Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 01 februari 2007
gepubliceerd op 16 februari 2007

Ministerieel besluit houdende goedkeuring van het document opgesteld door de erkende interprofessionele organismen betreffende de modaliteiten van de controle van de kwaliteit van de rauwe koemelk

bron
federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen
numac
2007022170
pub.
16/02/2007
prom.
01/02/2007
ELI
eli/besluit/2007/02/01/2007022170/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

1 FEBRUARI 2007. - Ministerieel besluit houdende goedkeuring van het document opgesteld door de erkende interprofessionele organismen betreffende de modaliteiten van de controle van de kwaliteit van de rauwe koemelk


De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten, inzonderheid op artikel 4, gewijzigd bij de wet van 5 februari 1999;

Gelet op het koninklijk besluit van 21 december 2006 betreffende de controle van de kwaliteit van de rauwe melk en de erkenning van de interprofessionele organismen, inzonderheid artikel 9, 4°;

Besluit :

Artikel 1.De modaliteiten van de controle van de kwaliteit van de rauwe koemelk zoals beschreven in het document in bijlage en vastgesteld door de erkende interprofessionele organismen « Melkcontrolecentrum - Vlaanderen, Hagenbroeksesteenweg 169, 2500 Lier » en « Le Comité du Lait, route de Herve 104, 4651 Battice », worden goedgekeurd.

Brussel, 1 februari 2007.

R. DEMOTTE

Bijlage 1. Algemeen 1.1. Dit document is een beschrijving van de werkwijze gevolgd in België door de kopers, de producenten en de interprofessionele organismen, hierna de IO genoemd, bij de controle van de kwaliteit van rauwe koemelk geleverd aan kopers. 1.2. Alles wat niet is voorzien in dit document, wordt geregeld overeenkomstig : 1.2.1. het koninklijk besluit van 21 december 2006 betreffende de controle van de kwaliteit van de rauwe melk en de erkenning van de interprofessionele organismen » (Belgisch Staatsblad van 15 januari 2007) 1.2.2. het ministerieel besluit van 6 november 2001 tot vaststelling van de referentiemethoden en de principes van de routinemethoden voor de officiële bepaling van de kwaliteit en de samenstelling van melk geleverd aan kopers » (Belgisch Staatsblad van 25 juli 2002), gewijzigd door het ministeriële besluit van 13 september 2004 (Belgisch Staatsblad van 15 oktober 2004). 1.3. De interprofessionele organismen en de representatieve beroepsorganisaties overleggen over de praktische uitvoeringswijze met betrekking tot de hieronder vermelde punten. De vastgelegde werkwijze wordt op eenvoudige aanvraag ter beschikking gesteld door de interprofessionele organismen van de individuele melkveehouder en koper en worden op de website geplaatst van de interprofessionele organismen. 2. Definities 2.1. Levensmiddelenbedrijf : onderneming, zowel publiek- als privaatrechtelijk, die al dan niet met winstoogmerk actief is in enig stadium van de productie, verwerking en distributie van levensmiddelen. 2.2. Melkproductiebedrijf : inrichting met één of meer landbouwhuisdieren voor de melkproductie, waarbij het oogmerk is deze melk als levensmiddel in de handel te brengen. 2.3. Koper : een levensmiddelenbedrijf dat over een toelating beschikt in toepassing van het koninklijk besluit van 16 januari 2006 tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen 2.4. Producent : de natuurlijke persoon of rechtspersoon die alleen, of de groepering van natuurlijke personen of rechtspersonen die gezamenlijk, een melkproductiebedrijf uitbaat. 2.5. Types melkleveringen : - Rauwe volle koemelk : de melk afgescheiden door de melkklier van één of meer koeien, die niet is verhit tot meer dan 40 °C en evenmin een behandeling met een gelijkwaardig effect heeft ondergaan; - Rauwe afgeroomde koemelk : rauwe volle koemelk, waarvan het vetgehalte werd teruggebracht op ten hoogste 5 g/l. 2.6. RMO : rijdende melkontvangst 3. Melkophaling 3.1. Tijdens het vervoer mag de temperatuur van de melk niet hoger zijn dan 10 °C, tenzij er melk is opgehaald binnen de twee uur na het einde van het melken. 3.2. De tijdspanne tussen twee melkophalingen mag niet meer dan 72 uur bedragen. Overschrijding met maximum 3 uur is toegelaten voor zover de gemiddelde termijn voor de melkophalingen berekend per maand de 72 uur niet overschrijdt. 4. Bemonstering van de melk 4.1. De melk mag slechts opgehaald en bemonsterd worden door een persoon (RMO-chauffeur) die houder is van een vergunning afgegeven door de IO. De vergunning wordt enkel toegekend aan natuurlijke personen die het vormingsprogramma, jaarlijks georganiseerd door de IO in samenwerking met de Belgische Confederatie van de Zuivelindustrie (BCZ), hebben gevolgd. De IO controleren steekproefsgewijs (bv. tijdens de controle van de bemonsteringsapparatuur) of de RMO-chauffeur in het bezit is van een geldige vergunning; bij die gelegenheid gebeurt eveneens een controle op de werking van de RMO-chauffeur. 4.2. Op het ogenblik van de melkophaling wordt voor ieder type melklevering een representatief monster genomen in een type monsterflesje goedgekeurd door de IO, tenzij deze melkophaling gebeurt onder de voorwaarden vermeld in artikel 3, § 3 van het koninklijk besluit van 21 december 2006 betreffende de controle van de kwaliteit van de rauwe melk en de erkenning van de interprofessionele organismen. Het monster is eigendom van de IO. 4.3. De bemonstering gebeurt mechanisch met behulp van een bemonsteringsapparaat op de RMO. Het type bemonsteringssysteem moet goedgekeurd worden door de IO. Elk individueel bemonsteringsapparaat moet erkend en geïdentificeerd worden door de IO. De goede werking van het bemonsteringsapparaat wordt minstens om de zes maanden nagekeken door de IO. Een document dat de controle bewijst, moet zich bij het apparaat bevinden. 4.4. Het monster mag enkel manueel genomen worden indien het bemonsteringsapparaat defect is en/of indien een te geringe hoeveelheid melk een representatieve mechanische bemonstering onmogelijk maakt. 4.5. Het monster moet onmiddellijk worden voorzien van een identificatiecode opdat het op elk ogenblik en in alle omstandigheden identificeerbaar zou zijn. 4.6. De monsters moeten tussen 0 en 4 °C worden vervoerd en bewaard.

De koper bewaart de monters in een koelruimte, waarin enkel te ontleden monsters worden bewaard. De bemonsteringsdatum wordt, als onderdeel van de identificatie, vermeld op het krat. 4.7. De kopers maken per koelruimte een lijst op van de personen die er toegang tot hebben en bezorgen die aan de IO. 4.8. De tijd tussen de bemonstering en de analyse moet zo kort mogelijk zijn en mag niet meer bedragen dan 36 uur in geval van microbiologisch onderzoek en 84 uur voor alle andere analysen. 4.9. Een koper die melk ophaalt bij een beperkt aantal producenten kan een derogatie aanvragen bij de IO, zodat de melk niet dient opgehaald te worden met een RMO uitgerust met een erkend mechanisch bemonsteringsapparaat zoals voorzien onder onder punt 4.3. en door een RMO-chauffeur die houder is van een vergunning zoals voorzien onder punt 4.1. Voor een dergelijke « speciale » koper legt de IO de procedure vast voor het nemen, het bewaren en het vervoeren van de melkmonsters. 5. Controle van de kwaliteit van de melk en maatregelen ingevolge ongunstige resultaten 5.1. De controle van de kwaliteit van de rauwe melk gebeurt door de IO, volgens het ministerieel besluit van 6 november 2001 tot vaststelling van de referentiemethoden en de principes van de routinemethoden voor de officiële bepaling van de kwaliteit en de samenstelling van melk geleverd aan kopers. 5.2. De kwaliteit van de rauwe melk wordt bepaald volgens de hieronder vermelde voorschriften. Van de vermelde frequenties kan enkel afgeweken worden in geval van onregelmatige of sporadische leveringen of in geval van niet representatieve of niet bruikbare monsters. 5.2.1. Bepaling van de bacteriologische kwaliteit (kiemgetalbepaling) 5.2.1.1. Frequentie De kiemgetalbepaling gebeurt 2 maal per maand 5.2.1.2. Resultaat (maandbeoordeling) Het in aanmerking genomen resultaat is het geometrisch gemiddelde van alle effectieve resultaten bekomen over een periode van twee maanden. 5.2.1.3. Strafpunten De toekenning van het aantal strafpunten gebeurt volgens onderstaande tabel : Resultaat (kiemen/ml) Strafpunten Minder dan of gelijk aan 100 000 0 Eenmaal meer dan 100 000 1 2 opeenvolgende keren meer dan 100 000 2 3 opeenvolgende keren meer dan 100 000 4 4 opeenvolgende keren meer dan 100 000 6 Meer dan 4 opeenvolgende keren meer dan 100 000 8 5.2.2 Bepaling van het gehalte aan somatische cellen (celgetalbepaling) 5.2.2.1 Frequentie De celgetalbepaling gebeurt 4 maal per maand. 5.2.2.2. Resultaat (maandbeoordeling) Het in aanmerking genomen resultaat is het geometrisch gemiddelde van alle effectieve resultaten bekomen over een periode van 3 maanden. 5.2.2.3. Strafpunten De toekenning van het aantal strafpunten gebeurt volgens onderstaande tabel : Resultaat (cellen/ml) Strafpunten Minder dan of gelijk aan 400 000 0 Eenmaal meer dan 400 000 1 2 opeenvolgende keren meer dan 400 000 2 3 opeenvolgende keren meer dan 400 000 4 4 opeenvolgende keren meer dan 400 000 6 Meer dan 4 opeenvolgende keren meer dan 400 000 8 5.2.3. Afwezigheid van remstoffen (remstoffenproef) 5.2.3.1. Frequentie De remstoffenproef wordt uitgevoerd op elk monster van elk type melk. 5.2.3.2. Resultaat Het in aanmerking genomen resultaat is het effectief resultaat dat wordt behaald voor elke levering van elk type melk. 5.2.3.3. Afhouding Een afhouding wordt toegepast op de geleverde hoeveelheid van het type melklevering waarin de aanwezigheid van remstoffen werd vastgesteld. 5.2.4. Zichtbare zuiverheid (filtratieproef) 5.2.4.1. Frequentie De filtratieproef wordt 1 maal per maand uitgevoerd. 5.2.4.2. Resultaat (maandbeoordeling) Het in aanmerking genomen resultaat is het effectieve resultaat bekomen in de periode van één maand. 5.2.4.3. Strafpunten Wanneer het onderzoek naar de zichtbare zuiverheid van de melk een "onvoldoende" oplevert, worden 2 strafpunten toegekend aan de overeenkomstige leveringen. 5.3. Bij ongunstige resultaten voor de kiemgetalbepaling, de celgetalbepaling en het remstoffenonderzoek, wordt onderstaande procedure gevolgd. 5.3.1. Kiemgetal en celgetal 5.3.1.1. Bij een maandbeoordeling van het kiemgetal of het celgetal boven de norm wordt bij de rapportering een specifieke waarschuwing gegeven m.b.t. het leveringsverbod zoals voorzien in artikel 7. § 1. van het koninklijk besluit van 21 december 2006 betreffende de controle van de kwaliteit van de rauwe melk en de erkenning van de interprofessionele organismen. 5.3.1.2. Bij een vierde opeenvolgende maandbeoordeling van het kiemgetal of het celgetal boven de norm verwittigt de IO het betrokken melkproductiebedrijf en de betrokken koper dat de melk van het melkproductiebedrijf niet mag geleverd worden aan, noch opgehaald worden door een koper. 5.3.1.3. Op vraag van het betrokken melkproductiebedrijf wordt door een aangestelde van de koper en een vertegenwoordiger van de IO bij een bedrijfsbezoek nagegaan of er voldoende corrigerende maatregelen werden genomen en of de aanwezige melk voldoet aan de norm waarvoor er leveringsverbod werd uitgevaardigd. 5.3.1.4. Enkel bij een gunstig analyseresultaat en een gunstig evaluatierapport, wordt het leveringsverbod ingetrokken. 5.3.2 Remstoffen 5.3.2.1. Bij een ongunstig resultaat van de remstoffenproef wordt bij de rapportering een specifieke waarschuwing gegeven m.b.t. de schorsing van de leveringen zoals voorzien in artikel 7, § 2, van het koninklijk besluit van 21 december 2006 betreffende de controle van de kwaliteit van de rauwe melk en de erkenning van de interprofessionele organismen. 5.3.2.2. Zoals voorzien in artikel 7, § 2. van het koninklijk besluit van 21 december 2006 betreffende de controle van de kwaliteit van de rauwe melk en de erkenning van de interprofessionele organismen, geeft elk ongunstig resultaat van de remstoffenproef aanleiding tot een schorsing van de leveringen.

Er wordt voorzien in een individuele begeleiding van het betrokken melkproductiebedrijf door de koper en/of de IO om deze schorsing van de leveringen op te heffen. 5.3.2.3. Bij een vierde ongunstig resultaat binnen de 12 maanden verwittigt de IO het betrokken melkproductiebedrijf en de betrokken koper dat de melk van het betrokken melkproductiebedrijf niet meer mag geleverd worden aan, noch opgehaald worden door een koper. 5.3.2.4. Op vraag van het betrokken melkproductiebedrijf wordt door een aangestelde van de koper en een vertegenwoordiger van de IO t.g.v. een bedrijfsbezoek nagegaan of er voldoende corrigerende maatregelen werden genomen en of de aanwezige melk voldoet aan de remstoffenproef. 5.3.2.5. Enkel bij een gunstig analyseresultaat en een gunstig evaluatierapport, wordt het leveringsverbod ingetrokken. 6. Interpretatie van de resultaten 6.1. De analyseresultaten worden geëvalueerd en elke schriftelijke mededeling van de producent, de RMO-chauffeur of de koper die aanleiding geeft tot twijfel over de bruikbaarheid en/of de representativiteit van het melkmonster wordt grondig onderzocht.

Indien deze controle wijst op een onregelmatigheid, wordt het analyseresultaat geannuleerd. 6.2. De representativiteit van het monster voor de geleverde melk wordt beoordeeld op basis van een procedure vastgelegd door de IO. Indien deze controleprocedure wijst op een niet-representatief monster kunnen bepaalde resultaten worden geannuleerd. 7. Meedelen van de resultaten 7.1. Maandelijks deelt de IO alle analyseresultaten en de navolgende maandbeoordeling mee aan de betrokken producenten en kopers. Het IO deelt de non-conformiteiten en de gevallen van leveringsverbod mee aan het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. 7.2. In de loop van de maand worden de resultaten die niet voldoen aan de gestelde normen in het kader van de controle van de kwaliteit zo vlug mogelijk ter beschikking gesteld van de betrokken producenten en kopers. 8. Procedure voor het regelen van betwistingen 8.1. Elke koper of producent kan beroep aantekenen tegen zijn analyseresultaten bekomen door de IO. Het dossier wordt behandeld in het kader van een procedure voor het regelen van betwistingen vastgelegd door de IO. 8.2. Kopers of RMO-chauffeurs die de voorschriften van dit document niet of onvoldoende naleven kunnen worden gesanctioneerd in het kader van een procedure voor het regelen van betwistingen vastgelegd door de IO. Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 1 februari 2007.

De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE

^