijven waarvoor beperkingen gelden nadat overeenkomstig de bepalingen van § 2 is vernietigd;b) voorzover het Agentschap dit toestaat, mogen lammeren met slechts één ARR-allel en geen VRQ-allel eenmaal naar een ander bedrijf worden vervoerd, uitsluitend om te worden afgemest alvorens zij worden geslacht;op het bedrijf van bestemming mogen alleen schapen of geiten aanwezig zijn die worden afgemest alvorens te worden geslacht en dat bedrijf mag geen levende schapen of geiten naar andere bedrijven verzenden, behalve om direct te worden geslacht; 3° schapen en geiten van minder dan twee maanden oud, die het bedrijf alleen mogen verlaten als zij direct voor menselijke consumptie worden geslacht;de kop en de abdominale organen van deze dieren moeten worden behandeld als gespecificeerd risicomateriaal; 4° onverminderd de bepalingen in punt 3°, schapen van andere genotypes dan deze vernoemd in punten 1° en 2°, die het bedrijf alleen mogen verlaten met het oog op vernietiging. § 9. De verbodsbepalingen bedoeld in §§ 6, 7 en 8 blijven van kracht op de bedrijven waar overeenkomstig de bepalingen van §§ 1 en 2 is vernietigd gedurende drie jaar na : 1° ofwel het tijdstip waarop alle schapen op het bedrijf van genotype ARR/ARR zijn;2° ofwel het laatste tijdstip waarop een schaap of geit op het bedrijf is gehouden;3° ofwel, in het geval van de geiten bedoeld in § 6, 2°, het tijdstip waarop het verscherpte toezicht op OSE is begonnen;4° ofwel het tijdstip waarop alle fokrammen op het bedrijf van genotype ARR/ARR zijn en alle fokooien ten minste één ARR-allel en geen VRQ-allel bezitten, mits de volgende dieren, ouder dan achttien maanden of waarbij meer dan twee van de blijvende snijtanden door het tandvlees zijn gebroken, tijdens deze periode van drie jaar op OSE zijn getest en daarbij een negatief resultaat is verkregen : a) een jaarlijkse steekproef van schapen die aan het einde van hun productieve leven voor menselijke consumptie geslacht worden, waarbij de steekproefgrootte overeenkomt met deze aangegeven in de tabel in bijlage III, hoofdstuk A, II, punt 4 van voornoemde Verordening (EG) nr.999/2001 van 22 mei 2001; b) alle schapen die op het bedrijf gestorven of gedood zijn en die niet in het kader van een dierziekte-uitroeiingscampagne zijn geslacht. § 10. Van op de bedrijven waar overeenkomstig de bepalingen van §§ 1 en 2 is vernietigd, is het vervoer van schapen en geiten bedoeld in §§ 6, 8 en 9 naar een slachthuis of naar een destructiebedrijf waar zij aan een verscherpt toezicht op OSE moeten worden onderworpen, hetzij met het oog op een OSE-analyse, hetzij met het oog op het behandelen van bepaalde slachtafval als gespecificeerd risicomateriaal, alleen toegelaten wanneer de dieren vergezeld worden van een vervoersdocument dat werd afgeleverd door de inspecteur-dierenarts of zijn afgevaardigde.
Het Agentschap bepaalt het model van het vervoersdocument. »
Art. 2.Dit besluit treedt in werking op 15 september 2004.
Brussel, 6 september 2004.
R. DEMOTTE