gepubliceerd op 12 september 2008
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 november 2007, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, houdende akkoord van sociale vrede 2007-2009
1 JULI 2008. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 november 2007, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, houdende akkoord van sociale vrede 2007-2009 (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf;
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 29 november 2007, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, houdende akkoord voor sociale vrede 2007-2009.
Art. 2.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 1 juli 2008.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 29 november 2007 Akkoord van sociale vrede 2007-2009 (Overeenkomst geregistreerd op 1 februari 2008 onder het nummer 86666/CO/109) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf en op de arbeid(st)ers die zij tewerkstellen. HOOFDSTUK II. - Duur
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing vanaf 1 oktober 2007 tot en met 31 december 2009, behalve artikel 15 dat van toepassing is tot 30 juni 2010 en bevat de nieuwe afspraken geldend gedurende deze periode. HOOFDSTUK III. - Arbeidsvoorwaarden
Art. 3.§ 1. De bruto minimumlonen, evenals de werkelijk uitbetaalde bruto lonen, worden verhoogd met 0,12 EUR op 1 december 2007 en met 0,05 EUR op 1 augustus 2008. § 2. Met ingang van 1 juni 2009 wordt bovendien een stelsel van maaltijdcheques ingevoerd overeenkomstig de bepalingen van artikel 19bis, § 2 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. De maaltijdcheque zal een nominale waarde van 2 EUR per maaltijdcheque hebben, waarbij de tussenkomst van de werkgever 0,91 EUR zal bedragen en de tussenkomst van de werknemer 1,09 EUR zal bedragen.
In de ondernemingen die reeds beschikken over een stelsel van maaltijdcheques wordt de maaltijdcheque verhoogd met 0,91 EUR of met het verschil tussen het reeds toegekende bedrag en het maximum toegelaten bedrag dat is voorzien in artikel 19bis, § 2 van het koninklijk besluit van 28 november 1969, tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders indien dit verschil lager is dan 0,91 EUR, met ingang van 1 juni 2009.
In de ondernemingen waar bijgevolg de hiervoor bedoelde 0,91 EUR niet volledig onder de vorm van maaltijdcheques kan worden toegekend, zal voor het resterende saldo een gelijkwaardig voordeel worden toegekend.
Deze § is slechts toepasselijk onder de opschortende voorwaarde dat de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid schriftelijk bevestigt dat deze conform is aan de reglementering met betrekking tot de vrijstelling van bijdragen voor sociale zekerheid op de maaltijdcheques, voorzien in artikel 19bis, § 2 van het koninklijk besluit van 28 november 1969. § 3. Op ondernemingsvlak kunnen de nodige maatregelen genomen worden om voor de arbeid(st)ers het aantal maaltijdcheques vast te stellen op basis van de alternatieve telling, zoals bedoeld in artikel 19bis, § 2, 2° van het koninklijk besluit van 28 november 1969. § 4. Een aparte collectieve arbeidsovereenkomst zal worden gesloten waarin de modaliteiten van de toekenning van de maaltijdcheque verder worden gespecifieerd. § 5. In afwijking van § 1 en § 2 van dit artikel worden in de ondernemingen die toeleveren aan de auto-industrie en in de ondernemingen die tenten vervaardigen, behandelen, herstellen, onderhouden, verhuren, plaatsen of er handel in drijven de bruto minimumlonen, evenals de werkelijk uitbetaalde bruto lonen verhoogd met 0,12 EUR op 1 december 2007, met 0,08 EUR op 1 augustus 2008 en met 0,10 EUR op 1 april 2009. § 6. De in § 5 bedoelde ondernemingen, die toeleveren aan de auto-industrie zijn : ECA te Assenede, Johnson Controls te Geel en te Assenede, Rieter te Genk, Stankiewicz te Grobbendonk evenals gelijkaardige ondernemingen die tijdens de duurtijd van deze collectieve arbeidsovereenkomst zouden toetreden tot de bevoegdheidsomschrijving van het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf. HOOFDSTUK IV. - Conventioneel brugpensioen 1. Voltijds brugpensioen Art.4. Het stelsel van het conventioneel voltijds brugpensioen, destijds ingevoerd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 8 april 1981, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 21 september 1981 en sedertdien verder gezet tot 30 september 2007 bij collectieve arbeidsovereenkomst van 11 februari 2005, van 19 december 2006 en van 2 juli 2007 wordt verder gezet gedurende de periode van 1 oktober 2007 tot 31 december 2009 volgens de voorwaarden bepaald in artikel 5 van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst en in de specifieke collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende het conventioneel voltijds brugpensioen voor de periode van 1 januari 2007 tot 31 december 2009.
Art. 5.De minimumleeftijd om te kunnen aanspraak maken op brugpensioen is 58 jaar.
Naast de anciënniteitvoorwaarden vastgesteld door het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen en het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het conventioneel brugpensioen in het kader van het Generatiepact, dienen de arbeid(st)ers, om te kunnen genieten van het conventioneel brugpensioen, bovendien te voldoen aan één van de volgende anciënniteitvoorwaarden : - hetzij een ononderbroken tewerkstelling van minstens twee jaar onmiddellijk voor het ontslag, dat het recht op brugpensioen opent, in één of meerdere ondernemingen ressorterend onder het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf; - hetzij een loopbaan van minstens 10 jaar tewerkstelling in ondernemingen ressorterend onder het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, na beëindiging van de arbeidsovereenkomst in een onderneming ressorterend onder het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf.
Art. 6.Partijen komen overeen om ten laste van het sectoraal "Sociaal Waarborgfonds voor de kleding- en confectienijverheid voor Arbeid(st)ers" na een loopbaan van minimaal 40 effectief gewerkte jaren en die de leeftijd van 56 jaar hebben bereikt een stelsel van brugpensioen in te voeren zoals bedoeld in de bijlage II van het interprofessioneel akkoord 2007/2008, zodra daartoe een collectieve arbeidsovereenkomst is tot stand gekomen in de Nationale Arbeidsraad en aansluitend daarbij de nodige wettelijke en reglementaire bepalingen zijn gepubliceerd. 2. Halftijds brugpensioen Art.7. De collectieve arbeidsovereenkomst van 19 september 2005 betreffende het halftijds brugpensioen wordt ongewijzigd verlengd gedurende de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK V. - Werkgelegenheid
Art. 8.Binnen de sector moet blijvende aandacht gaan naar de tewerkstelling.
Het paritair comité vraagt de ondernemingen op een permanente basis, binnen de bestaande overlegorganen, overleg te plegen over de tewerkstellingsevolutie en vooruitzichten.
In dit overleg dient plaats te zijn voor een toekomstgericht personeelsbeleid en de toekomstige arbeidsorganisatie.
Mits akkoord op het vlak van de onderneming kunnen werknemersafgevaardigden zich laten bijstaan door deskundigen. HOOFDSTUK VI. - Vorming en tewerkstelling
Art. 9.De collectieve arbeidsovereenkomst van 19 september 2005 betreffende vorming en tewerkstelling wordt voortgezet tot 31 december 2009.
In de schoot van het Instituut voor Vorming en Onderzoek in de Confectie (IVOC) zullen de maatregelen worden overlegd die nodig zijn om een jaarlijkse toename van de participatiegraad aan vorming en opleiding met minstens vijf procent te realiseren. HOOFDSTUK VII. - Werkzekerheid
Art. 10.De bestaande collectieve arbeidsovereenkomst van 13 mei 1997 betreffende de werkzekerheid, de invoering van nieuwe technologieën en de tewerkstelling, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 11 oktober 1999, blijft verder van toepassing met behoud van de wijziging, bedoeld in artikel 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2003 houdende akkoord van sociale vrede 2003-2004. HOOFDSTUK VIII. - Sectorale toepassing van collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis, ter en quater
Art. 11.Dit hoofdstuk verwijst naar de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis, ter en quater van de Nationale Arbeidsraad tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking. Het bevat de sectorale invulling van verschillende bepalingen van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis, ter en quater voor de geldigheidsduur van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Art. 12.§ 1. De maximumperiode van één jaar voor de uitoefening van het recht, bedoeld in artikel 3 van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis en ter wordt op vijf jaar behouden voor alle arbeid(st)ers. § 2. In afwijking van § 1 kunnen de arbeid(st)ers met een functie behorend tot loongroep 6 en hoger, bedoeld in de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst van 31 mei 1991 betreffende de functieclassificatie, die via een akkoord op het vlak van de onderneming, in toepassing van voornoemd artikel 3 tijdskrediet opnemen, dit vanaf het tweede jaar slechts doen per minimumperiode van één jaar.
Art. 13.De grens van 5 pct., bedoeld in artikel 15 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis en ter is tijdens het jaar 2007 gelijk aan 8 pct. en wordt verhoogd tot 10 pct. met ingang van 1 januari 2008.
Deze grens van respectievelijk 8 pct. en 10 pct. vormt geen beletsel voor de arbeid(st)ers die de leeftijd van 54 jaar of ouder hebben bereikt om een beroep te doen op artikel 9, § 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis, ter en quater. Voor deze arbeid(st)ers geldt nochtans wel een regel bepaald in artikel 13 van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst evenals de regels, bepaald in artikel 14 van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis, ter en quater.
Voor de berekening van deze grens worden alle vormen van tijdskrediet in het kader van de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis, ter en quater meegeteld, behalve het tijdskrediet van arbeid(st)ers die de leeftijd van 54 jaar of ouder hebben bereikt.
Op ondernemingsvlak kan deze grens worden verhoogd mits akkoord van de werkgever en rekening houdend met de mogelijkheden op het vlak van de arbeidsorganisatie en met de eventuele noodzaak tot vervanging van de arbeid(st)ers die zich wensen te beroepen op de bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst.
De ondernemingen kunnen binnen de hierboven bedoelde grens van respectievelijk 8 pct. en 10 pct., bedoeld in onderhavig artikel, een passende verdeling maken tussen verschillende categorieën rechthebbenden.
De toepassing van de nieuwe modaliteiten van dit artikel kan, in ondernemingen waar reeds een bedrijfsakkoord bestaat, onderhandeld worden.
Art. 14.Arbeid(st)ers met een functie behorend tot loongroep 6 en hoger, bedoeld in de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst van 31 mei 1991 betreffende de functieclassificatie worden uitgesloten van het toepassingsgebied van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis, ter en quater.
Van deze regel kan worden afgeweken op het vlak van de individuele onderneming, na bespreking van de arbeidsorganisatorische noodwendigheden.
De werkgever kan recht op uitstel inroepen wanneer vervanging noodzakelijk is. HOOFDSTUK IX. - Sociaal waarborgfonds
Art. 15.Artikel 15 van de statuten van het sociaal waarborgfonds, bepaald bij collectieve arbeidsovereenkomst van 23 april 1979 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 11 december 1979 wordt gewijzigd als volgt : « Van 1 januari 2002 tot 30 juni 2010 worden de werkgeversbijdragen bepaald op 3,4 pct. van de brutolonen der arbeid(st)ers. ».
Art. 16.De aanvullende sociale toelage, bedoeld in artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 juni 2001 die overeenkomstig artikel 7 van de statuten van het "Sociaal Waarborgfonds voor de kleding- en confectienijverheid" wordt toegekend zal voor de jaren 2007, 2008 en 2009 worden vastgesteld op : - 37,18 EUR voor de rechthebbenden, vermeld in artikel 6.6 en 6.7 van de genoemde statuten; - 127,90 EUR voor de overige rechthebbenden.
Aan dezelfde rechthebbenden, met uitzondering van de arbeid(st)ers bedoeld in artikel 6.2, 6.6 en 6.7 van voormelde statuten, wordt gelijktijdig een aanvullende werkloosheidsvergoeding toegekend, wanneer zij, in toepassing van de artikelen 49, 50 en 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, ten minste tien dagen werkloos werden gesteld binnen de referteperiode bepaald bij artikel 6.2 van de voormelde statuten. Deze aanvullende werkloosheidsvergoeding wordt per betrokken arbeid(st)er vastgesteld op 72,10 EUR in het jaar 2007 en op 80 EUR in de jaren 2008 en 2009. HOOFDSTUK X. - Niet toepassing van collectieve arbeidsovereenkomst nr. 75
Art. 17.De collectieve arbeidsovereenkomst van 12 februari 2002 betreffende de bijkomende uitkering voor bestaanszekerheid wordt verlengd tot 31 december 2009.
Hierdoor behoudt de sector een eigen stelsel van verruimde stabiliteit van werkgelegenheid of inkomen via een aanvullende bestaanszekerheidregeling zoals bedoeld in artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 75 van 20 december 1999, gesloten in de Nationale Arbeidsraad.
Verwijzend naar de bepalingen van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 75 verklaren de sociale partners uitdrukkelijk dat de bestaande regelingen bestaanszekerheid in de sector een gelijkwaardig voordeel bieden als de langere opzeggingstermijnen zoals bepaald door collectieve arbeidsovereenkomst nr. 75. De langere opzeggingstermijnen zoals bepaald in collectieve arbeidsovereenkomst nr. 75 moeten derhalve in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf niet worden toegepast. HOOFDSTUK XI. - Carenzdag
Art. 18.Met betrekking tot het jaar 2007 wordt verder, voor arbeid(st)ers met een anciënniteit van minstens 8 jaar in de onderneming en wanneer het een ziekteperiode betreft van minimum zeven kalenderdagen, per kalenderjaar één carenzdag zoals bedoeld in artikel 52, § 1 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten door de werkgever ten laste genomen.
Met betrekking tot de jaren 2008 en 2009 wordt, voor arbeid(st)ers met een anciënniteit van minstens 8 jaar in de onderneming en wanneer het een ziekteperiode betreft van minimum zeven kalenderdagen, per kalenderjaar twee carenzdagen zoals bedoeld in artikel 52, § 1 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten door de werkgever ten laste genomen. HOOFDSTUK XII. - Anciënniteitsverlof
Art. 19.Met ingang van 1 januari 2008 zal jaarlijks aan de arbeid(st)ers met een anciënniteit van 20 jaar dienst of meer in de onderneming één dag betaald anciënniteitsverlof worden toegekend.
Onder "anciënniteit" wordt verstaan : ononderbroken dienst bij dezelfde werkgever.
Eventuele anciënniteit verworven in een onderneming behorende tot dezelfde groep van ondernemingen waarbij de arbeid(st)er is tewerkgesteld wordt volledig in rekening genomen.
Een aparte collectieve arbeidsovereenkomst zal gesloten worden waarin de modaliteiten van toekenning worden bepaald in geval van deeltijdse arbeid en periodes zonder arbeidsprestaties. HOOFDSTUK XIII. - Syndicale vertegenwoordiging
Art. 20.Artikel 7 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 mei 1976 betreffende het statuut van de syndicale afvaardiging, gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomsten van 1 oktober 1979, 22 februari 1989 en 19 april 1991, blijft behouden zoals aangevuld door artikel 20 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 mei 2003 houdende akkoord van sociale vrede 2003-2004. HOOFDSTUK XIV. - Niet-cumulatie van voordelen
Art. 21.In ondernemingen die tussen 1 januari 2007 en de datum van afsluiten van deze collectieve arbeidsovereenkomst voordelen hebben toegekend die minstens gelijk zijn aan de in deze collectieve arbeidsovereenkomst overeengekomen voordelen, dienen deze laatste niet meer te worden toegekend. HOOFDSTUK XV. - Sociale vrede
Art. 22.Tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst waarborgen de ondertekenende partijen de inachtneming van de sociale vrede, hetgeen het volgende inhoudt : 1) alle bepalingen betreffende de lonen en arbeidsvoorwaarden worden stipt nageleefd en kunnen niet in betwisting worden gebracht door de werknemers- of de werkgeversorganisaties, noch door de arbeid(st)ers of de werkgevers;2) de werknemersorganisaties en de arbeid(st)ers verbinden er zich toe geen eisen te stellen op nationaal noch op gewestelijk vlak, noch op dat van de onderneming aangezien alle individuele normatieve bepalingen geregeld zijn door onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst. Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 1 juli 2008.
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET