gepubliceerd op 29 oktober 2010
Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 7 juli 2003 betreffende de vereisten inzake voortgezette opleiding voor bevorderingen door verhoging in graad van bepaalde burgerlijke ambtenaren van het stafdepartement inlichtingen en veiligheid
4 OKTOBER 2010. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 7 juli 2003 betreffende de vereisten inzake voortgezette opleiding voor bevorderingen door verhoging in graad van bepaalde burgerlijke ambtenaren van het stafdepartement inlichtingen en veiligheid
De Minister van Landsverdediging, Gelet op de Grondwet, de artikelen 37 en 107;
Gelet op het koninklijk besluit van 7 juli 2003 houdende het statuut van bepaalde burgerlijke ambtenaren van het stafdepartement inlichtingen en veiligheid;
Gelet op het ministerieel besluit van 7 juli 2003 betreffende de vereisten inzake voortgezette opleiding voor bevorderingen door verhoging in graad van bepaalde burgerlijke ambtenaren van het stafdepartement inlichtingen en veiligheid;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 15 februari 2010;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, d.d. 17 mei 2010;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken, d.d. 23 april 2010;
Gelet op het protocol van onderhandelingen van het Sectorcomité XIV, gesloten op 1 juli 2010;
Gelet op het advies 48.652/2/V van de Raad van State, gegeven op 26 augustus 2010, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, Besluit :
Artikel 1.In artikel 1 van het ministerieel besluit van 7 juli 2003 betreffende de vereisten inzake voortgezette opleiding voor bevorderingen door verhoging in graad van bepaalde burgerlijke ambtenaren van het stafdepartement inlichtingen en veiligheid, wordt het eerste lid vervangen als volgt : « Voldoet aan de vereisten inzake voortgezette opleiding bedoeld in de artikelen 30 en 31 van het koninklijk besluit van 7 juli 2003 houdende het statuut van bepaalde burgerlijke ambtenaren van het stafdepartement inlichtingen en veiligheid, de kandidaat voor de bevordering die geslaagd is voor de voortgezette opleiding van ten minste : 1° voor de kandidaat voor de bevordering tot de graad van afdelingsinspecteur : 240 uren, die hij heeft gevolgd vanaf het ogenblik dat hij twee jaar anciënniteit telt in de graad van inspecteur;2° voor de kandidaat voor de bevordering tot de graad van commissaris : a) voor de afdelingsinspecteur : 270 uren, die hij heeft gevolgd vanaf het ogenblik dat hij benoemd werd in deze graad;b) voor de inspecteur : 510 uren, die hij heeft gevolgd vanaf het ogenblik dat hij twee jaar anciënniteit telt in deze graad;3° voor de kandidaat voor de bevordering tot de graad van afdelingscommissaris of afdelingscommissaris-analist : 300 uren, die hij heeft gevolgd vanaf het ogenblik dat hij twee jaar anciënniteit telt in de graad van, naar gelang het geval, commissaris of commissaris-analist. Wanneer de kandidaat voor de bevordering houder is van het getuigschrift van de middelbare graad, voor de in 1° vermelde ambtenaren, en van de hogere graad voor de in 3° vermelde ambtenaren, van de School voor Criminologie en Criminalistiek van het Nationaal Instituut voor Criminologie en Criminalistiek, wordt de duur van de voortgezette opleiding evenwel bepaald op 120 uren. ».
Art. 2.In artikel 2 van hetzelfde besluit wordt het derde lid vervangen als volgt : « Deze cursussen dienen evaluaties te omvatten. ».
Art. 3.Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 5.Het bewijs van geslaagd te zijn dient geleverd te worden door een bewijskrachtig document afgeleverd door de instelling waar de voortgezette opleiding gevolgd werd. ».
Art. 4.In hetzelfde besluit wordt een artikel 12/1 ingevoegd, luidende : «
Art. 12/1.De cursussen bedoeld in artikel 4, § 1, die werden gevolgd voor 1 januari 2011 worden in aanmerking genomen voor de berekening van de te bereiken uren voortgezette opleiding, ook indien ze geen evaluaties omvatten. ».
Art. 5.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2011.
Brussel, 4 oktober 2010.
P. DE CREM