Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 04 juni 2009
gepubliceerd op 10 september 2009

Besluit van de Regering tot wijziging van het ministerieel besluit van 23 maart 1970 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder het Rijksfonds voor sociale reclassering van de mindervaliden een tegemoetkoming verleent in het loon en de sociale lasten, die door de beschermde werkplaatsen worden gedragen

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2009203930
pub.
10/09/2009
prom.
04/06/2009
ELI
eli/besluit/2009/06/04/2009203930/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

4 JUNI 2009. - Besluit van de Regering tot wijziging van het ministerieel besluit van 23 maart 1970 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder het Rijksfonds voor sociale reclassering van de mindervaliden een tegemoetkoming verleent in het loon en de sociale lasten, die door de beschermde werkplaatsen worden gedragen


De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op het decreet van 19 juni 1990 houdende oprichting van een Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor personen met een handicap, gewijzigd door de decreten van 29 juni 1998, 23 oktober 2000, 7 januari 2002, 18 maart 2002, 3 februari 2003, 16 december 2003, 17 mei 2004 en 20 februari 2006;

Gelet op het voorstel van de raad van bestuur van de Dienst voor personen met een handicap van 19 december 2008;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën van 29 mei 2009;

Gelet op de goedkeuring van de Minister-President, bevoegd voor Begroting, van 3 juni 2009;

Gelet op de gecoördineerde wetten van 12 januari 1973 op de Raad van State, in het bijzonder op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1998 en gewijzigd door de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de hoogdringendheid;

Overwegende dat de hoogdringendheid gemotiveerd is door het feit dat in dit besluit de juridische basis voor de subsidiëring van bepaalde personeelsleden in de beschutte werkplaatsen wordt gelegd en dat deze subsidiëring als sinds 1 januari 2008 toegepast wordt door de subsidiërende instantie. Bovendien worden de forfaitaire subsidies voor de verschillende categorieën prestaties al sinds 1 november 2008 aangepast evenals de eraan gekoppelde nieuwe subsidieregeling. Om die redenen kan de inwerkingtreding van voorliggend besluit gelet op de rechtszekerheid niet meer worden uitgesteld;

Op voordracht van de Vice-Minister-President, Minister voor Vorming en Tewerkstelling, Sociale Aangelegenheden en Toerisme;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Artikel 4, § 1, van het ministerieel besluit van 23 maart 1970 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder het Rijksfonds voor sociale reclassering van de mindervaliden een tegemoetkoming verleent in het loon en de sociale lasten, die door de beschermde werkplaatsen worden gedragen, vervangen door het besluit van de Regering van 19 December 1996, aangevuld door het besluit van de Regering van 7 juli 1997, vervangen door de besluiten van de Regering van 12 december 1997 en van 19 mei 1999, gewijzigd door de besluiten van de Regering van 16 juli 2000 en van 16 maart 2001, vervangen door het besluit van de Regering van 18 juli 2002 en gewijzigd door het besluit van 7 februari 2008, wordt door volgende bepaling vervangen : « § 1. De in artikel 3 vermelde forfaitaire subsidie wordt als volgt bepaald : Voor prestatiecategorie A : 1,9146 euro.

Voor prestatiecategorie B : 2,9882 euro.

Voor prestatiecategorie C : 4,5267 euro.

Voor prestatiecategorie D : 6,4645 euro.

Voor prestatiecategorie E : 9,248 euro ».

Art. 2.In artikel 10 van datzelfde besluit, gewijzigd door het ministerieel besluit van 23 oktober 1975, door het besluit van de Executieve van 7 mei 1993 en door het besluit van de Regering van 19 mei 1999, wordt in de opsomming een punt 6 met volgende tekst ingevoegd : « 6° de personen die op 1 januari 2007 via een Maribel I-maatregel in een beschutte werkplaats werkzaam waren als productiemedewerker, verkoper of voorarbeider, resp. hun plaatsvervangers ».

Art. 3.Artikel 11, § 1, van datzelfde besluit, gewijzigd door het ministerieel besluit van 26 juli 1977, door het besluit van de Executieve van 10 oktober 1990 en door de besluiten van de Regering van 10 januari 2002, 13 januari 2005 en 13 juni 2007, wordt door volgende bepaling vervangen : « § 1. Onverminderd de in lid 2 vastgelegde overgangsregeling gelden de loonschalen die in bijlage III van het besluit van de Regering van 22 juni 2001 tot vaststelling van de berekeningsgrondslagen voor de subsidiëring van de personeelskosten in de sectoren "sociale aangelegenheden" en "gesondheid" zijn vastgelegd, als grondslag voor de berekening van de subsidiëring van de lonen en salarissen van het in artikel 10 voorziene kaderpersoneel.

Voor de periode van 1 januari 2008 tot 31 december 2012 geldt voor het in punt 6 van artikel 10 vermelde personeel als berekeningsgrondslag voor de subsidiëring van hun lonen en salarissen de grondslag van de beroepscategorie die op 31 december 2007 contractueel is overeengekomen en die door de Dienst voor Personen met een Handicap is goedgekeurd. Vanaf 1 januari 2013 wordt de in het eerste lid vastgelegde regeling ook toegepast op het personeel dat onder punt 6 van artikel 10 vermeld staat.

Om in aanmerking te komen voor de in lid 1 vermelde berekeningssgrondslag, moeten de betrokken personen met succes hebben deelgenomen aan een bijkomende opleiding die door de Dienst voor Personen met een Handicap is georganiseerd of die door deze dienst is erkend, of moeten zij zich ertoe bereid verklaren, binnen de drie jaar met deze opleiding te beginnen. »

Art. 4.In artikel 11, § 3 wordt het percentage "70 %" in punt 2 van datzelfde besluit, gewijzigd door het ministerieel besluit van 26 juli 1977, door het besluit van de Executieve van 10 oktober 1990 en door de besluiten van de Regering van 10 januari 2002, 13 januari 2005 en 13 juni 2007, vervangen door het percentage "72 %".

Art. 5.De artikelen 1 en 4 van voorliggend besluit worden op 1 november 2008 van kracht en de artikelen 2 en 3 worden op 1 januari 2008 van kracht.

Art. 6.De Vice-Minister-President, Minister van Vorming en Tewerkstellling, Sociale Aangelegenheden en Toerisme, wordt met de uitvoering van voorliggend besluit belast.

Eupen, 4 juni 2009.

Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Lokale besturen, K.-H. LAMBERTZ De Vice-Minister-President, Minister van Vorming en Tewerkstelling, Sociale Aangelegenheden en Toerisme, B. GENTGES

^