gepubliceerd op 11 augustus 2004
Bindende unanieme beslissing nr. 7 van de Stuurgroep van de provinciale registratiecommissies genomen in uitvoering van artikel 16, § 2, tweede lid van het koninklijk besluit van 26 december 1998 tot uitvoering van de artikelen 400, 401, 403, Op de algemene vergadering van de Stuurgroep met de provinciale registratiecommissies van 27 januar(...)
FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID
Bindende unanieme beslissing nr. 7 van de Stuurgroep van de provinciale registratiecommissies genomen in uitvoering van artikel 16, § 2, tweede lid van het koninklijk besluit van 26 december 1998 tot uitvoering van de artikelen 400, 401, 403, 404 en 406 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 en van artikel 30bis van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders Op de algemene vergadering van de Stuurgroep met de provinciale registratiecommissies van 27 januari 2004 is de stuurgroep overgegaan tot het bindend verklaren van de hiernavermelde beslissing. Het wettelijk vereiste quorum binnen de Stuurgroep werd bereikt.
Advies m.b.t. de vraag of de installatie van reclamepanelen al dan niet valt onder de registratiereglementering.
Vraagstelling : Dient het ontwerpen, de vervaardiging, de levering met montage, het onderhoud en de herstelling van al dan niet verlichte reclamepanelen beschouwd te worden als handelingen onderworpen aan de registratiereglementering ? Antwoord van de stuurgroep : Probleemstelling Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen twee categorieën reclamepanelen : al dan niet verlichte reclamepanelen die op eenvoudige wijze (door middel van schroeven, bouten, moeren) bevestigd worden aan een bestaande zuil, muur of gebouw; al dan niet verlichte reclamepanelen of reclamezuilen die in de grond worden ingelijfd in een betonnen voetstuk of worden vastgehecht op een dergelijk voetstuk.
Reglementering Artikel 1 van het koninklijk besluit van 26 december 1998 tot uitvoering van de artikelen 400, 401, 403, 404 en 406 van het Wetboek van Inkomstenbelastingen 1992 en van artikel 30 bis van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, omschrijft de werkzaamheden die onder de registratiereglementering vallen : het verrichten van een werk in onroerende staat. Onder werk in onroerende staat wordt verstaan : het bouwen, het verbouwen, het afwerken, het inrichten, het herstellen, het onderhouden, het reinigen en het afbreken, geheel of ten dele, van een uit zijn aard onroerend goed, en de handeling die erin bestaat een roerend goed te leveren en het meteen op zodanige wijze aan te brengen aan een onroerend goed dat het onroerend uit zijn aard wordt;
Iedere handeling, ook indien niet beoogd onder 1), die tot voorwerp heeft zowel de levering als de aanhechting aan een gebouw : ... c) van de bestanddelen of een gedeelte van de bestanddelen van een elektrische installatie van een gebouw, met uitzondering van toestellen voor de verlichting en van lampen;... het aanhechten, het plaatsen, het herstellen, het onderhouden en het reinigen van goederen bedoeld in het 2) of 3);
Oplossing Of werkzaamheden met betrekking tot een al dan niet verlicht reclamepaneel al dan niet onderworpen zijn aan de registratiereglementering is afhankelijk van de wijze van aanhechting van het reclamepaneel en van de uitgevoerde werkzaamheden.
Hierbij kan worden verwezen naar het toepassingsgebied van de BTW-reglementering en naar het officiële standpunt van de BTW-Administratie dienaangaande.
In dit officiële standpunt wordt vertrokken vanuit twee hypotheses : 1. Al dan niet verlichte reclamepanelen worden door hun aanhechting onroerend uit hun aard. 1.1. De levering met aanhechting, de aanhechting alsook het onderhoud en het herstellen van een (verlicht) reclamepaneel dat door zijn aanhechting onroerend uit zijn aard wordt of is geworden - wat het geval is wanneer het reclamepaneel bevestigd is aan een muur of aan een paal of zuil die vast zit in de grond - zijn werkzaamheden waarop de verlegging van de heffing van de BTW van toepassing is (artikel 20 van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belastingen over toegevoegde waarde). 1.2. Op de werkzaamheden die betrekking hebben op de lampen en transformatoren van een verlicht reclamepaneel is de verlegging van de heffing van de BTW nooit van toepassing, ongeacht of het verlicht reclamepaneel al dan niet onroerend is uit zijn aard. 1.3. Wanneer de leverancier bij het geheel van de werkzaamheden, die betrekking hebben op (verlichte) reclamepanelen die onroerend zijn uit hun aard, zowel werkzaamheden uitvoert waarop de verlegging van de heffing van de BTW van toepassing is, als werkzaamheden waarop deze verlegging niet van toepassing is, staat de BTW-Administratie toe dat deze verlegging toegepast wordt op het geheel van de werkzaamheden.
Dientengevolge moet de op te maken factuur niet worden uitgesplitst.
Deze versoepeling kan evenwel maar worden toegepast als de aannemingsovereenkomst voornamelijk betrekking heeft op werkzaamheden waarop de verlegging van de heffing van de BTW van toepassing is (bijv. de aanhechting van een (verlicht) reclamepaneel aan een zuil die vast zit in de grond) en als de werkzaamheden voortvloeiend uit diezelfde overeenkomst, waarop de verlegging van de heffing van de BTW niet van toepassing is, slechts bijkomstige werkzaamheden zijn (bv. de levering van lampen). 2. Al dan niet verlichte reclamepanelen worden door hun aanhechting niet onroerend uit hun aard. 2.1. De levering met aanhechting, de aanhechting alsook het onderhoud en het herstellen van een (verlicht) reclamepaneel dat door zijn aanhechting niet onroerend uit zijn aard wordt of geworden is - wat dus veronderstelt dat het reclamepaneel niet bevestigd is aan een muur of aan een paal of zuil die vast zit in de grond - zijn werkzaamheden waarop de verlegging van de heffing van de BTW niet van toepassing is. 2.2. Wanneer de leverancier, omdat dit in de aannemingsovereenkomst zo is bepaald, tevens bijkomstige werkzaamheden dient uit te voeren die vallen onder het toepassingsgebied van voormeld artikel 20, moet hij de factuur uitsplitsen. Het is dan uitgesloten dat de verlegging van de heffing van de BTW toegepast wordt op de hoofdwerkzaamheden. De verlegging van de heffing van de BTW blijft daarentegen wel van toepassing op de bijkomstige werkzaamheden zoals bedoeld in voormeld artikel 20 (bv. de inkassing van een nieuwe elektriciteitskabel die de zekeringkast verbindt met het verlicht reclamepaneel).
In zulk een geval heeft de BTW-Administratie er geen bezwaren tegen dat de leverancier op de factuur ook BTW aanrekent voor deze bijkomstige werkzaamheden waarop de verlegging van de heffing van de BTW toegepast wordt. Wanneer de leverancier van deze versoepeling gebruik maakt moet hij op de factuur verwijzen naar deze beslissing van 12 juni 1995 (door de BTW-Administratie uitgevaardigd) (verwijzingen : E.T. 84.160).
Daar het toepassingsgebied van de verlegging van de heffing van de BTW, zoals omschreven in artikel 20 van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belastingen over toegevoegde waarde, gelijk is aan het toepassingsgebied van artikel 1, § 1, van het uitvoerend koninklijk besluit van 26 december 1998, heeft dit tot gevolg dat de registratie als aannemer in principe verplicht is voor de werkzaamheden bedoeld in bovenvermelde alinea 1.1. en voor de bijkomstige werkzaamheden (bijvoorbeeld de inkassing van elektriciteitskabels) bedoeld in bovenvermelde alinea 2.2.
Deze werkzaamheden zijn bijgevolg onderworpen aan de registratiereglementering.
Conclusie : Daar het toepassingsgebied van de verlegging van de heffing van de BTW, zoals omschreven in artikel 20 van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belastingen over toegevoegde waarde, gelijk is aan het toepassingsgebied van artikel 1, § 1, van het uitvoerend koninklijk besluit van 26 december 1998, heeft dit tot gevolg dat de registratie als aannemer mogelijk is voor de werkzaamheden bedoeld in bovenvermelde alinea 1.1. en voor de bijkomstige werkzaamheden (bijvoorbeeld de inkassing van elektriciteitskabels) bedoeld in bovenvermelde alinea 2.2.
Deze werkzaamheden zijn onderworpen aan de registratiereglementering.
De overige werkzaamheden zijn niet onderworpen aan de registratiereglementering.
Voor de stuurgroep, de voorzitter, I. BRISART Opmerking : Deze bindende beslissing heeft de eenparige beslissing nr. 7/2003 van de stuurgroep op.
Samenstelling van de stuurgroep : Een vertegenwoordiger van de Federatie van Algemene Bouwaannemers Een vertegenwoordiger van het A.C.L.V.B. Een vertegenwoordiger van C.S.C. Bâtiment et Industrie Een vertegenwoordiger van A.C.V. Bouw en Industrie Een vertegenwoordiger van Agoria Een vertegenwoordiger van N.A.C.E.B.O. Een vertegenwoordiger van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg Een vertegenwoordiger van de Federale Overheidsdienst Financiën Een vertegenwoordiger van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid Een vertegenwoordiger van C.G.S.L.B. Een vertegenwoordiger van de Centrale générale F.G.T.B. Een vertegenwoordiger van de Confederatie Bouw Een vertegenwoordiger van het A.B.V.V.