Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 30 oktober 2022
gepubliceerd op 26 januari 2023

Koninklijk besluit betreffende het te gebruiken materiaal bij de verkiezingen van de Kamer van volksvertegenwoordigers, het Europees Parlement of de Gemeenschaps- en Gewestparlementen

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2022034699
pub.
26/01/2023
prom.
30/10/2022
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

30 OKTOBER 2022. - Koninklijk besluit betreffende het te gebruiken materiaal bij de verkiezingen van de Kamer van volksvertegenwoordigers, het Europees Parlement of de Gemeenschaps- en Gewestparlementen


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Grondwet, artikel 108;

Gelet op het Kieswetboek, artikel 130, derde lid, artikel 147, derde tot vijfde lid, en artikel 159, zesde lid, gewijzigd bij de wetten van 6 januari 2014 en 19 april 2018;

Gelet op de wet van 12 januari 1989 tot regeling van de wijze waarop het Brussels Hoofdstedelijk Parlement en de Brusselse leden van het Vlaams Parlement verkozen worden, artikel 7, tweede lid, artikel 15, § 1, artikel 16, § 4, tweede en derde lid, en artikel 17, § 2, elfde lid, gewijzigd bij de wet van 21 mei 2018;

Gelet op de gewone wet van 16 juli 1993Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/07/1993 pub. 25/03/2016 numac 2016000195 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Gewone wet tot vervollediging van de federale staatsstructuur. - Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten tot vervollediging van de federale staatsstructuur, artikel 18, § 1, artikel 19, § 4, en artikel 20, § 2, elfde lid, gewijzigd bij de wet van 14 april 2009 ;

Gelet op de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europese Parlement, artikel 27, derde lid, artikel 29 en artikel 33, gewijzigd bij de wetten van 17 november 2016 en 19 april 2018;

Gelet op de wet van 6 juli 1990 tot regeling van de wijze waarop het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap wordt verkozen, artikel 31, § 1, artikel 37, derde tot vijfde lid, en artikel 41, § 2, vijfde lid, gewijzigd bij de wetten van 16 juli 1993 en 5 april 1995;

Gelet op het koninklijk besluit van 9 augustus 1894 betreffende de kiestoestellen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 mei 1963 en 16 juli 1976;

Gelet op het ministerieel besluit van 10 augustus 1894 betreffende de kiestoestellen voor de parlements-, provincieraads- en gemeenteraadsverkiezingen, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 13 mei 1963 en 6 mei 1980;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 22 februari 2022;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 9 mei 2022;

Gelet op het advies nr. 71.668/2 van de Raad van State, gegeven op 6 juli 2022, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat de bepalingen betreffende het materiaal dat wordt gebruikt bij de verkiezingen, materiaal dat thans bepaald wordt door het koninklijk besluit van 9 augustus 1894 betreffende het kiesmaterieel en door het ministerieel besluit van 10 augustus 1894 betreffende de kiestoestellen voor de parlements-, provincieraads- en gemeenteraadsverkiezingen, dienen te worden geactualiseerd;

Overwegende dat een goede organisatie van de verkiezingen met inachtneming van het beginsel van gelijkheid tussen alle kiezers veronderstelt dat algemene en abstracte bepalingen aangenomen moeten of kunnen worden om ervoor te zorgen dat het kiesmateriaal beantwoordt aan gemeenschappelijke normen die overal op identieke wijze van toepassing zijn.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Institutionele Hervormingen en Democratische vernieuwing, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - De stembus

Artikel 1.De stembussen die gebruikt worden in de stembureaus waar er gestemd wordt met behulp van papieren stembiljetten bij de verkiezingen van de Kamer van volksvertegenwoordigers, het Europees Parlement of de Gemeenschaps- en Gewestparlementen, moeten aan de volgende voorschriften voldoen: 1° de stembus moet een voldoende groot volume hebben om er de stembiljetten met de vereiste grootte in overeenstemming met de verkiezing in te steken, in functie van het aantal kiezers dat is ingeschreven in het stembureau;2° de stembus is uitgerust met een afsluitingssysteem waarmee kan worden gewaarborgd dat een stembiljet er niet zonder instemming van het stembureau kan worden uitgehaald;3° de stembus moet vervaardigd zijn uit materiaal dat toelaat een stembiljet in de stembus te steken zonder deze te beschadigen, maar wel moet zij verhinderen dat er een stembiljet kan worden uitgehaald zonder dat kennelijk blijkt dat de stembus werd geopend of beschadigd;4° de stembus bevat slechts één gleuf waarin de stembiljetten gestoken kunnen worden zonder ze te beschadigen;5° de stembus is niet doorzichtig.

Art. 2.Om de stembussen bij het houden van gelijktijdige verkiezingen, en naargelang het geval, te onderscheiden: - wordt op zichtbare wijze een witte markering aangebracht op de stembus voorbehouden voor de stemming voor de Kamer van volksvertegenwoordigers; - wordt op zichtbare wijze een blauwe markering aangebracht op de stembus voorbehouden voor de stemming voor het Europees Parlement; - wordt op zichtbare wijze een roze markering aangebracht op de stembus voorbehouden voor de stemming voor het Waals Parlement, het Vlaams Parlement of het Parlement van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en de Brusselse leden van het Vlaams Parlement; - wordt op zichtbare wijze een groene markering aangebracht op de stembus voorbehouden voor de stemming voor het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap. HOOFDSTUK 2. - De afzonderlijke omslagen bestemd voor het onderbrengen en vervoeren van de in de stembus gevonden stembiljetten

Art. 3.De omslagen bedoeld in de artikelen 130, derde lid, 147, derde tot vijfde lid, en 159, zesde lid, van het Kieswetboek, in de artikelen 7, tweede lid, 16, § 4, tweede en derde lid, en 17, § 2, elfde lid, van de wet van 12 januari 1989 tot regeling van de wijze waarop het Brussels Hoofdstedelijk Parlement en de Brusselse leden van het Vlaams Parlement verkozen worden, in de artikelen 19, § 4, en 20, § 2, elfde lid, van de gewone wet van 16 juli 1993Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/07/1993 pub. 25/03/2016 numac 2016000195 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Gewone wet tot vervollediging van de federale staatsstructuur. - Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten tot vervollediging van de federale staatsstructuur, in de artikelen 29 en 33 van de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europese Parlement, en in de artikelen 37, derde tot vijfde lid, en 41, § 2, vijfde lid, van de wet van 6 juli 1990 tot regeling van de wijze waarop het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap wordt verkozen, moeten aan de volgende voorschriften voldoen: 1° de omslag moet een voldoende groot volume hebben om er de stembiljetten met de vereiste grootte in overeenstemming met de verkiezing, in te steken;2° de omslag moet kunnen worden verzegeld;3° de omslag moet vervaardigd zijn uit sterk materiaal waardoor wordt verhinderd dat er een stembiljet kan worden uitgehaald zonder dat kennelijk blijkt dat de omslag werd beschadigd;4° op de omslag staat in goed zichtbare letters de vermelding van de verkiezing waarop de stembiljetten die erin moeten worden gestopt, betrekking heeft;deze vermelding is aangebracht op een achtergrond in dezelfde kleur als die van de stembiljetten voor de verkiezing.

De omslag kan, indien nodig, worden vervangen door een transportzak die voldoet aan de voorschriften zoals vermeld in het vorige lid. HOOFDSTUK 3. - De stemhokjes

Art. 4.§ 1. In elk stemlokaal zijn de stemhokjes zo ingericht en geplaatst dat elke kiezer buiten het gezichtsveld blijft en zonder tussenkomst of onderbreking zijn stem kan uitbrengen. § 2. De stemhokjes moeten aan de volgende voorschriften voldoen: 1° het stemhokje moet voldoende hoog zijn zodat de kiezers die zich in de aangrenzende stemhokjes bevinden, het stembiljet van hun buur niet kunnen zien;2° de plaat aan de binnenkant moet breed en stevig genoeg zijn zodat de kiezer zijn stembiljet erop kan leggen zonder het te moeten plooien;3° het stemhokje is uitgerust met een standaard potlood met rode punt dat via een ketting is vastgemaakt aan het stemhokje;die ketting moet lang genoeg zijn zodat een kiezer gemakkelijk zijn stem kan uitbrengen; 4° de schotten van het stemhokje mogen slechts de bij wet bepaalde affiches en vermeldingen bevatten;5° de stemhokjes waarin elektronische stemsystemen met papieren bewijsstuk zijn geplaatst, moeten openingen bevatten voor de voedingskabels van die systemen;die openingen mogen een andere kiezer geenszins in staat stellen om het kiesscherm aanwezig in het stemhokje te zien. § 3. De stemhokjes bevatten de volgende elementen: 1° een achterschot van 2,10m hoog;2° twee zijschotten van dezelfde hoogte;3° een plaat aan de binnenkant die als lessenaar dient;4° een roede, aan de ingang van het stemhokje, die is vastgemaakt aan de twee zijwanden, waar een gordijn aan kan worden opgehangen;5° een gordijn dat tot onder het niveau van de lessenaar reikt.Het gebruik van dit gordijn is facultatief als, ook al is de ingang van het stemhokje open gelaten, de configuratie van het stemhokje het onmogelijk maakt voor de andere kiezers om het stembiljet van de kiezer aanwezig in dit stemhokje te zien.

Art. 5.§ 1. In elk gebouw waarin meerdere stembureaus zijn ondergebracht, wordt ten minste één speciaal stemhokje voor kiezers met een handicap ingericht per vijf stembureaus. In de gebouwen waarin minder dan vijf stembureaus zijn ondergebracht wordt ten minste één speciaal stemhokje voor kiezers met een handicap ingericht. § 2. Het speciale stemhokje moet aan de volgende voorschriften voldoen: 1° voor het stemhokje moet een draaizone worden voorzien van 150 cm diameter;2° in het stemhokje wordt een manoevreerruimte, vrij van obstakels, van 150 cm diameter voorzien;3° voorzien zijn van een lessenaar waarvan de bovenkant van de plaat op een hoogte van 80 à 85 cm moet worden geplaatst, de onderkant van de plaat op een hoogte van 75 cm moet worden geplaatst en de plaat 60 cm diep moet zijn;4° Er kunnen horizontale steungrepen op de zijwanden worden voorzien (op 90cm hoogte);5° De ketting waarmee het standaard potlood met rode punt is vastgemaakt aan het stemhokje moet lang genoeg zijn om gemakkelijk met het potlood te kunnen werken, ook voor personen die klein zijn van gestalte of die zich in een rolstoel verplaatsen;6° afgesloten kunnen worden met een gordijn dat tot onder het niveau van de lessenaar reikt;het gebruik van dit gordijn is facultatief als, ook al is de ingang van het stemhokje open gelaten, de configuratie van het stemhokje het onmogelijk maakt voor de andere kiezers om het stembiljet van de kiezer aanwezig in dit stemhokje te zien. 7° in de nabijheid van het speciale stemhokje zal een stoel ter beschikking worden gesteld van kiezers met een beperking die geen rolstoel gebruiken; § 3. Het aangepaste stemhokje moet op het gelijkvloers worden geplaatst zodat kiezers die assistentie nodig hebben en die daar gebruik van wensen te maken, het stemhokje vlot kunnen bereiken. Alle niveauverschillen op het gelijkvloers zullen worden voorzien van een al dan niet voorlopig hellend vlak, waardoor een vlotte doorstroming wordt verzekerd waarbij de veiligheid van de voorbijgangers wordt gewaarborgd. § 4. Het speciale stemhokje kan in de onmiddellijke omgeving van het stembureau worden geplaatst. § 5. De kiezer die van dat speciale stemhokje gebruik wenst te maken, vraagt dit aan de voorzitter van het stembureau, die hem de stembiljetten overhandigt en een bijzitter of een getuige aanwijst om hem tot aan het speciale stemhokje te begeleiden.

Nadat de kiezer zijn stem heeft uitgebracht, steekt hij het dichtgevouwen stembiljet in de stembus en geeft de bijzitter aan deze kiezer zijn identiteitskaart en zijn afgestempelde oproepingsbrief terug.

Art. 6.Het koninklijk besluit van 9 augustus 1894 betreffende de kiestoestellen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 mei 1963 en 16 juli 1976 en het ministerieel besluit van 10 augustus 1894 betreffende de kiestoestellen voor de parlements-, provincieraads- en gemeenteraadsverkiezingen, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 13 mei 1963 en 6 mei 1980 worden opgeheven.

Art. 7.Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Institutionele Hervormingen en Democratische vernieuwing, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Ciergnon, 30 oktober 2022.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, Institutionele Hervormingen en Democratische vernieuwing, A. VERLINDEN

^