Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit
gepubliceerd op 19 mei 2022

Koninklijk besluit ter omzetting van Bijlage V bij het MARPOL-Verdrag en ter wijziging van het koninklijk besluit van 15 juli 2020 inzake milieuvriendelijke scheepvaart

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2022020772
pub.
19/05/2022
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

1 APRIL 2022. - Koninklijk besluit ter omzetting van Bijlage V bij het MARPOL-Verdrag en ter wijziging van het koninklijk besluit van 15 juli 2020Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 15/07/2020 pub. 21/08/2020 numac 2020042450 bron federale overheidsdienst economie,k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit inzake milieuvriendelijke scheepvaart sluiten inzake milieuvriendelijke scheepvaart


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Belgisch Scheepvaartwetboek, artikelen 2.5.3.2, 2.5.3.3 en 2.5.3.5;

Gelet op het koninklijk besluit van 15 juli 2020Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 15/07/2020 pub. 21/08/2020 numac 2020042450 bron federale overheidsdienst economie,k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit inzake milieuvriendelijke scheepvaart sluiten inzake milieuvriendelijke scheepvaart;

Gelet op de betrokkenheid van de gewestregeringen;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 22 november 2021;

Gelet op het advies nr. 71.104/4 van de Raad van State, gegeven op 21 maart 2022, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Noordzee, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 3.3.7, § 2 en 3, van het koninklijk besluit van 15 juli 2020Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 15/07/2020 pub. 21/08/2020 numac 2020042450 bron federale overheidsdienst economie,k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit inzake milieuvriendelijke scheepvaart sluiten inzake milieuvriendelijke scheepvaart, worden de woorden "het Noordpoolgebied" tweemaal vervangen door de woorden "de poolgebieden".

Art. 2.Hoofdstuk 7 van titel 3 van hetzelfde koninklijk besluit, waarvan de huidige tekst afdeling 1 vormt, met als opschrift "Afdeling 1. Afgifte van scheepsafval en ladingresiduen", wordt aangevuld met een afdeling 2, luidende : "Afdeling 2.Voorschriften ter voorkoming van verontreiniging door afval van schepen.

Art. 3.7.2.1. Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder "elektronisch journaal", een door de Scheepvaartcontrole goedgekeurde voorziening of systeem voor de Belgische schepen, dat in de plaats van een journaal op een papieren drager wordt gebruikt om alle gegevens over lozingen, overdrachten en andere operaties die krachtens deze afdeling moeten worden aangetekend, elektronisch aan te tekenen.

Art. 3.7.2.2. Tenzij uitdrukkelijk anders bepaald, zijn de bepalingen van deze afdeling van toepassing op alle Belgische schepen.

Art. 3.7.2.3. § 1. De lozing in zee van alle afval is verboden, behoudens de gevallen voorzien in de bepalingen van de artikelen 3.7.2.4 tot en met 3.7.2.6 en van afdeling 5.2 van deel II-A van de Zeevaartcode voor het Noordpoolgebied, zoals bepaald in het MARPOL-Verdrag. § 2. Behoudens de gevallen voorzien in voorschrift 7 van Bijlage V bij het MARPOL-Verdrag, is de lozing in zee van alle plastic, met inbegrip van doch niet beperkt tot trossen en visnetten van synthetisch materiaal, plastic afvalzakken en van verbrandingsovens afkomstige as van plastic producten verboden. § 3. Behoudens de gevallen voorzien in voorschrift 7 van Bijlage V bij het MARPOL-Verdrag is de lozing in zee van frituurolie verboden.

Art. 3.7.2.4. § 1. De lozing in zee van het onderstaande afval buiten bijzondere gebieden is uitsluitend toegestaan wanneer het schip onderweg is en zo ver als mogelijk van het dichtstbijzijnde land, maar in ieder geval niet minder dan: 1° 3 zeemijl van het dichtstbijzijnde land voor voedselresten die door een afbreek- of maalinstallatie zijn gevoerd.Deze afgebroken of gemalen voedselresten moeten een rooster met gaten van maximaal 25 mm doorsnee kunnen passeren; 2° 12 zeemijl van het dichtstbijzijnde land voor voedselresten die niet overeenkomstig het bovenstaande eerste lid zijn behandeld;3° 12 zeemijl van het dichtstbijzijnde land voor ladingresiduen die niet met algemeen beschikbare losmethoden kunnen worden teruggewonnen. Deze ladingresiduen mogen geen stoffen bevatten die geclassificeerd zijn als schadelijk voor het mariene milieu, volgens de criteria vervat in aanhangsel I van Bijlage V bij het MARPOL-Verdrag. 4° Dierlijke kadavers moeten zo ver als mogelijk van het dichtstbijzijnde land worden geloosd, rekening houdend met de door de IMO opgestelde richtsnoeren. § 2. Reinigingsmiddelen of -additieven in waswater van de laadruimen, dekken en buitenoppervlakken mogen in zee worden geloosd, maar deze stoffen mogen niet schadelijk zijn voor het mariene milieu, rekening houdend met de door de IMO opgestelde richtsnoeren. § 3. Vaste bulklading, zoals bepaald in voorschrift VI/1-1.2 van het SOLAS-Verdrag, uitgezonderd graan, moet in overeenstemming met aanhangsel I van Bijlage V bij het MARPOL-Verdrag zijn geclassificeerd en de afzender moet aangeven of deze al dan niet schadelijk voor het mariene milieu zijn. § 4. Wanneer afval is vermengd met of verontreinigd door andere stoffen waarvan de lozing verboden of aan andere vereisten gebonden is, zijn de strengere vereisten van toepassing.

Art. 3.7.2.5. Het is verboden afval in de Belgische maritieme zones te lozen vanaf vaste of drijvende platforms alsmede vanaf alle andere schepen die zich naast of binnen 500 meter van dergelijke platforms bevinden.

Art. 3.7.2.6. § 1. De lozing van het onderstaande afval in zee binnen bijzondere gebieden is uitsluitend toegestaan wanneer het schip onderweg is en op de volgende wijze: 1° De lozing in zee van voedselresten geschiedt zo ver mogelijk van het dichtstbijzijnde land, en in elk geval niet minder dan 12 zeemijl van het dichtstbijzijnde land of de dichtstbijzijnde ijsplaat. Voedselresten moeten worden afgebroken of gemalen en moeten een rooster met gaten van maximaal 25 mm doorsnee kunnen passeren.

Voedselresten mogen niet door andere soorten afval verontreinigd zijn.

De lozing van meegebrachte gevogelteproducten, waaronder pluimvee en delen daarvan, is niet toegestaan in het Antarctische gebied, tenzij deze door behandeling steriel zijn gemaakt. 2° De lozing van ladingresiduen die niet met algemeen beschikbare losmethoden kunnen worden teruggewonnen, is enkel toegestaan indien aan alle volgende vereisten wordt voldaan: a) de in het waswater van de laadruimen aanwezige ladingresiduen bevatten geen stoffen die geclassificeerd zijn als schadelijk voor het mariene milieu volgens de criteria vervat in aanhangsel I van Bijlage V bij het MARPOL-Verdrag; b) vaste bulklading, zoals bepaald in voorschrift VI/1-1.2 van het SOLAS-Verdrag, uitgezonderd graan, moet in overeenstemming met aanhangsel I van Bijlage V bij het MARPOL-Verdrag zijn geclassificeerd en de afzender moet aangeven of deze al dan niet schadelijk voor het mariene milieu zijn; c) de in het waswater van de laadruimen aanwezige reinigingsmiddelen of -additieven bevatten geen stoffen die geclassificeerd zijn als schadelijk voor het mariene milieu, rekening houdend met de door de IMO opgestelde richtsnoeren;d) zowel de haven van vertrek als de volgende haven van bestemming bevinden zich binnen het bijzonder gebied en het schip vaart tussen deze twee havens niet buiten dit gebied;e) er zijn geen toereikende ontvangstvoorzieningen beschikbaar in deze havens, rekening houdend met de door de IMO opgestelde richtsnoeren; en f) wanneer aan de vereisten van de leden a) tot en met e) van punt 2 is voldaan, moet het waswater van de laadruimen dat residuen bevat zo ver als mogelijk van het dichtstbijzijnde land of de dichtstbijzijnde ijsplaat en in ieder geval niet minder dan 12 zeemijl van het dichtstbijzijnde land of de dichtstbijzijnde ijsplaat worden geloosd. § 2. De in het waswater van dekken en buitenoppervlakken aanwezige reinigingsmiddelen of -additieven mogen in zee worden geloosd, maar uitsluitend indien deze stoffen niet schadelijk zijn voor het mariene milieu, rekening houdend met de door de IMO opgestelde richtsnoeren. § 3. Wat het Antarctische gebied betreft, ziet de Scheepvaartcontrole er, naast de voorschriften van paragraaf 1, op toe dat alle Belgische schepen, voordat deze het Antarctische gebied binnenvaren, over voldoende capaciteit aan boord beschikken voor het bewaren van alle afval tijdens hun verblijf in het gebied en dat deze schepen voorzieningen hebben getroffen om dit afval bij een ontvangstvoorziening af te geven nadat zij het gebied hebben verlaten. § 4. Wanneer afval is vermengd met of verontreinigd door andere stoffen waarvan de lozing verboden of aan andere vereisten gebonden is, zijn de strengere vereisten van toepassing.

Art. 3.7.2.7. § 1. Elk schip met een lengte over alles van 12 meter of meer en elk vast of drijvend platform moet affiches tonen die de bemanning en de passagiers informeren over de toepasselijke vereisten in de artikelen 3.7.2.3 tot en met 3.7.2.6 betreffende de lozing van afval.

Deze affiches moeten overeenkomstig voorschrift 10 van Bijlage V bij MARPOL-Verdrag worden opgesteld. § 2. Elk schip met een brutotonnenmaat van 100 of meer en elk schip dat gerechtigd is om 15 personen of meer te vervoeren alsmede vaste of drijvende platforms moeten een afvalbeheersplan hebben, dat de bemanning moet nakomen. Dit plan moet voorzien in schriftelijke procedures voor de verdichting, verzameling, opslag, verwerking en lozing van afval, met inbegrip van het gebruik van de uitrusting aan boord. In het plan worden tevens de persoon of personen aangewezen die belast zijn met de uitvoering van het plan. Een dergelijk plan moet in overeenstemming zijn met de door de IMO opgestelde richtsnoeren en moet in de werktaal van de bemanning zijn geschreven. § 3. Elk schip met een brutotonnenmaat van 400 of meer en elk schip dat gerechtigd is om 15 personen of meer te vervoeren en dat reizen maakt naar havens of terminals op zee onder de jurisdictie van een andere Verdragsstaat bij het MARPOL-Verdrag en elk vast of drijvend platform moet van een afvalstoffenjournaal zijn voorzien. Dit journaal, ongeacht of het al dan niet deel uitmaakt van het voorgeschreven logboek, of dat het wel of niet een elektronisch journaal betreft dat door de Scheepvaartcontrole moet worden goedgekeurd rekening houdend met de door de IMO opgestelde richtsnoeren, moet in overeenstemming zijn met het model in aanhangsel II van Bijlage V bij het MARPOL-Verdrag: 1° Elke lozing in zee of in een havenontvangstvoorziening, of elke voltooide verbranding, moet onverwijld in het afvalstoffenjournaal worden aangetekend en de desbetreffende aantekening moet, met vermelding van de datum van de lozing of verbranding, door de verantwoordelijke officier worden ondertekend.Elke ingevulde bladzijde van het journaal moet door de kapitein van het schip worden ondertekend. De aantekeningen worden in overeenstemming met het MARPOL-Verdrag opgesteld. Indien de vermeldingen ook in een officiële landstaal van België zijn aangebracht, dan prevaleert deze taal in geval van geschil of onenigheid. 2° de aantekening voor elke lozing in zee in overeenstemming met de artikelen 3.7.2.4 tot en met 3.7.2.6 of met afdeling 5.2 van hoofdstuk 5 van deel II-A van de Zeevaartcode voor het Noordpoolgebied, zoals bepaald in het MARPOL-Verdrag, moet de datum en het tijdstip, de positie van het schip (breedte- en lengtegraad), de categorie van het afval en een schatting van de geloosde hoeveelheid (in kubieke meter) bevatten. Bij een lozing van ladingresiduen moet, naast het bovenstaande, de positie van het schip bij het begin en het einde van de lozing worden vermeld; 3° voor elke voltooide verbranding moet de datum en het tijdstip van de verbranding en de positie van het schip (breedte- en lengtegraad) bij het begin en het einde van de verbranding, de categorie van het verbrande afval en een schatting van de verbrande hoeveelheid voor elke categorie van afval, in kubieke meter, worden aangetekend;4° voor elke lozing in een havenontvangstvoorziening of elke overdracht op een ander schip, moet de datum en het tijdstip van de lozing of overdracht, de naam van de haven, de voorziening of het schip, de categorie van het geloosde of overgedragen afval en de schatting van de geloosde of overgedragen hoeveelheid voor elke categorie van afval, in kubieke meter, worden aangetekend;5° Het afvalstoffenjournaal moet aan boord van het schip of het vaste of drijvende platform worden bewaard op een plaats waar het gemakkelijk toegankelijk is voor inspectie op elk redelijk tijdstip. Het moet, wat de Belgische schepen betreft, gedurende een periode van ten minste twee jaar na de laatste aantekening worden bewaard. 6° in geval van een lozing of accidenteel verlies als bedoeld in voorschrift 7 van Bijlage V bij het MARPOL-Verdrag, moet er een aantekening worden gemaakt in het afvalstoffenjournaal of, bij schepen met een brutotonnenmaat van minder dan 400, in het voorgeschreven logboek, met vermelding van de datum en het tijdstip van het voorval, de haven of positie waar het schip zich op dat moment bevond (breedte- en lengtegraad en waterdiepte indien bekend), de redenen voor de lozing of het verlies, de beschrijving van de geloosde of verloren voorwerpen, de categorie van het geloosde of verloren afval, de schatting van de hoeveelheid voor elke categorie, in kubieke meter, de redelijke voorzorgsmaatregelen die werden getroffen om een dergelijke lozing of een dergelijk accidenteel verlies te voorkomen of tot een minimum te beperken en algemene opmerkingen. § 4. De Scheepvaartcontrole kan ontheffing verlenen van de toepassing van de vereisten voor het afvalstoffenjournaal aan: 1° elk schip dat reizen van één (1) uur of korter maakt en dat gerechtigd is om 15 personen of meer te vervoeren;of 2° vaste of drijvende platforms. § 5. Het accidentele verlies of de lozing van vistuig door een Belgisch schip bedoeld in voorschriften 7.1.3 en 7.1.4 van Bijlage V bij het MARPOL-Verdrag moet aan de Scheepvaartcontrole worden gemeld en, indien het verlies of de lozing plaatsvindt in wateren onder de jurisdictie van een kuststaat, tevens aan deze kuststaat.

Art. 3.7.2.8. § 1. Dit artikel is van toepassing op alle schepen waarop deze afdeling van toepassing is en die in polaire wateren varen. § 2. Tenzij uitdrukkelijk anders bepaald, moet elk in paragraaf 1 bedoeld schip voldoen aan de milieubepalingen uit de inleiding en hoofdstuk 5 van deel II-A van de Zeevaartcode voor het de poolgebieden, zoals bepaald in het MARPOL-Verdrag, naast alle andere toepasselijke voorschriften van deze afdeling. § 3. Hoofdstuk 5 van deel II-A van de Zeevaartcode voor het Noordpoolgebied, zoals bepaald in het MARPOL-Verdrag, wordt toegepast met inachtneming van de aanvullende aanbevelingen in deel II-B van de genoemde code."

Art. 3.In artikel 3.7.1.1, eerste lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden "dit hoofdstuk" vervangen door de woorden "deze afdeling".

Art. 4.In artikel 3.7.1.2, eerste lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden "Dit hoofdstuk" vervangen door de woorden "Deze afdeling".

Art. 5.In artikel 3.8.1.3, tweede lid, van hetzelfde besluit, wordt het woord "Noordpoolgebied" vervangen door het woord "poolgebieden".

Art. 6.De minister bevoegd voor maritieme mobiliteit is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 1 april 2022.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Noordzee, V. VAN QUICKENBORNE

^