gepubliceerd op 24 april 2007
Ministerieel besluit houdende de bepaling van de vorm van de beslissingen over aanvragen van een stedenbouwkundige vergunning volgens het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996
1 MAART 2007. - Ministerieel besluit houdende de bepaling van de vorm van de beslissingen over aanvragen van een stedenbouwkundige vergunning volgens het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996
De Vlaamse Minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, Gelet op het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, inzonderheid op artikel 52, gewijzigd bij de decreten van 26 april 2000 en 21 november 2003;
Gelet op het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, het laatst gewijzigd bij het decreet van 22 december 2006;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 4 maart 1997 houdende delegatie van de bepaling van de vorm van modelformulieren inzake ruimtelijke ordening;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juli 2004 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse Regering, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 15 oktober 2004, 23 december 2005, 19 mei 2006, 30 juni 2006 en 1 september 2006;
Gelet op het ministerieel besluit van 21 april 2000 houdende bepaling van de vorm der beslissingen inzake aanvragen van een stedenbouwkundige vergunning volgens het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, Besluit :
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de aanvragen voor een stedenbouwkundige vergunning die worden behandeld overeenkomstig artikel 43, § 1 tot en met § 5, artikel 44, 49, 51, 52, 53 en 55, § 1, eerste lid, van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996.
De beslissingen van het college van burgemeester en schepenen tot verlening of weigering van de stedenbouwkundige vergunning, alsook de schorsingsbeslissingen van de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar moeten genomen worden met gebruik van de formulieren A, B, C, D, E en F, waarvan de modellen als bijlage I tot en met bijlage VI bij dit besluit zijn gevoegd. Die formulieren moeten worden aangevuld met de vermelding, in de linkerbovenhoek, van de overheid die ze gebruikt.
Art. 2.Het college van burgemeester en schepenen maakt gebruik van het formulier A in geval van verlening van de vergunning en van het formulier C in geval van weigering van de vergunning, als het gebiedsdeel waarin het perceel begrepen is aan een van de volgende voorwaarden beantwoordt : 1° er bestaat geen goedgekeurd bijzonder plan van aanleg of gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan;2° er bestaat slechts een bijzonder plan van aanleg als vermeld in artikel 15 van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996;3° er bestaat geen verkaveling waarvoor naar behoren vergunning is verleend;4° er bestaat een verkaveling waarvoor vergunning is verleend, maar die vervallen is. Het overwegende en het beschikkende gedeelte van het eensluidende advies van de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar wordt integraal en tekstueel in het formulier overgenomen op de daartoe bestemde plaats of wordt als bijlage bij het formulier gevoegd.
Het college van burgemeester en schepenen vermeldt op de daartoe bestemde plaats zijn motivering.
Art. 3.Het college van burgemeester en schepenen maakt gebruik van het formulier B in geval van verlening van de vergunning en van het formulier D in geval van weigering van de vergunning, als het gebiedsdeel waarin het perceel begrepen is aan een van de volgende voorwaarden beantwoordt : 1° er bestaat een goedgekeurd bijzonder plan van aanleg, tenzij het om een plan gaat als vermeld in artikel 15 van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, of er bestaat een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan;2° er bestaat een verkaveling waarvoor naar behoren vergunning is verleend en die niet vervallen is. Het college gebruikt dezelfde formulieren als voor de uit te voeren werken of handelingen het advies van de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar niet is vereist.
Het college van burgemeester en schepenen vermeldt op de daartoe bestemde plaats zijn motivering.
Art. 4.De gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar maakt gebruik van het formulier E voor de schorsing van een stedenbouwkundige vergunning, door het college van burgemeester en schepenen afgegeven in de gevallen, vermeld in artikel 2, en het formulier F voor de schorsing van een vergunning, door het college afgegeven in de gevallen, vermeld in artikel 3.
Hij maakt echter gebruik van het formulier E als het college ondanks de bepalingen in artikel 2 het formulier B heeft gebruikt voor de afgifte van een stedenbouwkundige vergunning in de gevallen, vermeld in artikel 2.
Art. 5.Het ministerieel besluit van 21 april 2000 houdende bepaling van de vorm der beslissingen inzake aanvragen van een stedenbouwkundige vergunning volgens het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, wordt opgeheven.
Brussel, 1 maart 2007.
D. VAN MECHELEN
Bijlage I Formulier A STEDENBOUWKUNDIGE VERGUNNING Het college van burgemeester en schepenen heeft de aanvraag die ingediend is door . . . . ., . . . . . met als adres . . . . ., . . . . . ontvangen.
Een bewijs van ontvangst van die aanvraag werd afgegeven op . . . . .
De aanvraag heeft betrekking op een terrein met als adres . . . . . . . . . . en met als kadastrale omschrijving afdeling ... sectie .. nummer(s) . . . . .
Het betreft een aanvraag tot . . . . .
Het college van burgemeester en schepenen heeft de aanvraag onderzocht, rekening houdend met de ter zake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening en de uitvoeringsbesluiten. (1) De aanvraag werd openbaar gemaakt volgens de regels vermeld in het uitvoeringsbesluit betreffende de openbare onderzoeken over aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning en verkavelingsaanvragen.Er werden.... bezwaarschriften ingediend. Het college van burgemeester en schepenen stelt vast dat die bezwaarschriften handelen over ........................................Het college van burgemeester en schepenen neemt over die bezwaarschriften het volgende standpunt in . . . . . (1) Het college van burgemeester en schepenen heeft kennisgenomen van het eensluidende advies van de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar, uitgebracht op ........................ Het overwegende gedeelte ervan luidt als volgt : ..............
Het beschikkende gedeelte ervan luidt als volgt : .............. (1) Het college van burgemeester en schepenen heeft het advies van de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar ingewonnen op ....... Het college heeft dit advies nog niet ontvangen en de termijn waarbinnen de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar dit advies moet uitbrengen is verstreken, zodat aan de adviesvereiste mag worden voorbijgegaan.
Het college van burgemeester en schepenen motiveert zijn standpunt als volgt : . . . . .
BIJGEVOLG BESLIST HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN SCHEPENEN IN DE ZITTING VAN ........................... HET VOLGENDE : Het college van burgemeester en schepenen geeft de vergunning af aan de aanvrager, die ertoe verplicht is 1° het college van burgemeester en schepenen per aangetekende brief op de hoogte te brengen van het begin van de werkzaamheden of handelingen waarvoor vergunning is verleend, ten minste acht dagen voor de aanvatting van die werkzaamheden of handelingen;2° (1) de volgende voorwaarden vermeld in het advies van de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar na te leven .. . . . . 3° (2) ......................... (1) De werkzaamheden of handelingen waarvoor vergunning is verleend, mogen niet langer dan tot .............. in stand blijven.
Deze vergunning stelt de aanvrager niet vrij van het aanvragen en verkrijgen van eventuele andere vergunningen of machtigingen, als die nodig zouden zijn.
Het college van burgemeester en schepenen zendt op dezelfde dag een afschrift van deze vergunning aan de aanvrager en aan de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar voor de eventuele uitoefening van het schorsingsrecht.
Belangrijke bepalingen van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996
Art. 43.§ 4. De vergunning moet het beschikkend gedeelte van het advies van de gemachtigde ambtenaar overnemen. De aanvrager is gehouden de in dat advies gestelde voorwaarden in acht te nemen.
De gemachtigde ambtenaar gaat na of de procedure regelmatig was en of zijn advies in acht is genomen. Zo niet, dan schorst hij de beslissing van het college en stelt dit laatste alsook de aanvrager daarvan in kennis binnen twintig dagen na ontvangst van de vergunning. Binnen veertig dagen na de ontvangst van kennisgeving wordt de beslissing zo nodig door de Vlaamse regering vernietigd. Heeft vernietiging binnen die termijn niet plaats, dan is de schorsing opgeheven. De vergunning moet dit lid overnemen.
Art. 52.§ 2. Van de met toepassing van de artikelen 43 en 44 afgegeven vergunning mag gebruik worden gemaakt, indien binnen vijfentwintig dagen te rekenen vanaf de kennisgeving ervan, de gemachtigde ambtenaar geen beslissing tot schorsing van de vergunning ter kennis van de aanvrager heeft gebracht. De vergunning moet deze paragraaf overnemen.
Art. 52.§ 4. Een mededeling die te kennen geeft dat de vergunning afgegeven is, moet op het terrein worden aangeplakt door de aanvrager, hetzij, wanneer het een werk betreft, vóór de aanvang van het werk en tijdens de gehele duur ervan, hetzij, in de overige gevallen, zodra de toebereidselen voor de uitvoering van de handeling of handelingen worden getroffen en tijdens de gehele duur van de uitvoering ervan.
Gedurende die tijd moet de vergunning en het bijbehorende dossier, of een door het gemeentebestuur of de gemachtigde ambtenaar gewaarmerkt afschrift van deze stukken, voortdurend ter beschikking van de in artikel 69 aangewezen ambtenaren liggen, op de plaats waar het werk uitgevoerd en de handeling of handelingen verricht worden.
Belangrijke bepalingen van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening
Art. 128.De stedenbouwkundige vergunning vervalt van rechtswege indien de vergunninghouder niet daadwerkelijk met de verwezenlijking van de vergunning van start is gegaan, binnen twee jaar na afgifte van de vergunning. De termijn vangt aan op de dag waarop de vergunning definitief wordt verkregen.
De stedenbouwkundige vergunning vervalt eveneens van rechtswege indien de werken gedurende meer dan twee jaar zijn onderbroken of, als het om gebouwen gaat, wanneer het gebouw niet winddicht is binnen drie jaar na de aanvang van de werken. Indien de stedenbouwkundige vergunning betrekking heeft op twee of meer afzonderlijke gebouwen, dan vervalt de stedenbouwkundige vergunning enkel voor de gebouwen waarvoor niet is voldaan aan de voorwaarden van dit artikel.
De termijnen vermeld in het eerste en tweede lid worden geschorst gedurende de periode waarbinnen een beroep tot vernietiging van de stedenbouwkundige vergunning bij de Raad van State aanhangig is, behoudens in die gevallen waarin de vergunde werken in strijd zijn met een voor de datum van de definitieve uitspraak van de Raad van State van kracht geworden ruimtelijk uitvoeringsplan, onverminderd het eventuele recht op planschade in toepassing van artikel 84.
De stedenbouwkundige vergunning voor een inrichting, waarvoor een milieuvergunning nodig is of die enkel onderworpen is aan de meldingsplicht, wordt geschorst zolang de milieuvergunning niet is verleend, respectievelijk de melding niet is gebeurd. In dit geval gaat de termijn, zoals bepaald in het eerste lid, pas in op de dag dat de milieuvergunning wordt verleend, respectievelijk de melding is gebeurd. Wordt de milieuvergunning evenwel geweigerd, dan vervalt de stedenbouwkundige vergunning van rechtswege op de dag van de weigering in laatste aanleg. Het verval van de stedenbouwkundige vergunning wordt door de instantie die de milieuvergunning heeft geweigerd onverwijld meegedeeld aan de aanvrager en de overheid die de stedenbouwkundige vergunning heeft verleend.
Art. 198.De gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar, vermeld in dit decreet, neemt de bevoegdheid en de taken over van de gemachtigde ambtenaar, vermeld in het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, voor de behandeling van aanvragen van een stedenbouwkundige vergunning of een verkavelingsvergunning met toepassing van artikel 193, § 2, eerste lid.
Beroepsmogelijkheden voor de aanvrager (decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996)
Art. 53.§ 1. De aanvrager kan binnen dertig dagen na de ontvangst van de beslissing van het schepencollege in beroep gaan bij de bestendige deputatie. (...) De bestendige deputatie zendt een afschrift van het beroepschrift binnen vijf dagen na ontvangst aan de gemeente en aan de gemachtigde ambtenaar.
De aanvrager of zijn raadsman, het college van burgemeester en schepenen of zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde ambtenaar worden op hun verzoek door de bestendige deputatie gehoord. Wanneer een partij vraagt te worden gehoord, worden ook de andere partijen opgeroepen.
Van de beslissing van de bestendige deputatie wordt aan de aanvrager, aan het college en aan de gemachtigde ambtenaar kennis gegeven binnen zestig dagen na de datum van afgifte bij de post van de aangetekende zending die het beroep bevat.
Ingeval de partijen worden gehoord, wordt de termijn met vijftien dagen verlengd.
Beroepsmogelijkheden voor derden Derden kunnen een beroep tot nietigverklaring instellen bij de Raad van State, binnen 60 dagen nadat ze kennis nemen van de beslissing. De vormvoorschriften en termijnen worden bepaald in het meermaals gewijzigd besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling Administratie van de Raad van State.
Mededeling Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, waar u de aanvraag hebt ingediend, bij de provincie, en ook bij het ministerie voor Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.
Vanwege het college : De secretaris, De burgemeester, _______ Nota's (1) Schrappen of weglaten wat niet van toepassing is.(2) Vul aan indien nodig. Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 1 maart 2007 houdende de bepaling van de vorm van de beslissingen over aanvragen van een stedenbouwkundige vergunning volgens het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996 Brussel, 1 maart 2007.
De Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, D. VAN MECHELEN
Bijlage II Formulier B STEDENBOUWKUNDIGE VERGUNNING Het college van burgemeester en schepenen heeft de aanvraag die ingediend is door . . . . ., . . . . . met als adres . . . . ., . . . . . ontvangen.
Een bewijs van ontvangst van die aanvraag werd afgegeven op . . . . .
De aanvraag heeft betrekking op een terrein met als adres . . . . . . . . . . en met als kadastrale omschrijving afdeling ... sectie ... nummer(s) . . . . .
Het betreft een aanvraag tot . . . . .
Het college van burgemeester en schepenen heeft de aanvraag onderzocht, rekening houdend met de ter zake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening en de uitvoeringsbesluiten.
Het college van burgemeester en schepenen heeft over deze aanvraag geen advies ingewonnen van de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar, omwille van de volgende reden(en) : Voor het gebied waarin de aanvraag gelegen is, bestaat er het op datum van .............................. bij besluit van de .................. goedgekeurd bijzonder plan van aanleg ........................................................, niet zijnde een bijzonder plan van aanleg, bedoeld in artikel 15 van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996. (1) Voor het gebied waarin de aanvraag gelegen is, bestaat er het op datum van ............................... bij besluit van de ..................... goedgekeurd gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.... (1) De aanvraag is gelegen binnen een op datum van ......................... door ................................. behoorlijk vergunde verkaveling, bij het agentschap RO-Vlaanderen bekend onder het nummer ...................... en bij de gemeente bekend onder het nummer ......................... Deze verkaveling is voor het terrein van de aanvraag niet vervallen. (1) De in de aanvraag vermelde werkzaamheden en handelingen zijn vrijgesteld van het voorafgaand eensluidende advies van de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar.Dit wordt nader toegelicht in de motivering van de beslissing. (1) Het college van burgemeester en schepenen heeft op ........................ voorgesteld af te wijken van de bepalingen van (1) het bijzonder plan van aanleg, (1) de verkavelingsvergunning, inzake de perceelsafmetingen en/of de afmetingen, de plaatsing en het uiterlijk van de bouwwerken.De gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar heeft hierover beslist op ..................................
Het overwegende en het beschikkende gedeelte van zijn beslissing luidt als volgt : . . . . .
De aanvraag werd openbaar gemaakt volgens de regels vermeld in het uitvoeringsbesluit betreffende de openbare onderzoeken over aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning en verkavelingsaanvragen. Er werden .... bezwaarschriften ingediend. Het college van burgemeester en schepenen stelt vast dat die bezwaarschriften handelen over ....................................... Het college van burgemeester en schepenen neemt over die bezwaarschriften het volgende standpunt in .....................................................................
Het college van burgemeester en schepenen motiveert zijn standpunt als volgt : . . . . .
BIJGEVOLG BESLIST HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN SCHEPENEN IN DE ZITTING VAN .................................... HET VOLGENDE : Het college van burgemeester en schepenen geeft de vergunning af aan de aanvrager, die ertoe verplicht is 1° het college van burgemeester en schepenen per aangetekende brief op de hoogte te brengen van het begin van de werkzaamheden of handelingen waarvoor vergunning is verleend, ten minste acht dagen voor de aanvatting van die werkzaamheden of handelingen; 2° (2) ............. (1) De werkzaamheden of handelingen waarvoor vergunning is verleend, mogen niet langer dan tot ........................ in stand blijven.
Het college van burgemeester en schepenen zendt op dezelfde dag een afschrift van deze vergunning aan de aanvrager en aan de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar voor de eventuele uitoefening van het schorsingsrecht.
Deze vergunning stelt de aanvrager niet vrij van het aanvragen en verkrijgen van eventuele andere vergunningen of machtigingen, als die nodig zouden zijn.
Belangrijke bepalingen van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996 Art. 52 § 2. Van de met toepassing van de artikelen 43 en 44 afgegeven vergunning mag gebruik worden gemaakt, indien binnen vijfentwintig dagen te rekenen vanaf de kennisgeving ervan, de gemachtigde ambtenaar geen beslissing tot schorsing van de vergunning ter kennis van de aanvrager heeft gebracht. De vergunning moet deze paragraaf overnemen.
Art. 52 § 4. Een mededeling die te kennen geeft dat de vergunning afgegeven is, moet op het terrein worden aangeplakt door de aanvrager, hetzij, wanneer het een werk betreft, vóór de aanvang van het werk en tijdens de gehele duur ervan, hetzij, in de overige gevallen, zodra de toebereidselen voor de uitvoering van de handeling of handelingen worden getroffen en tijdens de gehele duur van de uitvoering ervan.
Gedurende die tijd moet de vergunning en het bijbehorende dossier, of een door het gemeentebestuur of de gemachtigde ambtenaar gewaarmerkt afschrift van deze stukken, voortdurend ter beschikking van de in artikel 69 aangewezen ambtenaren liggen, op de plaats waar het werk uitgevoerd en de handeling of handelingen verricht worden.
Belangrijke bepalingen van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening
Art. 128.De stedenbouwkundige vergunning vervalt van rechtswege indien de vergunninghouder niet daadwerkelijk met de verwezenlijking van de vergunning van start is gegaan, binnen twee jaar na afgifte van de vergunning. De termijn vangt aan op de dag waarop de vergunning definitief wordt verkregen.
De stedenbouwkundige vergunning vervalt eveneens van rechtswege indien de werken gedurende meer dan twee jaar zijn onderbroken of, als het om gebouwen gaat, wanneer het gebouw niet winddicht is binnen drie jaar na de aanvang van de werken. Indien de stedenbouwkundige vergunning betrekking heeft op twee of meer afzonderlijke gebouwen, dan vervalt de stedenbouwkundige vergunning enkel voor de gebouwen waarvoor niet is voldaan aan de voorwaarden van dit artikel.
De termijnen vermeld in het eerste en tweede lid worden geschorst gedurende de periode waarbinnen een beroep tot vernietiging van de stedenbouwkundige vergunning bij de Raad van State aanhangig is, behoudens in die gevallen waarin de vergunde werken in strijd zijn met een voor de datum van de definitieve uitspraak van de Raad van State van kracht geworden ruimtelijk uitvoeringsplan, onverminderd het eventuele recht op planschade in toepassing van artikel 84.
De stedenbouwkundige vergunning voor een inrichting, waarvoor een milieuvergunning nodig is of die enkel onderworpen is aan de meldingsplicht, wordt geschorst zolang de milieuvergunning niet is verleend, respectievelijk de melding niet is gebeurd. In dit geval gaat de termijn, zoals bepaald in het eerste lid, pas in op de dag dat de milieuvergunning wordt verleend, respectievelijk de melding is gebeurd. Wordt de milieuvergunning evenwel geweigerd, dan vervalt de stedenbouwkundige vergunning van rechtswege op de dag van de weigering in laatste aanleg. Het verval van de stedenbouwkundige vergunning wordt door de instantie die de milieuvergunning heeft geweigerd onverwijld meegedeeld aan de aanvrager en de overheid die de stedenbouwkundige vergunning heeft verleend.
Art. 198.De gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar, vermeld in dit decreet, neemt de bevoegdheid en de taken over van de gemachtigde ambtenaar, vermeld in het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, voor de behandeling van aanvragen van een stedenbouwkundige vergunning of een verkavelingsvergunning met toepassing van artikel 193, § 2, eerste lid.
Beroepsmogelijkheden voor de aanvrager (decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996) Art. 53 § 1. De aanvrager kan binnen dertig dagen na de ontvangst van de beslissing van het schepencollege in beroep gaan bij de bestendige deputatie. (...) De bestendige deputatie zendt een afschrift van het beroepschrift binnen vijf dagen na ontvangst aan de gemeente en aan de gemachtigde ambtenaar.
De aanvrager of zijn raadsman, het college van burgemeester en schepenen of zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde ambtenaar worden op hun verzoek door de bestendige deputatie gehoord. Wanneer een partij vraagt te worden gehoord, worden ook de andere partijen opgeroepen.
Van de beslissing van de bestendige deputatie wordt aan de aanvrager, aan het college en aan de gemachtigde ambtenaar kennis gegeven binnen zestig dagen na de datum van afgifte bij de post van de aangetekende zending die het beroep bevat.
Ingeval de partijen worden gehoord, wordt de termijn met vijftien dagen verlengd.
Beroepsmogelijkheden voor derden Derden kunnen een beroep tot nietigverklaring instellen bij de Raad van State, binnen 60 dagen nadat ze kennis nemen van de beslissing. De vormvoorschriften en termijnen worden bepaald in het meermaals gewijzigd besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling Administratie van de Raad van State.
Mededeling Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, waar u de aanvraag hebt ingediend, bij de provincie, en ook bij het ministerie voor Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.
Vanwege het college : De secretaris, De burgemeester, _______ Nota's (1) Schrappen of weglaten wat niet van toepassing is. Vul aan indien nodig.
Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 1 maart 2007 houdende de bepaling van de vorm van de beslissingen over aanvragen van een stedenbouwkundige vergunning volgens het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996 Brussel, 1 maart 2007.
De Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, D. VAN MECHELEN
Bijlage III Formulier C WEIGERING VAN DE STEDENBOUWKUNDIGE VERGUNNING Het college van burgemeester en schepenen heeft de aanvraag die ingediend is door . . . . ., . . . . . met als adres . . . . ., . . . . . ontvangen.
Een bewijs van ontvangst van die aanvraag werd afgegeven op . . . . .
De aanvraag heeft betrekking op een terrein met als adres . . . . . . . . . . en met als kadastrale omschrijving afdeling...sectie..nummer(s) . . . . .
Het betreft een aanvraag tot . . . . .
Het college van burgemeester en schepenen heeft de aanvraag onderzocht, rekening houdend met de ter zake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening en de uitvoeringsbesluiten. (1) De aanvraag werd openbaar gemaakt volgens de regels vermeld in het uitvoeringsbesluit betreffende de openbare onderzoeken over aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning en verkavelingsaanvragen.Er werden .... bezwaarschriften ingediend. Het college van burgemeester en schepenen stelt vast dat die bezwaarschriften handelen over ........................................ Het college van burgemeester en schepenen neemt over die bezwaarschriften het volgende standpunt in ............................................................................. (1) Het college van burgemeester en schepenen heeft het advies van de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar (1) niet gevraagd.(1) gevraagd, maar nog niet ontvangen. (1) Het college van burgemeester en schepenen heeft kennisgenomen van het eensluidende advies van de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar, uitgebracht op ................ Het overwegende gedeelte ervan luidt als volgt : ................
Het beschikkende gedeelte ervan luidt als volgt : ................
Het college van burgemeester en schepenen motiveert zijn standpunt als volgt : ................
BIJGEVOLG BESLIST HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN SCHEPENEN IN DE ZITTING VAN ................ HET VOLGENDE : Het college van burgemeester en schepenen weigert de vergunning omwille van de hierboven vermelde redenen.
Het college van burgemeester en schepenen zendt op dezelfde dag een afschrift van deze beslissing aan de aanvrager en aan de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar.
Beroepsmogelijkheden voor de aanvrager (decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996) Art. 53 § 1. De aanvrager kan binnen dertig dagen na de ontvangst van de beslissing van het schepencollege in beroep gaan bij de bestendige deputatie. (...) De bestendige deputatie zendt een afschrift van het beroepschrift binnen vijf dagen na ontvangst aan de gemeente en aan de gemachtigde ambtenaar.
De aanvrager of zijn raadsman, het college van burgemeester en schepenen of zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde ambtenaar worden op hun verzoek door de bestendige deputatie gehoord. Wanneer een partij vraagt te worden gehoord, worden ook de andere partijen opgeroepen.
Van de beslissing van de bestendige deputatie wordt aan de aanvrager, aan het college en aan de gemachtigde ambtenaar kennis gegeven binnen zestig dagen na de datum van afgifte bij de post van de aangetekende zending die het beroep bevat.
Ingeval de partijen worden gehoord, wordt de termijn met vijftien dagen verlengd.
Belangrijke bepalingen van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening
Art. 198.De gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar, vermeld in dit decreet, neemt de bevoegdheid en de taken over van de gemachtigde ambtenaar, vermeld in het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, voor de behandeling van aanvragen van een stedenbouwkundige vergunning of een verkavelingsvergunning met toepassing van artikel 193, § 2, eerste lid.
Mededeling Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, waar u de aanvraag hebt ingediend, bij de provincie, en ook bij het ministerie voor Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.
Vanwege het college : De secretaris, De burgemeester, _______ Nota's (1) Schrappen of weglaten wat niet van toepassing is. Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 1 maart 2007 houdende de bepaling van de vorm van de beslissingen over aanvragen van een stedenbouwkundige vergunning volgens het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996 Brussel, 1 maart 2007.
De Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, D. VAN MECHELEN
Bijlage IV Formulier D WEIGERING VAN DE STEDENBOUWKUNDIGE VERGUNNING Het college van burgemeester en schepenen heeft de aanvraag die ingediend is door . . . . ., . . . . . met als adres . . . . ., . . . . . ontvangen.
Een bewijs van ontvangst van die aanvraag werd afgegeven op . . . . .
De aanvraag heeft betrekking op een terrein met als adres . . . . . . . . . . en met als kadastrale omschrijving afdeling...sectie..nummer(s) . . . . .
Het betreft een aanvraag tot . . . . .
Het college van burgemeester en schepenen heeft de aanvraag onderzocht, rekening houdend met de ter zake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening en de uitvoeringsbesluiten.
Het college van burgemeester en schepenen heeft over deze aanvraag geen advies ingewonnen van de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar, omwille van de volgende reden(en) : (1) Voor het gebied waarin de aanvraag gelegen is, bestaat er het op datum van ........................ bij besluit van de ................... goedgekeurd bijzonder plan van aanleg ...................................., niet zijnde een bijzonder plan van aanleg, bedoeld in artikel 15 van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996. (1) Voor het gebied waarin de aanvraag gelegen is, bestaat er het op datum van......bij besluit van de ..................... goedgekeurd gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ........................................... (1) De aanvraag is gelegen binnen een op datum van ...................... door ......................... behoorlijk vergunde verkaveling, bij het agentschap RO-Vlaanderen bekend onder het nummer ......................... en bij de gemeente bekend onder het nummer ........................... Deze verkaveling is voor het terrein van de aanvraag niet vervallen. (1) De in de aanvraag vermelde werkzaamheden en handelingen zijn vrijgesteld van het voorafgaand eensluidende advies van de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar. (1) Het college van burgemeester en schepenen heeft op ......................voorgesteld af te wijken van de bepalingen van (1) het bijzonder plan van aanleg, (1) de verkavelingsvergunning, inzake de perceelsafmetingen en/of de afmetingen, de plaatsing en het uiterlijk van de bouwwerken.De gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar heeft hierover beslist op ........................... Het overwegende en het beschikkende gedeelte van zijn beslissing luidt als volgt : ........................ (1) De aanvraag werd openbaar gemaakt volgens de regels vermeld in het uitvoeringsbesluit betreffende de openbare onderzoeken over aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning en verkavelingsaanvragen.Er werden .... bezwaarschriften ingediend. Het college van burgemeester en schepenen stelt vast dat die bezwaarschriften handelen over ......................... Het college van burgemeester en schepenen neemt over die bezwaarschriften het volgende standpunt in ............................................
Het college van burgemeester en schepenen motiveert zijn standpunt als volgt : ........................
BIJGEVOLG BESLIST HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN SCHEPENEN IN DE ZITTING VAN .............................. HET VOLGENDE : Het college van burgemeester en schepenen weigert de vergunning omwille van de hierboven vermelde redenen.
Het college van burgemeester en schepenen zendt op dezelfde dag een afschrift van deze beslissing aan de aanvrager en aan de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar.
Beroepsmogelijkheden voor de aanvrager (decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996) Art. 53 § 1. De aanvrager kan binnen dertig dagen na de ontvangst van de beslissing van het schepencollege in beroep gaan bij de bestendige deputatie. (...) De bestendige deputatie zendt een afschrift van het beroepschrift binnen vijf dagen na ontvangst aan de gemeente en aan de gemachtigde ambtenaar.
De aanvrager of zijn raadsman, het college van burgemeester en schepenen of zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde ambtenaar worden op hun verzoek door de bestendige deputatie gehoord. Wanneer een partij vraagt te worden gehoord, worden ook de andere partijen opgeroepen.
Van de beslissing van de bestendige deputatie wordt aan de aanvrager, aan het college en aan de gemachtigde ambtenaar kennis gegeven binnen zestig dagen na de datum van afgifte bij de post van de aangetekende zending die het beroep bevat.
Ingeval de partijen worden gehoord, wordt de termijn met vijftien dagen verlengd.
Belangrijke bepalingen van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening
Art. 198.De gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar, vermeld in dit decreet, neemt de bevoegdheid en de taken over van de gemachtigde ambtenaar, vermeld in het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, voor de behandeling van aanvragen van een stedenbouwkundige vergunning of een verkavelingsvergunning met toepassing van artikel 193, § 2, eerste lid.
Mededeling Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, waar u de aanvraag hebt ingediend, bij de provincie, en ook bij het ministerie voor Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.
Vanwege het college : De secretaris, De burgemeester, _______ Nota's (1) Schrappen of weglaten wat niet van toepassing is. Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 1 maart 2007 houdende de bepaling van de vorm van de beslissingen over aanvragen van een stedenbouwkundige vergunning volgens het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996 Brussel, 1 maart 2007.
De Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, D. VAN MECHELEN
Bijlage V Formulier E Agentschap RO-Vlaanderen SCHORSING VAN DE STEDENBOUWKUNDIGE VERGUNNING De gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar heeft kennisgenomen van de aanvraag die ingediend is door . . . . ., . . . . . met als adres . . . . .
De aanvraag heeft betrekking op een terrein met als adres . . . . . . . . . . en met als kadastrale omschrijving afdeling ... sectie .... nummer(s) ...............
Het betreft een aanvraag tot . . . . .
De gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar heeft de beslissing van . . . . . van het college van burgemeester en schepenen van . . . . ., waarbij de vergunning werd verleend, ontvangen.
De gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar heeft de aanvraag en beslissing onderzocht, rekening houdend met de ter zake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening en de uitvoeringsbesluiten.
Het college van burgemeester en schepenen (1) heeft over deze aanvraag het advies ingewonnen van de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar, (1) diende over deze aanvraag het advies in te winnen van de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar, omwille van de volgende redenen : 1° Voor het gebied waarin de aanvraag gelegen is, bestaat er geen goedgekeurd bijzonder plan van aanleg of gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan of enkel een goedgekeurd bijzonder plan van aanleg, bedoeld in artikel 15 van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996.2° De aanvraag is niet gelegen binnen een behoorlijk vergunde verkaveling of is gelegen binnen een behoorlijk vergunde verkaveling, maar deze vergunning is vervallen;3° De in de aanvraag vermelde werkzaamheden en handelingen zijn niet vrijgesteld van het voorafgaand eensluidende advies van de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar.Dit wordt verderop nader toegelicht. (1) Het beschikkend gedeelte van het eensluidende advies van de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar, uitgebracht op .. . . ., luidt als volgt : . . . . . (1) Het college van burgemeester en schepenen heeft dat advies niet in acht genomen op volgend(e) punt(en) : .. . . . . . . . . . (1) De door het college van burgemeester en schepenen gevolgde procedure is niet regelmatig omwille van de volgende reden(en) : .....................................
De aangetekende brief, waarbij het college van burgemeester en schepenen zijn beslissing aan de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar heeft medegedeeld, werd door deze ontvangen op .....................................
BIJGEVOLG BESLIST DE GEWESTELIJKE STEDENBOUWKUNDIGE AMBTENAAR HET VOLGENDE : De beslissing van . . . . . van het college van burgemeester en schepenen van . . . . ., waarbij aan . . . . . vergunning is verleend, wordt geschorst.
Van deze beslissing wordt heden kennis gegeven aan het college van burgemeester en schepenen van . . . . . en aan . . . . .
Datum : ............................................... (Ondertekeningsformule en handtekening) Belangrijke bepalingen van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996 Art. 43 § 1. Zolang voor het gebied waar het goed gelegen is, geen door de Vlaamse Regering goedgekeurd bijzonder plan van aanleg of gemeentelijk uitvoeringsplan bestaat, kan de vergunning enkel worden verleend op eensluidend advies van de door de Vlaamse regering gemachtigde ambtenaar of ambtenaren van de administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, hierna "de gemachtigde ambtenaar" te noemen.
De Vlaamse Regering kan de lijst vaststellen van de werken en handelingen waarvoor het advies van de gemachtigde ambtenaar niet is vereist. In dat geval is artikel 44 toepasselijk.
Art. 43 § 3. Deze procedure is eveneens van toepassing op de afgifte van de vergunning voor handelingen en werken binnen het gebied van de in artikel 15 bedoelde bijzondere plannen van aanleg.
Art. 43 § 4. De vergunning moet het beschikkend gedeelte van het advies van de gemachtigde ambtenaar overnemen. De aanvrager is gehouden de in dat advies gestelde voorwaarden in acht te nemen.
De gemachtigde ambtenaar gaat na of de procedure regelmatig was en of zijn advies in acht is genomen. Zo niet, dan schorst hij de beslissing van het college en stelt dit laatste alsook de aanvrager daarvan in kennis binnen twintig dagen na ontvangst van de vergunning. Binnen veertig dagen na de ontvangst van kennisgeving wordt de beslissing zo nodig door de Vlaamse regering vernietigd. Heeft vernietiging binnen die termijn niet plaats, dan is de schorsing opgeheven. De vergunning moet dit lid overnemen.
Belangrijke bepalingen van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening
Art. 198.De gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar, vermeld in dit decreet, neemt de bevoegdheid en de taken over van de gemachtigde ambtenaar, vermeld in het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, voor de behandeling van aanvragen van een stedenbouwkundige vergunning of een verkavelingsvergunning met toepassing van artikel 193, § 2, eerste lid. _______ Nota's (1) Schrappen of weglaten wat niet van toepassing is. Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 1 maart 2007 houdende de bepaling van de vorm van de beslissingen over aanvragen van een stedenbouwkundige vergunning volgens het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996 Brussel, 1 maart 2007.
De Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, D. VAN MECHELEN
Bijlage VI Formulier F Agentschap RO-Vlaanderen SCHORSING VAN DE STEDENBOUWKUNDIGE VERGUNNING De gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar heeft kennisgenomen van de aanvraag die ingediend is door . . . . ., . . . . . met als adres . . . . .
De aanvraag heeft betrekking op een terrein met als adres . . . . . . . . . . en met als kadastrale omschrijving afdeling...sectie..nummer(s) . . . . .
Het betreft een aanvraag tot . . . . .
De gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar heeft de beslissing van . . . . . van het college van burgemeester en schepenen van . . . . ., waarbij de vergunning werd verleend, ontvangen.
De gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar heeft de aanvraag en beslissing onderzocht, rekening houdend met de ter zake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening en de uitvoeringsbesluiten. (1) Voor het gebied waarin de aanvraag gelegen is, bestaat er het op datum van ......................... bij besluit van de ......................... goedgekeurd bijzonder plan van aanleg. .........................., niet zijnde een bijzonder plan van aanleg, bedoeld in artikel 15 van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996. (1) Voor het gebied waarin de aanvraag gelegen is, bestaat er het op datum van ......................... bij besluit van de ......................... goedgekeurd gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan .......................... (1) De beslissing van het college van burgemeester en schepenen is met dit plan niet in overeenstemming op volgend(e) punt(en) .......................... (1) Op datum van ......................... is bij besluit van de ......................... tot de herziening van het plan besloten en de voorgenomen werken of handelingen kunnen de goede plaatselijke ordening in gevaar brengen. (1) De aanvraag is gelegen binnen een op datum van ......................... door ........................ behoorlijk vergunde verkaveling, bij het agentschap RO-Vlaanderen bekend onder het nummer ......................... Deze verkaveling is voor het terrein van de aanvraag niet vervallen. (1) De beslissing van het college van burgemeester en schepenen is met de voorschriften van de verkavelingsvergunning niet in overeenstemming op volgend(e) punt(en) .......................... (1) Op datum van ......................... is bij besluit van de ......................... tot de opmaak of herziening van een bijzonder plan van aanleg besloten strekkende tot de herziening of de vernietiging van de verkavelingsvergunning en de voorgenomen werken of handelingen kunnen de goede plaatselijke ordening in gevaar brengen. (1) De beslissing van het college van burgemeester en schepenen is niet in overeenstemming (1) met de algemene bouwverordeningen op volgend(e) punt(en) : .. . . . (1) met de algemene verordeningen genomen ter uitvoering van de wetgeving op de grote wegen en/of ter uitvoering van artikel 10 van de wet van 12 juli 1956 tot vaststelling van het statuut der autosnelwegen, op volgend(e) punt(en) .......................... (1) met de perceelplannen, goedgekeurd krachtens artikel 6, § 1, eerste lid, van de wet van 12 juli 1956 tot vaststelling van het statuut der autosnelwegen, op volgend(e) punt(en) .......................... (1) De beslissing van het college van burgemeester en schepenen is onverenigbaar met de voorschriften van een ontwerp van gewestplan dat vastgesteld werd bij het besluit van de Vlaamse regering van ........................, op volgend(e) punt(en) .......................... (1) De in de aanvraag vermelde werkzaamheden en handelingen zijn vrijgesteld van het voorafgaand eensluidende advies van de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar, maar zijn strijdig met de goede plaatselijke ordening, omwille van de volgende reden(en) .......................... (1) Het dossier van de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning is niet volledig.De volgende stukken en/of gegevens ontbreken : ..........................
De aangetekende brief, waarbij het college van burgemeester en schepenen zijn beslissing aan de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar heeft medegedeeld, werd door deze ontvangen op ..........................
BIJGEVOLG BESLIST DE GEWESTELIJKE STEDENBOUWKUNDIGE AMBTENAAR HET VOLGENDE : De beslissing van .........................van het college van burgemeester en schepenen van .........................., waarbij aan ......................... vergunning is verleend, wordt geschorst.
Van deze beslissing wordt heden kennis gegeven aan het college van burgemeester en schepenen van ......................... en aan ..........................
Datum : .......................... (Ondertekeningsformule en handtekening) Belangrijke bepalingen van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996 Art. 44 Wanneer voor het gebied waarin het goed gelegen is, een door de Vlaamse Regering goedgekeurd bijzonder plan van aanleg bestaat, wordt een afschrift van de vergunning samen met het dossier gezonden aan de gemachtigde ambtenaar, die nagaat of de vergunning overeenstemt met het bijzonder plan van aanleg, met de algemene verordeningen genomen ter uitvoering van de artikelen 57 en 58 van dit decreet, van de wetgeving op de grote wegen en van artikel 10 van de wet van 12 juli 1956 tot vaststelling van het statuut der autosnelwegen alsmede met de door de Vlaamse regering krachtens artikel 6 van die wet goedgekeurde perceelplannen.
Dezelfde regels gelden voor de aanvragen om vergunning tot bouwen binnen het gebied van een behoorlijk vergunde verkaveling. (...) In geval van niet-overeenstemming schorst de gemachtigde ambtenaar de beslissing van het college en geeft daarvan aan het college en aan de aanvrager kennis binnen twintig dagen na ontvangst van de vergunning.
De gemachtigde ambtenaar kan eveneens een bouwvergunning schorsen wanneer hij van oordeel is dat de overeenkomstig de bouwvergunning of het bijbehorende dossier geplande werken, handelingen of wijzigingen een goede plaatselijke ordening in gevaar kunnen brengen, zodra de Vlaamse Regering heeft besloten tot de herziening van het bijzonder plan van aanleg of het opmaken van een bijzonder plan van aanleg strekkende tot de herziening of de vernietiging van de verkavelingsvergunning.
De gemachtigde ambtenaar kan eveneens de bouwvergunning schorsen, die hoewel steunende op een bijzonder plan van aanleg of op een verkavelingsvergunning, onverenigbaar is met de voorschriften van een voorlopig vastgesteld ontwerp van streek- of gewestplan.
Als voor het gebied waarin het goed gelegen is, geen door de Vlaamse Regering goedgekeurd bijzonder plan van aanleg en geen behoorlijk vergunde, niet vervallen verkaveling bestaat, kan de gemachtigde ambtenaar eveneens een vergunning schorsen als die strijdig is met de goede plaatselijke ordening.
Binnen 40 dagen na kennisgeving wordt de beslissing, zo nodig, door de Vlaamse Regering vernietigd. Heeft de vernietiging binnen de termijn niet plaats, dan is de schorsing opgeheven. (...) Art. 51 (...) Komt in het in artikel 43 bedoelde geval de gemachtigde ambtenaar tot de bevinding dat het dossier niet volledig is, dan deelt hij de aanvrager alsook de gemeente waaraan hij het dossier terugzendt, mede dat het afgegeven ontvangstbewijs als ongeschreven moet worden beschouwd en dat de procedure opnieuw moet worden begonnen. De gemachtigde ambtenaar geeft de aanvrager te kennen met welke stukken het dossier moet worden aangevuld. In het in artikel 44 bedoelde geval kan hij de vergunning schorsen.
Belangrijke bepalingen van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening Art. 198 De gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar, vermeld in dit decreet, neemt de bevoegdheid en de taken over van de gemachtigde ambtenaar, vermeld in het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, voor de behandeling van aanvragen van een stedenbouwkundige vergunning of een verkavelingsvergunning met toepassing van artikel 193, § 2, eerste lid. _______ Nota's (1) Schrappen of weglaten wat niet van toepassing is. Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 1 maart 2007 houdende de bepaling van de vorm van de beslissingen over aanvragen van een stedenbouwkundige vergunning volgens het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996.
Brussel, 1 maart 2007.
De Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, D. VAN MECHELEN