Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 30 september 2009
gepubliceerd op 21 december 2009

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 februari 2005 betreffende de uitoefening van het beroep van erkend boekhouder en erkend boekhouder-fiscalist in het kader van een rechtspersoon

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2009011472
pub.
21/12/2009
prom.
30/09/2009
ELI
eli/besluit/2009/09/30/2009011472/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 SEPTEMBER 2009. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 februari 2005 betreffende de uitoefening van het beroep van erkend boekhouder en erkend boekhouder-fiscalist in het kader van een rechtspersoon


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Momenteel dient een rechtspersoon van erkende boekhouders (-fiscalisten), conform het koninklijk besluit van 15 februari 2005 (Belgisch Staatsblad van 16 maart 2005), te bestaan uit een aandeelhoudersstructuur van 80 % BIBF leden en een bestuursorgaan van 100 % erkende beroepsbeoefenaars, leden van het Instituut.

In het licht van de recente aanpassing van de Belgische wetgeving aan de achtste auditrichtlijn via het volmachtenbesluit van 21 april 2007 (Belgisch Staatsblad van 27 april 2007, ed.4) is er voor de vennootschappen van bedrijfsrevisoren (die gedeeltelijk dezelfde beroepsactiviteiten uitoefenen als BIBF en IAB leden) nog slechts een verplichting voor de bedrijfsrevisoren om betreffende de revisorenkantoren/vennootschappen een aandeelhoudersstructuur te hebben waar slechts « de meerderheid » van de stemrechten in handen moet zijn van bedrijfsrevisoren en een bestuursstructuur waar de bedrijfsrevisoren eveneens voor slechts minimaal een meerderheid (50 % + 1) moeten vertegenwoordigd zijn.

Teneinde de adviseurs van de K.M.O.'s geen zwaardere voorwaarden inzake beroepsuitoefening binnen een rechtspersoon op te leggen dan de (veeleer) grotere revisorenkantoren (gedeeltelijk actief binnen hetzelfde beroepssegment) en met het oog op een verdere harmonisatie van de reglementering binnen de economische beroepen, stellen wij voor om gelijke « drempels » inzake aandeelhouders - en bestuursstructuur te voorzien voor « boekhoudvennootschappen erkend door het Instituut ».

Bijkomend voordeel is dat op deze manier de erkende boekhouders, erkende boekhouders-fiscalisten, accountants, belastingconsulenten en (binnen de deontologische normen) bedrijfsrevisoren, kunnen samenwerken binnen een interprofessionele vennootschap van de cijferberoepen.

Huidig voorstel werd uitgewerkt door het BIBF in overleg met het IAB. Dit ligt in de lijn van hetgeen recent werd gewijzigd voor de bedrijfsrevisoren.

Tot slot worden via de wijzigingen in artikel 6 en 7 de middelenvennootschappen niet langer als dusdanig erkend en ingeschreven op het tableau (conform hetgeen geldt voor de andere cijferberoepen), maar worden zij louter toegelaten onder de voorwaarden die in het koninklijk besluit worden vastgelegd en desgevallend aangevuld met door de Raad vastgelegde criteria inzake aandeelhoudersschap en bestuursstructuur.

Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van K.M.O.'s, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid, Mevr. S. LARUELLE

ADVIES 46.476/1 VAN 7 MEI 2009 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De RAAD VAN STATE, afdeling Wetgeving, eerste kamer, op 16 april 2009 door de Minster van K.M.O. en Zelfstandigen verzocht haar, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 februari 2005 betreffende de uitoefening van het beroep van erkend boekhouder en erkend boekhouder-fiscalist in het kader van een rechtspersoon », heeft het volgende advies gegeven : ALGEMENE OPMERKING De tekst van het om advies voorgelegde ontwerp vertoont diverse redactionele en legistieke onvolkomenheden die zouden moeten worden weggewerkt.

Zo moet in de Nederlandse tekst van de ontworpen bepaling onder artikel 3, tweede streepje, van het ontwerp, het woord « uitmaakt » worden vervangen door het woord « uitmaken » en bevat de tekst van het ontwerp diverse discordanties tussen de Nederlandse en de Franse tekst. Zo lijkt in het ontworpen artikel 6, c), van het koninklijk besluit van 15 februari 2005 (1) (artikel 2 van het ontwerp) in de Nederlandse tekst, naar analogie van de Franse tekst, te moeten worden geschreven : « het gebruik van de maatschappelijke benaming door de vennoten/aandeelhouders en/of mandatarissen... » . In het tweede lid van de ontworpen bepaling onder artikel 6 van het ontwerp stemmen de woorden « de erkende rechtspersonen bedoeld in dit besluit », in de Nederlandse tekst, niet overeen met de woorden « des personnes morales visées dans cet arrêté », in de Franse tekst. In de ontworpen bepaling onder artikel 7 van het ontwerp is er eveneens een discordantie tussen de Nederlandse (« de aan de boekhouder of boekhouder-fiscalist voorbehouden werkzaamheden uit te oefenen, zoals bedoeld in artikel 48 van de wet ») en de Franse tekst (« pour exercer des activités réservées tel que défini à l'article 48 de la loi »).

Op legistiek vlak moet er onder meer op worden gewezen dat enkel « Artikel 1 » van een normatieve tekst voluit wordt vermeld en dat het volstaat de volgende artikelen aan te geven met « Art. 2 », « Art. 3 », enzovoort. In geval van een vervanging van een bepaling dient de vervangende bepaling niet aan te vangen met de aanduiding van het te vervangen artikel (2). In een normatieve tekst wordt in beginsel geen gebruik gemaakt van vet of cursief lettertype (zie respectievelijk artikel 3, eerste streepje, en bijvoorbeeld artikel 6 van het ontwerp). Het gebruik van streepjes om een bepaling in te delen (zie artikel 3 van het ontwerp), valt af te raden omdat zulks de verwijzing naar het bepaalde na de streepjes bemoeilijkt. De streepjes moeten derhalve worden vervangen door « 1° », « 2° », enzovoort.

Ter wille van de rechtszekerheid moet de typografische indeling van normatieve bepalingen zo duidelijk mogelijk zijn en bovendien eenvormig in zowel de Nederlandse als de Franse tekst. Onder meer in de onderworpen bepaling onder artikel 3, tweede streepje (lees : artikel 3, 2°), van het ontwerp, is dat niet het geval. In wijzigingsbepalingen dient de inleidende zin telkens duidelijk te worden afgescheiden van de nieuwe, gewijzigde of vervangen bepaling.

Dat is nu niet het geval in de artikelen 2, 4 en 7 van het ontwerp.

Onderdelen van een opsomming vangen aan met een kleine en niet met een hoofdletter (zie nochtans het ontworpen artikel 6, c), van het koninklijk besluit van 15 februari 2005, onder artikel 2 van het ontwerp, en de in artikel 8 van het ontwerp beoogde aanvulling van artikel 9, 5°, van het voornoemde koninklijk besluit).

ONDERZOEK VAN DE TEKST Aanhef 1. Aan het einde van het eerste lid van de aanhef van het ontwerp volstaat het te schrijven : « en fiscale beroepen, artikelen 46 en 47; » (3). 2. De aanhef dient te worden vervolledigd met een verwijzing naar het advies dat de Inspecteur van financiën op 14 april 2009 over het ontwerp heeft uitgebracht (4). 3. Het lid van de aanhef waarin wordt verwezen naar het advies van de Raad van State moet worden geredigeerd als volgt : « Gelet op advies 46.476/1, van de Raad van State, gegeven op 7 mei 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; ».

Artikel 2 Luidens het ontworpen artikel 6, d), van het koninklijk besluit van 15 februari 2005 kan de Nationale Raad minder strenge voorwaarden bepalen met betrekking tot het aandeelhoudersschap en/of de bestuursstructuur in het kader van het betrokken artikel, zonder dat evenwel de onafhankelijkheid van de erkende boekhouder of erkende boekhouder-fiscalist in de uitoefening van zijn opdracht wordt aangetast.

De Raad van State, afdeling Wetgeving, heeft er in het verleden al op gewezen dat het toekennen van verordenende bevoegdheid aan openbare instellingen of organen ervan, moeilijk in overeenstemming te brengen valt met de algemene principes van het Belgisch publiek recht, aangezien erdoor wordt geraakt aan het beginsel van de eenheid van de verordenende macht en terzake iedere rechtstreekse parlementaire controle ontbreekt. Verordeningen van die aard ontberen daarenboven de waarborgen waarmee de klassieke regelgeving gepaard gaat, zoals die inzake de bekendmaking en de preventieve controle van de afdeling Wetgeving van de Raad van State.

Als er in het verleden al uitzonderingen op het delegatieverbod van verordenende bevoegdheid aan openbare instellingen toelaatbaar werden geacht, betrof het doorgaans delegaties met een beperkte draagwijdte en van een zodanig technische aard, dat ervan mocht worden uitgegaan dat die instellingen, die de betrokken reglementering dienden toe te passen, ook het best geplaatst waren om deze met kennis van zaken uit te werken en de aldus gedelegeerde bevoegdheid uit te oefenen.

Het valt te betwijfelen of de bevoegdheid die in het ontworpen artikel 6, d), van het koninklijk besluit van 15 februari 2005 aan de Nationale Raad wordt gedelegeerd, van die aard is dat zij kan worden geacht te beantwoorden aan de zo-even vermelde vereisten opdat de betrokken delegatie toelaatbaar zou kunnen worden geacht.

Artikel 4 In de inleidende zin van artikel 4 van het ontwerp vervange men de zinsnede « door de volgende bepalingen » door de zinsnede « als volgt ».

Artikel 7 1. In de inleidende zin van artikel 7 van het ontwerp dienen de woorden « zoals gewijzigd bij artikel 5 van dit besluit » te worden vervangen door de woorden « zoals vervangen bij artikel 6 van dit besluit ». 2. In de Nederlandse tekst van de ontworpen bepaling onder artikel 7 van het ontwerp schrijve men : « ... het college van zaakvoerders of het directiecomité slechts uit twee leden bestaat, ».

De kamer was samengesteld uit : de heren : M. VAN DAMME, kamervoorzitter;

J. BAERT, W. VAN VAERENBERGH, staatsraden;

M. RIGAUX, M. TISON, assessoren van de afdeling Wetgeving;

Mevr. w A. BECKERS, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de H. D. VAN EECKHOUTTE, adjunct-auditeur.

De Griffier, A. BECKERS. De Voorzitter, M. VAN DAMME. Nota's (1) Koninklijk besluit van 15 februari 2005 betreffende de uitoefening van het beroep van erkend boekhouder en erkend boekhouder-fiscalist in het kader van een rechtspersoon.(2) De ontworpen bepaling onder artikel 2 van het ontwerp dient derhalve niet aan te vangen met de vermelding van « Artikel 6 ».(3) In de voorgestelde tekstaanpassing werden onder meer de woorden « inzonderheid op » geschrapt.Zie Beginselen van de wetgevingstechniek.

Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, Raad van State, 2008, nr. 27, formule 3-2-2, te raadplegen op de internetsite van de Raad van State (www.raadvst-consetat.be). (4) De betrokken verwijzing moet als een nieuw vierde lid in de aanhef worden ingevoegd. 30 SEPTEMBER 2009. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 februari 2005 betreffende de uitoefening van het beroep van erkend boekhouder en erkend boekhouder-fiscalist in het kader van een rechtspersoon ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen, de artikelen 46 en 47;

Gelet op het koninklijk besluit van 15 februari 2005 betreffende de uitoefening van het beroep van erkend boekhouder en erkend boekhouder-fiscalist in het kader van een rechtspersoon;

Gelet op het advies van de Hoge Raad voor de Economische Beroepen, gegeven op 11 december 2008;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 14 april 2009;

Gelet op advies 46.476/1 van de Raad van State, gegeven op 7 mei 2009 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van K.M.O.'s, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 4, § 3, van het koninklijk besluit van 15 februari 2005 betreffende de uitoefening van het beroep van erkend boekhouder en erkend boekhouder-fiscalist in het kader van een rechtspersoon worden de volgende woorden geschrapt : « die lid zijn van het Instituut ».

Art. 2.Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen door volgende bepaling : « Een rechtspersoon mag worden opgericht, met de voorafgaande en steeds herroepbare toelating van de Kamer met het oog op het in gemeenschap brengen van alle of een gedeelte van de beroepsgebonden kosten, tussen een of meer boekhouders en/of boekhouders-fiscalisten en personen die niet de titel van boekhouder en/of boekhouder-fiscalist hebben of een in het buitenland als gelijkwaardig erkende titel mits aan volgende voorwaarden wordt voldaan : 1° deze rechtspersoon mag noch in eigen naam, noch in naam van één van haar vennoten/aandeelhouders en/of mandatarissen, noch op enige andere wijze, een functie, mandaat of opdracht uitoefenen die behoort tot de beroepsactiviteit van haar vennoten/aandeelhouders en/of mandatarissen;2° deze rechtspersoon mag niet worden belast met het innen van de honoraria voor opdrachten behorend tot de beroepsactiviteit van haar vennoten/aandeelhouders en/of mandatarissen;3° het gebruik van de maatschappelijke benaming door de vennoten/aandeelhouders en/of mandatarissen mag geen aanleiding geven tot enige verwarring met een rechtspersoon die gemachtigd is om in eigen naam het beroep van haar vennoten/aandeelhouders en/of mandatarissen uit te oefenen.Bij elk gebruik van de maatschappelijke benaming wordt steeds de term « middelenvennootschap » vermeld; 4° de voorwaarden inzake aandeelhoudersschap en bestuursstructuur van deze rechtspersoon zijn dezelfde als deze voorzien bij artikel 8 van dit besluit.

Art. 3.In artikel 7 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, 1° worden de woorden « artikel 5, § 1 » vervangen door de woorden « artikel 5, § 1, 2° »;2° § 2 wordt aangevuld met volgende zin : « De niet-beroepsbeoefenaars die als zaakvoerder, bestuurder, aandeelhouder/vennoot, zelfstandige mandataris of lid van het directiecomité deel uitmaken van deze rechtspersoon mogen geen zodanige inmenging hebben in de uitvoering van de beroepswerkzaamheden, voorzien bij artikel 49 van de wet, waardoor de onafhankelijkheid van de erkende boekhouder of erkende boekhouder-fiscalist, die namens de betrokken rechtspersoon de opdracht uitvoert, in het gedrang kan worden gebracht. De niet-beroepsbeoefenaars mogen evenmin deze rechtspersoon verbinden of optreden namens deze rechtspersoon voor de beroepswerkzaamheden zoals voorzien bij artikel 49 van de wet. »; 3° er wordt een § 3 ingevoegd luidende : « § 3.De Kamer kan de hoedanigheid van boekhouder of boekhouder-fiscalist van een rechtspersoon intrekken indien niet langer is voldaan aan de erkenningsvereisten van dit besluit of wanneer de betrouwbaarheid van de rechtspersoon in het gedrang is gebracht met name naar aanleiding van één van volgende elementen : faillissement, gerechtelijke ontbinding, strafrechterlijke veroordeling die in kracht van gewijsde is getreden. »

Art. 4.De bepalingen van artikel 8, 4° a) en 9, 3° a) van hetzelfde besluit worden telkens vervangen als volgt : « de meerderheid van de stemrechten waarover de vennoten of aandeelhouders beschikken, moet in het bezit zijn van leden van het Instituut of van personen die in het buitenland een hoedanigheid bezitten die op grond van internationale verdragen of mits wederkerigheid, als gelijkwaardig wordt erkend met die van boekhouder of boekhouder-fiscalist in België; ».

Art. 5.Artikel 8, 4° b) en artikel 9, 3° b) van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 6.De bepalingen van artikel 8, 5°, en artikel 9, 4°, van hetzelfde besluit worden telkens vervangen als volgt : « de meerderheid van de zaakvoerders, bestuurders, leden van het directiecomité en meer algemeen de zelfstandige mandatarissen die optreden in naam en voor rekening van de rechtspersoon, moeten lid zijn van het Instituut of moeten personen zijn die in het buitenland een hoedanigheid bezitten die op grond van internationale verdragen of mits wederkerigheid als gelijkwaardig wordt erkend met die van boekhouder of boekhouder-fiscalist in België. Indien het een rechtspersoon betreft, moet zij een natuurlijke persoon, boekhouder of boekhouder-fiscalist aanstellen als permanente vertegenwoordiger van de rechtspersoon. Deze is persoonlijk gebonden door de deontologie van het Instituut.

De natuurlijke personen die de opdrachten zoals omschreven in artikel 49 van de wet uitvoeren in naam en voor rekening van de erkende rechtspersonen bedoeld in dit besluit, moeten de hoedanigheid van boekhouder of boekhouder-fiscalist hebben of een hoedanigheid die als gelijkwaardig wordt erkend in België of in het buitenland. »

Art. 7.Artikel 8, 5°, zoals vervangen bij artikel 6 van dit besluit wordt aangevuld met volgende bepaling : « Wanneer evenwel de raad van bestuur, het college van zaakvoerders of het directiecomité slechts uit twee leden bestaat, moet één lid benoemd worden onder de leden van het Instituut en mag het tweede lid benoemd worden onder de personen die in België wettelijk gerechtigd zijn om de aan de boekhouder of boekhouder-fiscalist voorbehouden werkzaamheden uit te oefenen, zoals bedoeld in artikel 48 van de wet of personen zijn die in het buitenland een hoedanigheid bezitten die op grond van internationale verdragen of mits wederkerigheid als gelijkwaardig wordt erkend met die van boekhouder of boekhouder-fiscalist in België. Het lid van het Instituut moet steeds over een doorslaggevende stem beschikken bij de beslissingen van het bestuursorgaan. »

Art. 8.In artikel 9, 5°, van hetzelfde besluit worden volgende woorden toegevoegd aan het begin van de zin : « De meerderheid van ».

Art. 9.De Minister bevoegd voor Middenstand is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 30 september 2009.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van K.M.O.'s, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid, Mevr. S. LARUELLE

^