gepubliceerd op 02 maart 2012
Koninklijk besluit tot aanwijzing van de bevoegde instantie belast met de toepassing van Verordening nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad. - Addendum
1 FEBRUARI 2012. - Koninklijk besluit tot aanwijzing van de bevoegde instantie belast met de toepassing van Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad. - Addendum
In het Belgisch Staatsblad van 14 februari 2012 werd het koninklijk besluit van 1 februari 2012 tot aanwijzing van de bevoegde instantie belast met de toepassing van Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad gepubliceerd, voorafgegaan door een verslag aan de Koning. Dit besluit maakte het voorwerp uit van het advies nr. 50.574/4 van de Raad van State, gegeven op 12 december 2011.
Teneinde te voldoen aan de bepalingen van artikel 3, § 1, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State wordt hierna het betreffende advies van de Raad van State alsnog gepubliceerd.
ADVIES 50.574/4 VAN 12 DECEMBER 2011 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling Wetgeving, vierde kamer, op 14 november 2011 door de Staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de Eerste Minister verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « tot aanwijzing van de bevoegde instantie belast met de toepassing van Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad », heeft het volgende advies gegeven : Het ontwerp dat ter fine van advies is voorgelegd aan de afdeling Wetgeving van de Raad van State past in het kader van de uitvoering van artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 « tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad ». Dat artikel luidt als volgt : «
Artikel 10.Bevoegde instanties 1. Elke lidstaat wijst één of meer bevoegde instanties aan om te zorgen voor de juiste uitvoering van deze verordening.Deze instanties zijn bevoegd om : a) de door ondernemingen ingediende aanvragen te behandelen;b) vergunningen voor de uitoefening van het beroep van wegvervoerondernemer te verlenen, en deze vergunningen te schorsen of in te trekken;c) een natuurlijke persoon ongeschikt te verklaren om als vervoersmanager de vervoersactiviteiten van een onderneming te leiden;d) de nodige controles uit te voeren om na te gaan of een onderneming aan de in artikel 3 vastgestelde vereisten voldoet.2. De bevoegde instanties zorgen voor de bekendmaking van de krachtens deze verordening opgelegde voorwaarden, van eventuele aanvullende nationale bepalingen, van de door kandidaten te volgen procedures alsmede van de toelichting daarop ». Teneinde gedeeltelijk uitvoering te geven aan de voornoemde bepaling, beoogt het voorliggende ontwerp de dienst die binnen de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer bevoegd is voor het wegvervoer, aan te wijzen als instantie die bevoegd is om machtiging te verlenen voor de uitoefening van het beroep van wegvervoerondernemer voor de vormen van vervoer die niet onder de bevoegdheid van de gewesten vallen.
Gelet op het aldus afgebakende doel, vertoont het voorliggende ontwerp niet het reglementaire karakter in de zin van artikel 3, § 1, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State (1).
Er is derhalve geen grond om het ontwerp om advies voor te leggen aan de afdeling Wetgeving. (1) Zie inzonderheid advies 47.911/4, gegeven op 1 maart 2010 over een ontwerp dat aanleiding gegeven heeft tot het koninklijk besluit van 7 mei 2010Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 07/05/2010 pub. 04/06/2010 numac 2010014117 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit tot aanwijzing van de overheidsinstantie belast met de handhaving van Verordening nr. 1371/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende de rechten en de verplichtingen van reizigers in het treinverkeer sluiten tot aanwijzing van de overheidsinstantie belast met de handhaving van Verordening (EG) nr. 1371/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende de rechten en de verplichtingen van reizigers in het treinverkeer'. Wat betreft het begrip reglementair besluit in de zin van artikel 3, § 1, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zie het Jaarverslag 2008-2009, www.raadvst-consetat.be, tab « De instelling », blz. 34 en volgende.
De kamer was samengesteld uit : De heren : P. Liénardy, kamervoorzitter;
J. Jaumotte en L. Detroux, staatsraden;
Y. De Cordt, assessor van de afdeling Wetgeving;
Mevr. C. Gigot, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de heer Y. Chauffoureaux, auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Liénardy.
De griffier, C. Gigot.
De voorzitter, P. Liénardy.