gepubliceerd op 25 maart 2004
Ministerieel besluit tot vaststelling van de minimale criteria voor de erkenning van de gedifferentieerde kwaliteit in de varkenssector
2 FEBRUARI 2004. - Ministerieel besluit tot vaststelling van de minimale criteria voor de erkenning van de gedifferentieerde kwaliteit in de varkenssector
De Minister van Landbouw en Landelijke Aangelegenheden, Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 26 augustus 2003 tot vaststelling van de verdeling van de ministeriële bevoegdheden en tot regeling van de ondertekening van haar akten, zoals gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 18 december 2003;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 27 augustus 2001 houdende regeling van de werking van de Regering, gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 6 juni 2002 en 26 augustus 2003;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 17 juli 1997 betreffende steun aan de landbouw, zoals gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 26 oktober 2000;
Gelet op het decreet van 7 september 1989 betreffende de aanduiding van lokale oorsprong en de aanduiding van Waalse oorsprong alsmede het toepasselijk maken in het Waalse Gewest van de verordeningen (EEG) nrs. 2081/92 en 2082/92, zoals gewijzigd bij het decreet van 19 december 2002;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 22 september 2003;
Gelet op het advies van de Commissie voor kwaliteitslabels en aanduidingen van herkomst, gegeven op 17 april 2003, Besluit :
Artikel 1.Voor de erkenning van de gedifferentieerde kwaliteit, zoals bedoeld, wat betreft de varkenssector, in artikel 5 van het besluit van de Waalse Regering van 26 oktober 2000 tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 17 juli 1997 betreffende steun aan de landbouw, moet elk bestek voldoen aan minimale criteria die bepaald zijn in de artikelen 2 tot 16 van dit besluit.
Art. 2.§ 1. De varkens moeten stressbestendig zijn; in het tegenovergestelde geval moet de promotor een programma voorleggen voor de verwijdering van niet-stressbestendige dieren, dat moet worden uitgevoerd binnen een maximale periode van vijf jaar na de datum van erkenning van de keten met een gedifferentieerde kwaliteit. § 2. Wanneer de termen "ras", "soort", "stam", "oorsprongsbenaming" of synoniemen daarvan worden gebruikt, moeten ze nauwkeurig worden bepaald.
Art. 3.§ 1. De familiale aard van de bedrijven die in het bestek gepromoot zijn, is een hoogst positief differentiatiecriterium. § 2. Een familiebedrijf bevat hoogstens drie voltijdse werkeenheden.
Een voltijdse werkeenheid komt overeen met 1 000 mestvarkensplaatsen of met 250 fokzeugenplaatsen of met 100 zeugenplaatsen in een gesloten houderijsysteem. § 3. Het aantal gecertificeerde en/of ingeschreven dieren is weinig relevant om de omvang van een bedrijf vast te leggen, behalve als de vetmesting een uitsluitende voorwaarde van het bestek is.
Art. 4.§ 1. Het fokken en het vetmesten kunnen vermeld zijn in het bestek. In dit geval, moeten de kenmerken van de desbetreffende sites beschreven zijn. § 2. Op de vetmestingssite moeten de groei- en slachtfases worden onderscheiden. § 3. Het bestek beschrijft de productiemethoden, waaronder de voeding, eigen aan elke site en fase. § 4. Het grensgewicht van het stadium "big", dat de overgang van de fokfase naar de vetmestingsfase bepaalt, wordt vastgelegd op 25 kg. De promotor van het bestek moet het gewicht van de vetgemeste biggen aanduiden.
Art. 5.§ 1. Het bestek moet clausules bevatten waarbij het goede gebruik van de boxen alsook het goede beheer van het afvloeisel wordt verzekerd, zowel wat betreft de opslag als de verspreiding daarvan.
Die clausules moeten reukhinder alsook de proliferatie van vliegen en andere insecten voorkomen. § 2. De natuurlijke helderheid, die gemeten wordt op één meter van de grond in het midden van het lokaal, moet minimum 40 lux bedragen binnen de varkensstallen. De aldus vastgelegde helderheid stemt overeen met een lichtsectie die gelijk is aan één vijftiende van de grondoppervlakte. Bij kunstmatig licht, blijft de minimale helderheid gelijk aan 40 lux en moet de verlichtingsduur gelijkstaan met die van de dag, van zonsopgang tot -ondergang.
Art. 6.§ 1. Elk varken dat afkomstig is van een keten met gedifferentieerde kwaliteit moet gevoed zijn geweest met voedingsmiddelen opgenomen in onderstaande positieve lijst : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De onderstaande positieve lijst bevat de ingrediënten van de vetmestingsporties, maar ook van de fokporties, namelijk biggen in het eerste levensjaar en, in voorkomend geval, zeugen.
Op nummer 56 van de lijst moet de uitdrukking "Lokaal geproduceerd voeder zonder verwerking d.m.v. een niet-landbouwkundige stof" worden begrepen als de waarborg van een snel vervoer van het voeder via de nabije voorzieningsbron. § 2. Indien de genetisch gewijzigde organismen worden toegestaan, wordt hun uitsluiting van het bestek echter beschouwd, overeenkomstig het voorzorgsprincipe, als een hoogst positief differentiatiecriterium. § 3. Wegens hun vaagheid, worden generieke termen zoals vetzuren, organische zuren, bindmiddelen, enzymen, antioxidanten en aroma's verworpen.
De ingrediënten die verborgen dierlijke vetten kunnen bevatten, zoals aardappelchips, moeten ook vermeden worden. § 4. De probiotica zijn per definitie bacteriën of gisten (in een gelyofiliseerde reactiveerbare vorm) die nuttig zijn voor het organisme, tenzij prebiotica natuurlijke stoffen zijn die de ontwikkeling van de specifieke flora van het spijsverteringskanaal bevorderen. § 5. De voorzichtigheid is gepast bij het gebruik van enzymen, wier specifieke naam moet worden bepaald. In voorkomend geval, moeten de promotors het gebruik van enzymen rechtvaardigen en in het bijzonder aantonen dat het opfokken in legbatterijen daardoor niet mogelijk is. § 6. Op nummer 55 van de lijst, wordt elk additief, ongeacht zijn aard, uitgesloten van de klasse van de minerale complementen en vitaminen. De lijst van de verboden additieven die staan vermeld op nummer 55, wordt als indicatie gegeven en is niet uitputtend.
Er moet echter worden opgemerkt dat elementen zoals de belangrijkste mineralen (natriumchloride, oplosbare fosfaten en magnesiumoxiden) kunnen worden opgenomen in het gevitamineerde minerale complement. § 7. De positieve lijst van de toegestane ingrediënten bevat stilzwijgend de hulpstoffen die noodzakelijk zijn voor het behoud daarvan en die toegestaan zijn bij de vigerende wetten en regelingen.
Hetzelfde geldt voor antioxidanten bij plantaardige vetstoffen met uitzondering van BHT. § 8. De lijst van de toegestane grondstoffen sluit het gebruik in de voeding van antibiotica uit alsook van alle andere stoffen die schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid van de dieren en gebruikers.
Art. 7.De preventieve en/of systematische veterinaire behandelingen zijn verboden, met uitzondering van vaccins en wormdrijvende middelen die expliciet beschreven zijn in het bestek.
De promotors moeten de voorwaarden m.b.t. de therapeutische behandelingen bepalen.
Art. 8.Het welzijn van het dier wordt beschouwd als een differentiatiecriterium op voorwaarde dat het geheel van het bestek deze oriëntatie uitdrukkelijk volgt.
Art. 9.§ 1. De scheiding van de loten tijdens het uitvasten, het vervoer en de afwachting in het slachthuis is verplicht.
Onder lot verstaat men het geheel van de varkens die vetgemaakt worden in eenzelfde hok of kraamhok. Een uitbreiding van het begrip hok tot het geheel van de varkens die tevens afkomstig zijn van eenzelfde vetmestingssite kan worden toegelaten voorzover de promotor de maatregelen ter vermijding van schadelijke gevolgen voor dieren, karkassen en vleeskwaliteit uitvoerig beschrijft. § 2. De duur van het uitvasten tussen de laatste voeding en de lading moet begrepen zijn tussen 12 en 18 uur.
Art. 10.Het gebrek aan specificatie betreffende de lading, het vervoer, de uitlading, de afwachting en de dierenzorg in het slachthuis vormt een koopvernietigend gebrek in een bestek.
Art. 11.§ 1. De conformiteit van het product met het bestek moet gecertificeerd worden door een onafhankelijke instelling die erkend is door de Regering.
De certificatie kan steunen op een intern systeem voor kwaliteitsverzekering (autocontrole) ingesteld onder de verantwoordelijkheid en controle van de certificerende instelling. § 2. Het begrip autocontrole moet worden verstaan als het instellen van een kwaliteitssysteem in een teken of in een groepering van producenten. De autocontrole kan het werk van de certificerende instelling vergemakkelijken. § 3. De traceerbaarheid met het oog op een certificatie van conformiteit met een bestek moet de door de federale wetgeving vereiste minimale traceerbaarheid overschrijden. Die laatste vormt geen differentiatiecriterium voor het product. § 4. Aangezien het varkensvlees in de handel kan worden gebracht in verschillende conditioneringen (karkassen, halve karkassen, uit te snijden of te verkopen stukken vlees), wordt een product geacht van gedifferentieerde kwaliteit te zijn voorzover de controle en traceerbaarheid ervan het gecertificeerde conditioneringsstadium omvatten.
Indien een promotor de verbruikersporties wil laten certificeren, moet hij deze stap voorzien in het bestek en die opnemen in het controleplan.
Art. 12.De uitvoering van een gepaste begeleiding en van een groepactie bij de aanpassing van eenvoudige maatregelen ter voorkoming van de verspreiding van pathogene microben vormt een gunstig element voor de erkenning van de gedifferentieerde kwaliteit.
Art. 13.De promotor moet een meerwaarde garanderen aan de producenten. Hij moet deze becijferen.
Het perspectief van een opening van de markt voor de gedifferentieerde kwaliteit moet worden vastgelegd in het bestek.
Art. 14.De structuur van het bestek moet een hoofdstuk bevatten waarin de kenmerken van het betrokken product worden uiteengezet.
Met het oog op promotie, moet de tekst overtuigende argumenten bevatten die het grote publiek kunnen betreffen.
Art. 15.De bestekken betreffende producten met bijzondere kenmerken, en niet degene die berusten op specifieke productiemethoden, moeten, in de mate van het mogelijke, berusten op de waarneming van een zintuiglijk verschil in verhouding tot het referentieproduct.
Art. 16.Elke promotor moet de verschillende stappen van het productieproces uitvoerig beschrijven in zijn bestek.
Art. 17.Elke promotor van een bestek kan daarin bijkomende punten voorzien ter aanvulling van die bedoeld in dit besluit, waarbij een specifieke erkenning van zijn product mogelijk is.
Art. 18.Elke erkenningsaanvraag voor de gedifferentieerde kwaliteit in de varkenssector op grond van het besluit van de Waalse Regering van 26 oktober 2000 tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 17 juli 1997 betreffende steun aan de landbouw, behoeft het advies van de wetenschappelijke adviescommissie voor agro-voedingsproducten ingesteld bij het decreet van 7 september 1989 betreffende de aanduiding van lokale oorsprong en de aanduiding van Waalse oorsprong alsmede het toepasselijk maken in het Waalse Gewest van de verordeningen (EEG) nrs. 2081/92 en 2082/92.
Namen, 2 februari 2004.
J. HAPPART