gepubliceerd op 30 oktober 1997
Ministerieel besluit houdende vaststelling van de procedure tot het verlenen, het verlengen, het weigeren of het intrekken van een principieel akkoord en een erkenning van een initiatief voor buitenschoolse opvang
4 SEPTEMBER 1997. Ministerieel besluit houdende vaststelling van de procedure tot het verlenen, het verlengen, het weigeren of het intrekken van een principieel akkoord en een erkenning van een initiatief voor buitenschoolse opvang
De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, Gelet op het decreet van 29 mei 1984 houdende de oprichting van de instelling Kind en Gezin, gewijzigd bij de decreten van 3 mei 1989, 23 februari 1994 en 11 juni 1997;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 20 oktober 1992 tot delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de leden van de Vlaamse regering, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 20 januari 1993 en 7 oktober 1993;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 20 juni 1995 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse regering;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 24 juni 1997 houdende erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van initiatieven voor buitenschoolse opvang;
Gelet op het advies van de raad van beheer van Kind en Gezin, gegeven op 9 juli 1997;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 2 september 1997;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat het opnemen van bestaande en nieuwe initiatieven voor buitenschoolse opvang in een erkenningskader noodzakelijk is voor de rechtszekerheid van deze voorzieningen, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder "het besluit van de Vlaamse regering" : het besluit van de Vlaamse regering van 24 juni 1997 houdende erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van initiatieven voor buitenschoolse opvang.
Art. 2.§ 1. Om erkend en gesubsidieerd te kunnen worden als initiatief voor buitenschoolse opvang, is het voorafgaand principieel akkoord van Kind en Gezin vereist, verleend overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk II. § 2. Elk initiatief voor buitenschoolse opvang dat een principieel akkoord of een erkenning heeft verkregen, staat onder toezicht van Kind en Gezin in de zin zoals bepaald in het besluit van de Vlaamse regering van 24 juni 1997 houdende regeling van de melding aan de instelling Kind en Gezin van de opvang op bestendige wijze van kinderen. § 3. Bij aanvraag tot wijziging van een erkenning gelden de procedures overeenkomstig de bepalingen in de hoofstukken II en III. Bij aanvraag tot wijziging van een erkenning dient de inhoudelijke invulling zoals bepaald in artikel 3, § 2, geheel of gedeeltelijk, enkel te gebeuren indien Kind en Gezin hierom verzoekt.
De gewijzigde erkenning is 5 jaar geldig, te rekenen vanaf de ingangsdatum bepaald door Kind en Gezin. HOOFDSTUK II. - Principieel akkoord
Art. 3.§ 1. Het organiserend bestuur van een initiatief voor buitenschoolse opvang dient bij Kind en Gezin de aanvraag in om een principieel akkoord te verkrijgen. § 2. De aanvraag bevat alle gegevens met betrekking tot de opportuniteit van het initiatief, gebaseerd op het geargumenteerde advies van het lokale overleg, geformuleerd in het kader van het lokale beleidsplan.
De aanvraag bevat ook relevante en concrete gegevens met betrekking tot de volgende organisatorische elementen : 1° doelgroep, capaciteit, openingstijden;2° infrastructuur (plan op schaal 1/50), ruimtelijke indeling en ligging;3° geplande personeelsformatie;4° ouderbijdrage en vormen van ouderparticipatie;5° beoogde financieringsbasis. § 3. De aanvraag om een principieel akkoord te krijgen, verleent de hiertoe door Kind en Gezin aangestelde ambtenaren het recht om het initiatief voor buitenschoolse opvang te inspecteren.
Art. 4.§ 1. Kind en Gezin neemt binnen 90 dagen na de aanvraag tot principieel akkoord een beslissing.
De weigering of de gedeeltelijke toekenning van een principieel akkoord wordt door een met redenen omklede beslissing aan het aanvragende organiserend bestuur betekend.
Art. 5.Het principiële akkoord erkent de gegrondheid en de geldigheid van de aanvraag tot erkenning.
Het bepaalt de maximumcapaciteit van het initiatief voor buitenschoolse opvang, alsmede de datum waarop de erkenning op z'n vroegst kan worden toegestaan.
Art. 6.Het principiële akkoord is 1 jaar geldig, te rekenen vanaf de ingangsdatum bepaald door Kind en Gezin.
Art. 7.§ 1. Het principiële akkoord vervalt ambtshalve bij het verstrijken van de in artikel 6 bepaalde termijn, tenzij wordt bewezen dat binnen deze termijn een aanvraag tot erkenning is ingediend zoals bepaald in artikel 8. § 2. Kind en Gezin kan het principiële akkoord bij eenzijdige beslissing intrekken in de volgende gevallen : 1° als het organiserend bestuur hierom verzoekt;2° wanneer, na de toekenning ervan, wordt vastgesteld dat er ernstige redenen zijn die de intrekking noodzakelijk maken, en in het bijzonder als de veiligheid of de gezondheid van de opgevangen kinderen ernstig in gevaar wordt gebracht;3° als de elementen van het ingediende dossier grondig gewijzigd zijn. In het geval bedoeld in het eerste lid, 3° is het organiserend bestuur verplicht elke belangrijke wijziging te melden. HOOFDSTUK III. - De erkenning
Art. 8.Het organiserend bestuur dat een principieel akkoord heeft verkregen, kan een aanvraag tot erkenning indienen gedurende de periode van de geldigheidsduur van het principiële akkoord.
Art. 9.§ 1. De erkenningsaanvraag wordt ingediend per aangetekende brief, gericht aan Kind en Gezin. § 2. Het erkenningsdossier van elke voorziening bevat minstens de volgende elementen : 1° informatie met betrekking tot de personeelsleden : naam, kwalificatie, functie en statutaire specificaties;2° een exemplaar van het huishoudelijk reglement;3° een afschrift van de verzekeringspolissen met betrekking tot de gebouwen en de burgelijke aansprakelijkheid voor personeel en kinderen;4° de naam en het adres van de persoon die door het organiserend bestuur is aangewezen om de externe contacten met, onder meer, Kind en Gezin te verzorgen;5° een attest of verslag van de brandweer met betrekking tot de lokalen.
Art. 10.§ 1. Kind en Gezin neemt binnen 90 dagen na de aanvraag tot erkenning een beslissing, mede gebaseerd op de resultaten van een onderzoek ter plaatse.
De weigering of de gedeeltelijke toekenning van een erkenning wordt door een met redenen omklede beslissing aan het aanvragende organiserend bestuur betekend.
Art. 11.De erkenningsbeslissing bepaalt de ingangsdatum van de erkenning en de capaciteit van de voorziening.
De erkenningsbeslissing kan voorwaarden bevatten die uiterlijk binnen 2 jaar vanaf de ingangsdatum van de erkenning vervuld moeten zijn.
De erkenning maakt subsidiëring mogelijk conform de bepalingen van het besluit van de Vlaamse regering. De erkenningsbeslissing legt eventueel, al dan niet met terugwerkende kracht, het startmoment van subsidiëring vast.
Art. 12.§ 1. De eerste erkenning is 2 jaar geldig, te rekenen vanaf de ingangsdatum van de erkenning. Nadien is de erkenning verlengbaar voor een termijn van telkens 5 jaar. § 2. Op zijn vroegst 12 maanden en uiterlijk 2 maanden vóór het verstrijken van de einddatum van de erkenningsperiode, richt het initiatief aan Kind en Gezin een schriftelijk verzoek tot verlenging van de erkenning en levert in voorkomend geval het bewijs van de invulling van de in de erkenningsbeslissing gestelde voorwaarden.
Als niet is voldaan aan deze voorwaarden, wordt geen verlenging van de erkenning toegekend. Is aan de voorwaarden voldaan of werden er geen vastgesteld, en werden in de afgelopen tijdspanne geen nieuwe vaststellingen gedaan die de erkenning in het gedrang kunnen brengen, dan wordt de erkenning verlengd voor een termijn van 5 jaar.
Art. 13.§ 1. Behoudens het bepaalde in artikel 12, § 2, tweede lid kan de erkenning op elk ogenblik worden ingetrokken wanneer een of meer van de voor de erkenning vastgestelde voorwaarden, zoals bepaald in het besluit van de Vlaamse regering van 24 juni 1997 houdende erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van initiatieven voor buitenschoolse opvang niet meer vervuld zijn.
Kind en Gezin stelt per aangetekende brief het organiserend bestuur vooraf in kennis van de redenen van het voorstel tot intrekking. Het organiserend bestuur beschikt vervolgens over dertig kalenderdagen om op deze redenen te antwoorden.
Binnen 60 kalenderdagen vanaf de ontvangst van het antwoord neemt Kind en Gezin een gemotiveerde beslissing die vervolgens binnen dertig kalenderdagen per aangetekende brief aan het organiserend bestuur wordt meegedeeld met vermelding van de ingangsdatum van de intrekking. § 2. De erkenning kan onmiddellijk worden ingetrokken als Kind en Gezin vaststelt dat er ernstige redenen zijn die de intrekking noodzakelijk maken, en in het bijzonder als de veiligheid of de gezondheid van de kinderen ernstig in gevaar wordt gebracht. HOOFDSTUK IV. - Herziening van de beslissing
Art. 14.Op basis van aanvullende elementen kan een herziening worden gevraagd van : 1° een beslissing tot gehele of gedeeltelijke weigering van een principieel akkoord;2° een beslissing tot gehele of gedeeltelijke weigering van een erkenning;3° een beslissing tot gehele of gedeeltelijke intrekking van een erkenning.
Art. 15.§ 1. Het organiserend bestuur richt de aanvraag tot herziening per aangetekende brief aan Kind en Gezin.
Deze bevat een omstandige opgave van de elementen, op basis waarvan de herziening wordt aangevraagd. § 2. Binnen 90 kalenderdagen neemt Kind en Gezin een beslissing, te rekenen vanaf de postdatum van de aanvraag. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 16.§ 1. Een initiatief voor buitenschoolse opvang waaraan de Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid, gesubsidieerde contractuelen toekent of toegekend heeft, kan door Kind en Gezin worden erkend rekening houdend met de bepalingen opgenomen in het terzake geldende protocol van 30 juli 1997, afgesloten tussen de Vlaamse minister bevoegd voor de bijstand aan personen en de Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid. § 2. Een initiatief voor buitenschoolse opvang dat voor de inwerkingtreding van dit besluit wél gesubsidieerd werd door het Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten maar niet kan beschikken over gesubsidieerde contractuelen, kan erkend worden op basis van een aanvraagdossier waaruit blijkt dat het initiatief voldoet aan de erkenningsvoorwaarden vastgelegd in het Besluit van de Vlaamse regering van 24 juni 1997 houdende erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van initiatieven voor buitenschoolse opvang.
Art. 17.De erkende voorziening is ertoe gehouden jaarlijks een activiteitenverslag aan Kind en Gezin over te leggen conform de administratieve richtlijnen terzake.
Art. 18.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 1997.
Brussel, 4 september 1997.
L. MARTENS