gepubliceerd op 10 december 2013
Ministerieel besluit betreffende de methodologie die toegepast moet worden om de voor de betrokken sectoren relevante stoffen te identificeren en betreffende de lijst van per sector kenmerkende verontreinigende stoffen in het industrieel afvalwater
5 NOVEMBER 2013. - Ministerieel besluit betreffende de methodologie die toegepast moet worden om de voor de betrokken sectoren relevante stoffen te identificeren en betreffende de lijst van per sector kenmerkende verontreinigende stoffen in het industrieel afvalwater
De Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit, Gelet op bijlage 2, luik water, van het
besluit van de Waalse Regering van 13 december 2007Relevante gevonden documenten
type
besluit van de waalse regering
prom.
13/12/2007
pub.
18/02/2008
numac
2008200426
bron
ministerie van het waalse gewest
Besluit van de Waalse Regering betreffende de financiering van de afvalbeheersinstallaties
sluiten betreffende de verplichting tot periodieke kennisgeving van milieugegevens, Besluit : Algemeen
Artikel 1.Het opzoeken en de kwantificatie van de gevaarlijke stoffen en van de specifieke verontreinigende stoffen die in het industrieel afvalwater zouden kunnen worden geloosd, worden gewaarborgd door de verrichting van zes metingen uitgevoerd op monsternemingen die representatief zijn voor de gemiddelde werking van de inrichting.
De monsternemingen worden uitgevoerd met een maandelijks tijdsbestek (termijn van één maand tussen twee monsternemingen) dat representatief is voor de activiteit van de inrichting. Op grond van rechtvaardigingen betreffende een specifieke werking van zijn inrichting kan de exploitant een meer aangepaste ritme voorstellen, waarbij de monsternemingperiode niet langer dan één jaar mag zijn.
Art. 2.§ 1. Elk bedrijf moet de relevante stoffen en de specifieke verontreinigende stoffen opgenomen in de sectorale lijst van bijlage 1 die met zijn hoofdactiviteit overeenstemmen, analyseren.
Voor de stoffen en de specifieke verontreinigende stoffen opgenomen in cursieve letters in bijlage 1 kan de exploitant afzien van het opzoeken en de kwantificatie van degene die na drie opeenvolgende metingen niet zullen worden opgespoord. § 2. Voor zover de watermonsternemingen bedoeld in artikel 1, eerste lid, in hetzelfde waterlichaam uitgevoerd zou worden als dat van de lozingsmassa, kan de exploitant afzien van het opzoeken en de kwantificatie van een relevante stof of van een specifieke verontreinigende stof na drie monsternemingen indien de aanwezigheid ervan toe te schrijven is aan het inkomende water.
Daartoe worden de volgende voorwaarden nageleefd : 1° de delta van de concentraties "inkomend water" en "uitgaand water" is negatief of gelijk aan nul;2° de delta in termen van lasten is gelijk aan die van de concentraties.Die voorzorg heeft als doel te voorkomen dat de delta in termen van concentraties aan de voorwaarden voldoet op grond bij voorbeeld van een verdunning van de afvalstoffen (regenwater,...). § 3. Onder voorbehoud van een bekrachtiging door de bevoegde overheid kan de exploitant vrijgesteld worden van de analyses m.b.t. een relevante stof of een specifieke verontreinigende stof opgenomen in de sectorale lijst die op hem van toepassing is, indien hij op grond van een gedetailleerde bewijsvoering kan bewijzen dat die stof niet aanwezig kan zijn in de lozingen van zijn inrichting.
Die bewijsvoering, voorgesteld in het in artikel 13, § 1, van dit besluit bedoelde verslag, moet de volgende elementen omvatten : 1° de veiligheidsfiches die de precieze en volledige samenstelling van de in de inrichting gebruikte of uitgevoerde producten vermelden;2° de "Process Flow Sheet" en/of de overeenstemmende chemische reacties die kunnen bewijzen dat de stof niet voortgebracht wordt door het in de inrichting uitgevoerde industrieel proces; § 4. Voor zover de gebruikte kwantificatiegrenzen gelijk zijn aan of kleiner zijn dan degene opgelegd in bijlage 2 bij dit besluit, kunnen de analyses verricht in het kader van de berekening van de belasting op het lozen van industrieel afvalwater of in het kader van de verplichtingen bedoeld in de vergunning van de inrichting door de exploitant gebruikt worden : 1° voor de kwantificatie van de relevante stoffen of van de specifieke verontreinigende stoffen;2° voor de rechtvaardiging van de in § 2 bedoelde vrijstelling.
Art. 3.De monsternemingen worden verricht door : 1° een door het Waalse Gewest erkend laboratorium of een onderaannemer van laatstgenoemde;2° de exploitant mits de bekrachtiging van de monsternemingmethode door het erkende laboratorium. De analytische onderaanneming is toegelaten. In geval van onderaanneming moet het voor die analyses aangewezen laboratorium evenwel dezelfde vaardigheidscriteria dan het door de exploitant aangewezen erkende laboratorium naleven.
In alle gevallen moeten de voorschriften betreffende de monsternemingverrichtingen, zoals hierna vastgesteld, nageleefd worden.
Art. 4.De analyses van de watermonsternemingen vervullende de volgende voorwaarden : 1° de analyses worden verricht door een erkend laboratorium dat in het watervak werkt;2° de analyses leven de in bijlage 2 opgenomen kwantificatiegrenzen na.
Art. 5.De monsternemingprotocollen zijn degene die door het "Institut scientifique de Service public" (Openbaar wetenschappelijk instituut), referentielaboratorium voor het Waalse Gewest, gebruikt of goedgekeurd worden. Ze leven in het bijzonder de volgende punten na : 1° het opgenomen volume is representatief voor de stromen van de inrichting en stemt met de voor de uitvoering van de analyses nodige hoeveelheden overeen;2° in geval van tussenkomst van de exploitant of van een onderaannemer bij de monsterneming, worden het aantal, het eenheidsvolume, de flessenfabricage, de eventuele bescherming en de identificatie van de monsters verplicht door het erkende laboratorium bepaald en aan de monsternemer meegedeeld.Het analyselaboratorium levert de stellen flesjes; 3° de monsters worden in de verschillende flesjes geleverd door het laboratorium verdeeld volgens de voorschriften van de vigerende officiële methodes die specifiek zijn voor de te analyseren stoffen. De monsters die naar het laboratorium in een stel flesje van een andere herkomst vervoerd worden, worden door dat laboratorium geweigerd; 4° op straffe van weigering door het laboratorium wordt de monsterneming uiterlijk 24 uur na het einde van de monsterneming gestuurd om door het analyselaboratorium in ontvangst te worden genomen. Alternatieve monsternemingmethoden met dezelfde nauwkeurigheids- en juistheidsgraad en met een even zo grote gevoeligheid kunnen ter goedkeuring worden voorgelegd aan het referentielaboratorium van het Waalse Gewest.
Debietmeting
Art. 6.De debietmeting wordt voortdurend over een uurperiode van 24 uur uitgevoerd volgens de vigerende normen die in overeenstemming met het referentielaboratorium van het Waalse Gewest bepaald worden en volgens de technische voorschriften van de fabrikanten van meetsystemen.
Als de inrichting over een systeem voor de voortdurende meting van het debiet beschikt, zal het systeem bij de monsterneming gebruikt kunnen worden. Om zeker te zijn van de werkingskwaliteit van het meetsysteem, wordt een metrologische controle nochtans minstens bij de uitvoering van de eerste monsterneming uitgevoerd door het erkende laboratorium.
Indien de monsternemingkamer de installatie van een continu meetsysteem niet mogelijk maakt en voor zover het dagelijkse volume van het geloosde water niet hoger is dan 100 m®/d, kan het bij de uitvoering van de monsterneming geloosde debiet op grond van de waterconsumpties geraamd worden.
In dit laatste geval bepaalt de exploitant het percentage van het geloosd volume verbruikt water om de wateruitvoeren in de productie, de afvalstoffen of de verdamping af te trekken. Hij bepaalt overigens de oorsprong van de uitvoeren, met name bij voorbeeld : 1° inmenging in de producten;2° uitvoer in het zuiveringsslib en/of afvalstoffen;3° verdamping;4° dampproductie. Monsterneming
Art. 7.De watermonsters worden over een periode van 24 uur opgenomen.
De monsterneming wordt naar gelang van het debiet verricht. De monsters worden opgenomen ofwel : 1° via vaste of draagbare bemonsteraars met één flesje die één enig gemiddeld monster over de hele overwogen periode vormen;2° via vaste of draagbare bemonsteraars met verschillende flesjes die verschillende monsters (gewoonlijk 4, 6, 12 of 24) gedurende de overwogen periode.Indien dit soort bemonsteraars uitgevoerd wordt, worden de monsters gehomogeniseerd om het gemiddelde monster te vormen voor de overdracht in de voor de analyse bestemde flesjes.
De gebruikte bemonsteraars zullen de monsters tijdens de hele overwogen periode koelen.
Indien het onmogelijk zou zijn een met het debiet van het effluent evenredige monsterneming uit te voeren, verricht de bemonsteraar een monsterneming die aan de tijd onderworpen is.
Een monsterneming die aan de tijd onderworpen is, is overigens denkbaar wanneer de behandelingsprocessen van het afvalwater een homogenisering van de effluenten verzekeren (verblijftijd hoger dan 24 uur, homogeniseringsbekkens).
Indien de inrichting over een 24 uur-bemonsteraar beschikt, kan dit bemonsteraar gebruikt worden. Zijn werking wordt minstens bij de uitvoering van de eerste monsterneming door het erkende laboratorium nageleefd en bekrachtigd.
De ligging van de winning van het effluent leeft minstens de volgende punten na : 1° in een turbulentiezone;2° op halve hoogte van de waterkolom;3° of een voldoende afstand van de wanden om een besmetting van de monsters door de opslagen of biofilms die er zich vormen, te voorkomen. Gerichte monsternemingen kunnen overwogen worden indien de aard van de lozingen het rechtvaardigt (bij voorbeeld homogene lozingen in "batch" van enige uren per dag). In dit geval worden het debiet en de ontwikkeling ervan door de bemonsteraar geraamd naar gelang van de inlichtingen ingewonnen ter plaatse (watermeters, waterbalans, enz.).
Bij de teruggave bepaalt de monsternemer de uitgevoerde monsternemingmethodologie.
Voor de parameters waarvan de eigenschappen tijdens de periode nodig voor de samenstelling van het monster of de samenstelling van het monster zelf kunnen veranderen, worden monsters ogenblikkelijk opgenomen. Die parameters worden door het erkende laboratorium in samenspraak met het referentielaboratorium bepaald.
Art. 8.De representativiteit van het monster is moeilijk te bepalen in geval van fractionering van bepaalde afvalwateren wegens hun hoge heterogeniteit, hun hoge gehalte zwevende stoffen of drijvende stoffen. Een homogeniseringssysteem kan in die gevallen gebruikt worden. Dit systeem mag het monster niet wijzigen.
Onverminderd artikel 6, 4°, wordt het vervoer van de monsters naar het laboratorium in een kast met een temperatuur gelijk aan 5 ° C + 3 ° C verricht binnen 24 uur na het einde van de monsterneming om de integriteit van de monsters te waarborgen.
De temperatuur van de kast of van de monsters wordt bij de aankomst in het laboratorium gecontroleerd en in het verslag over de analyses vermeld.
Blanco bemonstering en blanco test voor luchtwaarden
Art. 9.§ 1. Indien het door de inrichting geloosde industrieel afvalwater voortvloeit uit een monsterneming van grondwater of van oppervlaktewater, moet de inrichting de hoeveelheid van dit water kenmerken, waarbij ze dezelfde analyses verricht.
Die karakterisering kan op grond van gerichte monsternemingen uitgevoerd worden.
Voor het grondwater wordt minstens één monsterneming uitgevoerd. In voorkomend geval kan de exploitant verwijzen naar de analyses die in het kader van zijn waterwinningsvergunning uitgevoerd zijn. § 2. Voor het grondwater wordt een monsterneming volgens dezelfde frequentie als voor het industrieel afvalwater verricht.
Art. 10.De blanco-test van het monsternemingsysteem is bestemd om het gebrek aan besmetting gebonden aan de gebruikte materialen zoals de flesjes of de buizen of aan gekruiste besmetting tussen opeenvolgende monsternemingen te verifiëren. De monsternemer dient de bepalingen uit te voeren om het gebrek aan besmetting te kunnen bewijzen. Het overbrengen van de resultaten geldt als bekrachtiging en de exploitant wordt geacht de lozingsbron te zijn van alle stoffen gevonden in zijn lozing en waarvan de gehalten overeenstemmend zijn. Hij moet dit gebrek aan besmetting vóór het overbrengen van de resultaten controleren.
Als een blanco bemonstering wordt uitgevoerd, wordt aanbevolen de volgende voorschriften te volgen : 1° ze moet verplicht over een duur van minstens drie uur gebeuren;2° ze kan in een laboratorium uitgevoerd worden, waarbij het water dat vrij is van microverontreinigingen, in het monsternemingsysteem circuleert. De aanvaardings- en overwegingscriteria voor de blanco test zijn de volgende : 1° als de waarde van de blanco-test < LQ is : de resultaten van de blanco-test van het bemonsteringssysteem niet van de resultaten van het effluent aftrekken;2° als de waarde van de blanco test > LQ is en kleiner is dan de meetonzekerheid gebonden aan het resultaat : de resultaten van de blanco-test van het monsternemingsysteem niet van de resultaten van het effluent aftrekken;3° als de waarde van de blanco test > is dan de meetonzekerheid gebonden aan het resultaat : de aanwezigheid van een besmetting is bewezen en het laboratorium moet opnieuw overgaan tot de bemonstering en de analyse van de overwogen lozing.
Art. 11.Met de uitvoering van een blanco test voor luchtwaarden kan het laboratorium zich vergewissen van de betrouwbaarheid van de behaalde resultaten betreffende de vluchtige stoffen of de stoffen die in de lucht verspreid zouden kunnen worden, en uitleg geven aan de exploitant.
De blanco test voor luchtwaarden kan op verzoek van de exploitant uitgevoerd worden indien vermoed wordt dat vluchtige stoffen (BTEX, COV, Chloorbenzeen, kwik...) op de monsternemingsite aanwezig zijn.
Ingeval van uitvoering van de test, gebeurt ze verplicht en systematisch als volgt : 1° de dag van de monsterneming van het afvalwater;2° over een periode van 24 uur of in ieder geval over een monsternemingperiode voor de blanco test voor luchtwaarden gelijk aan de monsternemingperiode van het afvalwater.De weerhouden methodologie is de volgende : een flesje water zonder COV en zonder metalen in de lucht laten op de plaats waar de monsterneming wordt verricht.
De waarden van de blanco test voor luchtwaarden worden vermeld in het analyseverslag en worden in geen geval van de andere waarden afgetrokken.
Analyse
Art. 12.De voor de monsterneming en de analyse te volgen methodes zijn degene die heden gebruikt of goedgekeurd worden door het "Institut scientifique de service public".
Alternatieve analysemethoden met dezelfde nauwkeurigheids- en juistheidsgraad en met een even zo grote gevoeligheid kunnen nochtans door het erkende laboratorium ter goedkeuring worden voorgelegd aan het referentielaboratorium van het Waalse Gewest.
De analytische prestaties die voor het afvalwater bereikt moeten worden, worden in bijlage 2 vermeld.
Alle analytische procedures beginnen indien mogelijk binnen 24 uur en in ieder geval uiterlijk binnen 48 uur na het einde van de monsterneming.
Alle analyses omschrijven het gehele monster (bruto-effluent, met inbegrip van de drijvende stoffen).
In het geval van de zware metalen is de gevraagde analyse een bepaling van de concentratie totaal metaal in het effluent op grond van een niet-gefiltreerd monster aangezuurd tot pH 2.
Naast de gevaarlijke stoffen en de specifieke verontreinigende stoffen hebben de analyses betrekking op de klassieke macroverontreinigende stoffen, namelijk : 1° pH;2° Temperatuur;3° Totaal CZV;4° MES. Die metingen maken het met name mogelijk de representativiteit van de activiteit van de inrichting op de dag van de meting te controleren.
Bovendien kan de exploitant de krachtens dit besluit gevraagde analyses toevoegen bij de analyses opgelegd in zijn vergunning en /of in het kader van de belasting op het industrieel afvalwater overeenkomstig artikel 2, § 4, van dit besluit.
Overmaking van de resultaten
Art. 13.§ 1. Een verslag met het geheel van de meetresultaten en met de eventuele redenen die de niet-relevantie van de opvolging van één of verschillende stoffen vermeld in de lijst bedoeld in bijlage 1 rechtvaardigen, wordt uiterlijk op 31 maart 2015 aan het DGARNE overgemaakt op hetzelfde ogenblik als de zending van het formulier van het geïntegreerd onderzoek leefmilieu (REGINE) dat de gegevens van 2014 bevat. § 2. Met de besluiten van dit verslag kunnen de volgende elementen vastgesteld worden : 1° de lijst van de voor de betrokken inrichting kenmerkende gevaarlijke stoffen;2° voorstellen van uitbatingsvoorwaarden met het oog op het beperken, en zelfs het schrappen, van de stoffen die voor de inrichting als kenmerkend worden beschouwd.Die voorwaarden zijn bij voorbeeld emissiegrenswaarden, een aangepast en duurzaam toezichtprotocol, de verplichting om over te gaan tot een technisch-economisch onderzoek (indien aangepaste technieken ontwikkeld moeten worden).
Art. 14.De bijlagen 1 en 2 maken noodzakelijk deel uit van dit besluit en kunnen ontwikkelen naar gelang van de evolutie van de beste beschikbare technieken.
Namen, 5 november 2013.
Ph. HENRY
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld