Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 30 september 2010
gepubliceerd op 12 november 2010

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 december 2009, gesloten in het Paritair Subcomité voor de cementfabrieken, betreffende de sociale programmatie 2009-2010

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2010012307
pub.
12/11/2010
prom.
30/09/2010
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

30 SEPTEMBER 2010. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 december 2009, gesloten in het Paritair Subcomité voor de cementfabrieken, betreffende de sociale programmatie 2009-2010 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de cementfabrieken;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 7 december 2009, gesloten in het Paritair Subcomité voor de cementfabrieken, betreffende de sociale programmatie 2009-2010.

Art. 2.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 30 september 2010.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de cementfabrieken Collectieve arbeidsovereenkomst van 7 december 2009 Sociale programmatie 2009-2010 (Overeenkomst geregistreerd op 21 januari 2010 onder het nummer 97021/CO/106.01) HOOFDSTUK I. - Inleiding

Artikel 1.Toepassingsgebied Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en arbeiders van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de cementfabrieken (106.01).

Met "arbeider" worden : zowel arbeiders als arbeidsters geviseerd.

Art. 2.Neerlegging Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt neergelegd op de Griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 7 november 1969 tot vaststelling van de modaliteiten van neerlegging van de collectieve arbeidsovereenkomsten.

Art. 3.Bindende kracht Ondertekende partijen vragen dat deze collectieve arbeidsovereenkomst zo vlug mogelijk bij koninklijk besluit algemeen verbindend wordt verklaard.

Art. 4.Uitvoering interprofessioneel akkoord Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2009-2010 van 22 december 2008. HOOFDSTUK II. - Werkgelegenheid

Art. 5.Rekening houdend met de economische situatie van het jaar 2009, is het zeer moeilijk om op middellange of lange termijn zichtbaarheid te hebben over het behoud van de industriële en commerciële werkzaamheden in de sector van de cementnijverheid.

Bijgevolg kunnen de bedrijven van de sector geen werkgelegenheid waarborgen.

Tot op heden is er geen enkel herstructureringsplan bekend of gepland in deze bedrijven.

De bedrijven zullen alles in het werk stellen om sociale plannen te vermijden via bijvoorbeeld de terugneming van de compensatierusttijden, de opleiding in een periode van lage conjunctuur en eventuele maatregelen die genomen zouden worden. HOOFDSTUK III. - Arbeidsorganisatie

Art. 6.§ 1. Het continu productieproces en de conjuncturele schommelingen die voor de cementsector kenmerkend zijn, rechtvaardigen het behoud van uurroosters die recuperatie-uren met zich mee brengen.

De bestaande collectieve arbeidsovereenkomsten worden bevestigd, wat betreft het maximaal aantal betaalde overuren, de termijnen van betaling en het naleven van de recuperatieprocedures. § 2. Binnen het wettelijke kader, hebben de arbeiders de mogelijkheid om tussen recuperatie en uitbetaling te kiezen van de 65 eerste overuren die in het kader van een buitengewone vermeerdering van werk (artikel 25 van de arbeidswet van 16 maart 1971) of van arbeid die door een onvoorziene noodzakelijkheid wordt vereist (artikel 26, § 1, 3° van dezelfde wet) gepresteerd worden. § 3. De werkgevers wensen paritaire werkgroepen op te richten in de fabrieken waar er problemen zijn, om de automatische generatie van terug te nemen uren te onderzoeken en hiervoor oplossingen te vinden. HOOFDSTUK IV. - Welzijn op het werk en milieuzorg

Art. 7.§ 1. Welzijn op het werk : De ondernemingen in de cementsector bevestigen dat de gezondheid en de bescherming van de werknemers zowel als de preventie uiterst belangrijk zijn.

In onderling akkoord leggen de partijen de nadruk op het feit dat er dankzij de veiligheid en de preventie op de werkvloer arbeidsongevallen vermeden kunnen worden. Zij verbinden zich ertoe de actieplannen binnen het CBPW te bevorderen.

Inzake gezondheid en bescherming van de werknemers die aan de valorisatie van brandstoffen en vervangingsstoffen deelnemen, verbinden de vennootschappen van de sector zich ertoe systematisch duidelijkere informatie te verstrekken over de nieuwe vervangingsproducten door een bijzondere informatieprocedure in te voeren en hun inspanningen op het gebied van preventie en opleiding voort te zetten door aan de werknemers- en ondernemingsvertegenwoordigers al de gevraagde informatie ter beschikking te stellen op een voor de werknemers begrijpelijke manier. § 2. Hervatting van het werk voor personen die slachtoffer werden van een arbeidsongeval : De werkgevers verbinden zich ertoe de mogelijkheden te onderzoeken van wederopname van de arbeiders die slachtoffer zijn van een werkongeval en die een blijvende invaliditeit hebben.

Dit onderzoeksproces moet uitlopen op een beslissing aanvaard door alle betrokken partijen. § 3. Milieuzorg : De cementfabrieken hebben de taak op zich genomen in hun "mission statement" om pro-actief te zijn op het gebied van duurzame ontwikkeling. Daartoe moet de valorisatie van de brandstoffen en vervangingsstoffen op betrouwbare wijze plaatsvinden, zowel op het niveau van de gezondheid van de werknemers en de buurtbewoners als van de kwaliteit van het cement en de impact op het leefmilieu.

Sommige van onze fabrieken valoriseren alternatieve stoffen of brandstoffen. Deze kunnen van fabriek tot fabriek verschillen in functie van hun productieprocessen.

Reeds verschillende jaren, analyseren zij de weerslag van deze vervangingsbrandstoffen en grondstoffen op het leefmilieu en op de gezondheid van de werknemers in samenwerking met de wetenschappelijke en medische autoriteiten alsmede met de professoren van de universiteiten met inachtneming van de geldende normen en wetgevingen.

Het betreft onder andere de volgende informatie : - Aard en oorsprong van de afvalstoffen/betrokken en behandelde stoffen; - De resultaten van de maatregelen uitgevoerd door de externe en interne preventie- en beschermingsdiensten of door elk laboratorium van de onderneming dat bevoegd is om kwaliteitsanalyses op verschillende werkposten uit te voeren; - Onderzoeken met betrekking tot deze thema's, uitgevoerd of nog in gang zijnde, zowel in binnenland als in het buitenland; - Alle werknemers die op één of andere manier in aanraking komen met vervangingsbrandstoffen, onder meer tijdens het aanvoeren van dergelijke afvalstoffen en het onderhoud van de ovens, dienen intensiever medisch gevolgd te worden. Deze opvolging zal gebeuren door middel van methodes die, gelet op de huidige beschikbare kennis van de geneeskunde, de beste resultaten waarborgen. - Door middel van de samenwerking tussen interne en externe preventie- en beschermingsdiensten worden de risico's geanalyseerd en geëvalueerd. De ondernemingen in de sector verbinden zich ertoe de doeltreffendheid van de preventie-, collectieve of persoonlijke beschermingsmaatregelen regelmatig te toetsen.

Alle blootgestelde werknemers krijgen niet alleen de noodzakelijke informatie maar daarenboven een veiligheidsopleiding met betrekking tot het correcte gebruik van de voorgedragen preventie- en beschermingsmaatregelen. HOOFDSTUK V. - Koopkracht Sectie 1. - Lonen

Art. 8.De loonbaremisering volgens anciënniteit is recurrent en blijft verhoogd met 0,50 pct. per dienstjaar. Het gemiddelde referentieloon wordt eveneens aan de baremaverhoging aangepast.

De baremisering zal in de kost van de toekomstige overeenkomsten moeten opgenomen worden voor zover deze gesloten worden in het kader van de wet van 26 juli 1996 die het beginsel van de loonnorm vastlegt die het kader vormt van de loononderhandelingen voor de duur van het interprofes-sioneel akkoord dat geldig is voor twee jaar.

Sectie 2. - Maaltijdcheques

Art. 9.Vanaf 1 juli 2009 wordt de faciale waarde van de maaltijdcheque van 6 EUR naar 7 EUR gebracht, overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 13 februari 2009, tot wijziging van artikel 19, artikel 19bis en artikel 55 van het koninklijk besluit van 28 november 1969, dat de maximale werkgeversbijdrage in het bedrag van de maaltijdcheque verhoogt van 4,91 EUR tot 5,91 EUR. De werkgeversbijdrage in de kost van de maaltijdcheque wordt met 1 EUR verhoogd, zonder wijziging van de werknemersbijdrage die 1,09 EUR bedraagt. De werkgeversbijdrage wordt van 4,91 EUR naar 5,91 EUR gebracht.

Sectie 3. - Eénmalig voordeel

Art. 10.Kosten eigen aan de werkgever Op basis van een door de bedrijven zelf opgesteld dossier waarin deze kosten zowel op fiscaal als op sociaal vlak gerechtvaardigd worden, zal er aan de arbeider een maandelijks bedrag van 21,25 EUR voor de duur van de overeenkomst toegekend worden.

Het bedrag van 255 EUR stemt overeen met 12 maanden aanwezigheid (van 1 januari tot 31 december van hetzelfde jaar) berekend naar verhouding van de daadwerkelijke aanwezigheid op de werkvloer gedurende de eerste maanden van het jaar en van de veronderstelde aanwezigheid voor de resterende maanden. Dit bedrag zal in juni 2009 en juni 2010 uitbetaald worden. Indien de werknemer de firma verlaat, zullen eventuele "overschotten" van de eindafrekening afgetrokken worden. De eventuele verlenging van het voordeel tijdens de toekomstige arbeidsovereenkomsten zal in de kost van overeenkomsten moeten opgenomen worden. HOOFDSTUK VI. - Bestaanszekerheid

Art. 11.Vergoeding voor tijdelijke of gedeeltelijke werkloosheid om economische of technische redenen § 1. Eerste maand van economische of technische werkloosheid : De ondernemingen van de subsector garanderen aan de arbeiders 100 pct. van het belastbaar loon zoals berekend bij de betaling van de feestdagen (36 uren per week), de eerste maand van tijdelijke of gedeeltelijke werkloosheid om economische of technische redenen.

Met "eerste maand van werkloosheid" wordt bedoeld : de eerste van een crisis (inclusief de cumul van de perioden). § 2. Andere maanden van economische werkloosheid : De ondernemingen garanderen aan de arbeiders 80 pct. van het belastbaar loon zoals berekend bij de betaling van de feestdagen (36 uren per week). HOOFDSTUK VII. - Werk aan derden

Art. 12.Alle partijen bevestigen opnieuw hun wil tot het voortzetten van hun inspanningen en het nauwkeurig respecteren van artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst 1997-1998 : De sociale gesprekspartners willen de tewerkstelling van de cementarbeiders verder vooropstellen.

Permanente cementbanen worden niet uitbesteed.

De fabrieksdirecties, verantwoordelijk voor het beheer en het terugvallen op onderaannemingen erkennen het recht op informatie van het personeel en haar vertegenwoordigers.

Ze verbinden zich tot het verbeteren, ieder in hun eigen fabriek, van de dialoog met de personeelsafgevaardigden, door de respectievelijke rol van de vakbondsafvaardiging en/of de afgevaardigden van de ondernemingsraad te bevoordelen. De lokale directies gaan over tot het geven van voorafgaande informatie van alle belangrijke werken, die gekend en gepland zijn.

De werkgevers verbinden zich er ook toe aan de ondernemingsraad (of, bij gebrek, aan de vakbondsdelegatie) alle voorafgaande informatie bekend te maken met betrekking tot geplande, omvangrijke werken die, naar hun weten, door derden uitgevoerd zouden worden.

Een overzicht van de tijdens de vorige maand door derden uitgevoerde werken dient aan de ondernemingsraad (of, bij gebrek, aan de vakbondsdelegatie) overgemaakt te worden. HOOFDSTUK VIII. - Beroepsopleiding Sectie 1. - Risicogroepen

Art. 13.Alle ondertekende partijen van deze overeenkomst zijn het over eens om hun acties voort te zetten, conform aan de bestaande akkoorden in de subsector en conform de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen, inzonderheid hoofdstuk VIII, afdeling 1 enerzijds, en anderzijds het koninklijk besluit van 26 april 2009 ter activering van de inspanning ten voordele van personen die tot de risicogroepen behoren en van de inspanning ten bate van de actieve begeleiding en opvolging van werklozen voor de periode 2009-2010, aangaande de aanwending van 0,10 pct. van de aangegeven loonmassa aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid gedurende de periode van 1 januari 2009 tot 31 december 2010. De werkgevers verbinden zich ertoe de mogelijkheden te onderzoeken om de regionale subsidies te gebruiken voor aangepaste functies bij aanwerving van mindervaliden daar waar het mogelijk is.

Sectie 2. - Permanente vorming

Art. 14.§ 1. Inzake beroepsopleiding en in uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2009-2010, verbinden de ondernemingen van de subsector zich ertoe, tot het leveren van inspanningen ten gunste van opleidingen tot een bedrag van minimum 1,9 pct. van de aan de Rijsdienst voor Sociale Zekerheid aangegeven brutolonen zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst 2007-2008 van 30 mei 2007 en 22 augustus 2007. De jaarlijkse inspanning wordt verhoogd met 0,1 pct. van de loonsom in 2009 en 0,1 pct. van de loonsom in 2010.

Onder "opleiding" worden : zowel de formele als de meer informele opleidingen (opleiding in verband met de functie, persoonlijke begeleiding, peetschap, enz.) bedoeld. § 2. Procedure voor de controle van de opleidingen en de kosten : Driemaandelijkse informatie en dialoog omtrent de opleidingsprogramma's en de naleving hiervan gebeurt binnen de ondernemingsraad (of bij gebrek aan de vakbondsdelegatie) en op sectoraal niveau.

De reeds bestaande initiatieven voor beroepsopleiding voor arbeiders binnen de ondernemingen worden meegeteld voor het berekenen van het bovenvermelde percentage. HOOFDSTUK IX. - Loopbaanplanning Sectie 1. - Voltijds brugpensioen

Art. 15.Brugpensioen op 58 jaar Voor de periode van 1 januari 2009 tot 30 juni 2011, wordt de toegangsleeftijd tot brugpensioen, zoals voorzien in de collectieve overeenkomst nr. 17, tot 58 jaar verlaagd. Dit stelsel is van toepassing voor de arbeiders die op het einde van hun arbeidsovereenkomst kunnen bewijzen dat zij een beroepsverleden hebben als loontrekkende van tenminste 35 jaar of 30 jaar tot 31 december 2009 of vanaf 1 januari 2010, van 37 jaar of 33 jaar, naargelang het een man of een vrouw is.

Art. 16.Brugpensioen op 56 jaar en 33 jaar beroepsverleden en 20 jaar nachtarbeid Voor de periode van 1 januari 2009 tot 31 december 2010, is de toegangsleeftijd tot brugpensioen, zoals voorzien in de collectieve overeenkomst nr. 17, 56 jaar en meer binnen de wettelijke en reglementaire mogelijkheden voor zover de arbeider, in toepassing van de brugpensioenreglementering, 33 jaar beroepsverleden als loontrekkende kan rechtvaardigen en 20 jaar gewerkt heeft in een ploegstelsel met nachtprestaties, zoals voorzien in artikel 1 van de collectieve overeenkomst nr. 46 van 23 maart 1990, verbindend verklaard door het koninklijk besluit van 10 mei 1990.

Art. 17.Brugpensioen op 56 jaar en lange loopbaan (40 jaar effectief beroepsverleden) Voor de periode van 1 januari 2009 tot 31 december 2010, is de toegangsleeftijd tot brugpensioen 56 jaar en meer binnen de wettelijke mogelijkheden en beperkingen, overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 96 van de Nationale Arbeidsraad van 20 februari 2009, voor zover de arbeider op het einde van zijn arbeidsovereenkomst, tenminste 40 jaar effectief beroepsverleden als loontrekkende kan rechtvaardigen, waarvan 78 dagen arbeidprestaties vóór hij/zij de leeftijd van 17 jaar bereikt heeft.

Art. 18.Brugpensioen op 55 jaar en 38 beroepsverleden Voor de periode van 1 januari 2009 tot 31 december 2010, is de toegangsleeftijd tot brugpensioen, zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17, 55 jaar en meer, binnen de wettelijke en reglementaire mogelijkheden, voor zover de arbeider, op het einde van zijn arbeidsovereenkomst en in toepassing van de brugpensioenreglementering, 38 jaar beroepsverleden als loontrekkende kan rechtvaardigen. Deze leeftijdsgrens is toegestaan krachtens een collectieve arbeidsovereenkomst die ten laatste op 31 mei 1986 ter Griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen werd neergelegd en die zonder onderbreking tot 31 december 2007 van toepassing is en verlengd werd via collectieve arbeidsovereenkomst.

Sectie 2. - Halftijds brugpensioen

Art. 19.Het stelsel van het halftijds brugpensioen ten voordele van de werknemers ouder dan 55 jaar wordt verlengd van 1 januari 2009 tot 30 juni 2011 binnen de wettelijke mogelijkheden en beperkingen voor zover de arbeider 25 jaar beroepsverleden als loontrekkende kan rechtvaardigen.

Dit stelsel ressorteert onder de reglementering inzake halftijds brugpensioen en is van toepassing binnen de leeftijds- en loopbaanbeperkingen en -voorwaarden vastgelegd door deze reglementering.

Sectie 3. - Algemene bepalingen

Art. 20.De hierboven omschreven brugpensioenstelsels ressorteren onder de reglementering inzake conventionele brugpensioen zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974, gesloten binnen de Nationale Arbeidsraad, en die een aanvullende vergoeding invoert voor sommige oudere werknemers in geval van ontslag en die algemeen bindend werd verklaard door het koninklijk besluit van 16 januari 1975, gepubliceerd op 31 januari 1975 in het Belgisch Staatsblad.

Art. 21.Bij toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17, zoals gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17tricies van 19 december 2006, wordt het recht tot de aanvullende vergoeding, toegekend aan de ontslagen werklieden in het kader van deze collectieve arbeidsovereenkomst, ten laste van de laatste werkgever behouden : - wanneer de werklieden het werk hervatten als loontrekkende bij een andere werkgever dan de werkgever die hen heeft ontslagen en die niet behoort tot dezelfde technische bedrijfseenheid als de werkgever die hen ontslagen heeft; - wanneer een zelfstandige activiteit in hoofdberoep wordt uitgeoefend op voorwaarde dat deze activiteit niet wordt uitgeoefend voor rekening van de werkgever die hen heeft ontslagen of voor rekening van een werkgever die behoort tot dezelfde technische bedrijfseenheid als de werkgever die hen heeft ontslagen.

De werknemers beoogd in dit artikel die een einde maken aan hun tewerkstelling als loontrekkende of als zelfstandige dienen aan de werkgever die de aanvullende brugpensioenvergoeding uitbetaald het bewijs te geven van hun recht op werkloosheidsuitkeringen. De werknemers mogen geen twee of meer aanvullende stelsels cumuleren. HOOFDSTUK X. - Verlenging van vorige akkoorden en opzegging

Art. 22.De volgende overeenkomsten gesloten binnen het Paritair Subcomité voor de comentfabrieken en ongewijzigd door deze overeenkomst worden verlengd.

Collectieve arbeidsovereenkomst datum Date de convention collective de travail

Aanduiding Dénomination

Registratienummer bij de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg N° d'enregistrement au SPF Emploi, Travail et Concertation sociale

Collectieve arbeidsovereenkomst van 22 april 1997 Convention collective de travail du 22 avril 1997

Sociaal akkoord 1997-1998 Accord social 1997-1998

44214/CO/106.01

Collectieve arbeidsovereenkomst van 8 april 1999 Convention collective de travail du 8 avril 1999

Sociaal akkoord 1999-2000 Accord social 1999-2000

51032/CO/106.01

Collectieve arbeidsovereenkomst van 17 mei 2001 Convention collective de travail du 17 mai 2001

Sociaal akkoord 2001-2002 Accord social 2001-2002

57696/CO/106.01

Collectieve arbeidsovereenkomst van 24 april 2003 Convention collective de travail du 24 avril 2003

Sociaal akkoord 2003-2004 Accord social 2003-2004

67071/CO/106.01

Collectieve arbeidsovereenkomst van 5 september 2005 Convention collective de travail du 5 septembre 2005

Sociaal akkoord 2005-2006 Accord social 2005-2006

76407/CO/106.01

Collectieve arbeidsovereenkomst van 29 juni 2005 Convention collective de travail du 29 juin 2005

Brugpensioen Prépension

76757/CO/106.01

Collectieve arbeidsovereenkomst van 8 december 2006 Convention collective de travail du 8 décembre 2006

Brugpensioen 55, 56, 58 jaar Prépension 55, 56, 58 ans

82046/CO/106.01

Collectieve arbeidsovereenkomst van 30 mei 2007 en 22 augustus 2007 Convention collective de travail des 30 mai 2007 et 22 août 2007

Sociaal akkoord 2007-2008 Accord social 2007-2008

86380/CO/106.01


De opzegging door één van de partijen wordt betekend bij een ter post aangetekende brief aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de cementfabrieken en aan iedere ondertekenende partij met een opzeggingstermijn van drie maanden. HOOFDSTUK XI. - Sociale vrede

Art. 23.De ondertekende partijen verbinden zich ertoe de sociale vrede te eerbiedigen tot het verstrijken van deze overeenkomst.

Dit houdt in : a) dat de vakbonds- en werkgeversorganisaties, de werknemers en de werkgevers de integrale naleving van de van kracht zijnde overeenkomsten waarborgen;b) dat de vakbondsorganisaties en de werknemers zich ertoe verbinden geen enkele eis te stellen, noch te steunen, hetzij op nationaal, hetzij op regionaal, hetzij op ondernemingsvlak en geen enkel conflict uit te lokken of te doen uitbreken tot het verlenen van bijkomende voordelen. HOOFDSTUK XII. - Syndicale premie

Art. 24.De syndicale premie voor de actieve arbeiders en bruggepensioneerden wordt verhoogd van 128 EUR tot 135 EUR vanaf het jaar 2009. HOOFDSTUK XIII. - Looptijd

Art. 25.Deze arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor een duur van twee jaar, van 1 januari 2009 tot 31 december 2010, behalve andersluidende bepaling.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 30 september 2010.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET

^