gepubliceerd op 06 oktober 1999
Koninklijk besluit betreffende de arbeidsduur van sommige werklieden welke onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw ressorteren
31 AUGUSTUS 1999. - Koninklijk besluit betreffende de arbeidsduur van sommige werklieden welke onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw ressorteren (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de arbeidswet van 16 maart 1971, inzonderheid op artikel 24, § 1, 1°, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 225 van 7 december 1983 en bij de herstelwet van 22 januari 1985;
Gelet op het advies van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de rechtszekerheid inzake arbeidsverhoudingen in het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw vereist dat de nodige reglementaire bepalingen onverwijld worden genomen;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de ondernemingen met als activiteit het herstellen van schepen, gelegen in Rupelmonde, en die ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw.
Art. 2.De bij de artikelen 19 en 20 van de arbeidswet van 16 maart 1971 vastgestelde grenzen van de arbeidsduur mogen overschreden worden voor de werklieden die voorbereidend werk of nawerk verrichten dat noodzakelijk buiten de voor de bedrijfsarbeid vastgestelde tijd moet worden uitgevoerd teneinde de continuïteit van het werk te kunnen verzekeren.
Als voorbereidend werk worden beschouwd : - "hellingen", zijnde het droogzetten en te waterlaten van schepen; - "opblokken", zijnde het plaatsen van enkele blokken onder een schip teneinde hellingwagens vrij te maken om een volgend schip te kunnen droogzetten of te water te laten; - hoge drukreinigen om werkzaamheden aan het betreffende schip of het naastliggend schip de dag nadien te kunnen aanvangen of verder zetten; - bijstand aan derden voor cleaningswerken met als doel de werken 's anderendaags te kunnen opstarten.
Indien men tweemaal per dag dient te hellingen met opblokken, dient dit door twee verschillende ploegen te gebeuren.
Als nawerk worden beschouwd : - "afblokken", zijnde het terugplaatsen van hellingwagens en wegnemen van steunblokken; - conserveringswerken; - afwerken van staal en mechaniekwerken binnen de maximum toegelaten arbeidstijd van 11 uren per dag voor een schip dat met het volgend tij nog in het water moet; - "proefdraaien", zijnde het werk noodzakelijk om in normale omstandigheden de mechaniekwerken te testen na het te waterlaten van het schip binnen de maximum toegelaten arbeidstijd van 11 uren per dag. Indien organisatorisch op voorhand kan voorzien worden dat dit niet binnen de maximum toegelaten arbeidstijd van 11 uren per dag kan gebeuren, dienen extra werklieden te worden ingeschakeld.
Art. 3.De arbeidsduur van de werklieden die aan de bij artikel 2 bedoelde werken worden tewerkgesteld, mag de bij de artikelen 19 en 20 van de voormelde wet vastgestelde grenzen overschrijden, op voorwaarde dat, over een periode van een jaar, gemiddeld niet meer dan 38 uren per week wordt gewerkt.
Voor de uitvoering van de bij artikel 2 bedoelde werken, kan de arbeidsduur van de betrokken werklieden verlengd worden tot 11 uren per dag, met uitzondering van zaterdag, waarop maximaal 6 uren kan worden gepresteerd in het kader van voorbereidend werk of nawerk, zonder echter de wekelijkse grens van 50 uren te overschrijden.
De bij artikel 2 bedoelde werken worden niet uitgevoerd op zon- en feestdagen.
Art. 4.Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 mei 1999 en treedt buiten werking op 1 mei 2000.
Art. 5.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 31 augustus 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 16 maart 1971, Belgisch Staatsblad van 30 maart 1971;.
Koninklijk besluit nr. 225 van 7 december 1983, Belgisch Staatsblad van 15 december 1983.
Herstelwet van 22 januari 1985, Belgisch Staatsblad van 24 januari 1985.