gepubliceerd op 06 december 1997
Koninklijk besluit betreffende het verlenen van uitsluitende vergunningen voor de exploratie en de exploitatie van koolwaterstoffen van het continentaal plat en in de territoriale zee
30 OKTOBER 1997. Koninklijk besluit betreffende het verlenen van uitsluitende vergunningen voor de exploratie en de exploitatie van koolwaterstoffen van het continentaal plat en in de territoriale zee
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wetten op de mijnen, de graverijen en de groeven, gecoördineerd op 15 september 1919, inzonderheid op artikel 76, gewijzigd bij de wet van 19 augustus 1948 en bij het besluit van de Regent van 23 augustus 1948;
Gelet op de wet van 12 april 1957 waarbij de Koning wordt gemachtigd maatregelen voor te schrijven ter bescherming van de biologische hulpbronnen van de zee, inzonderheid op artikel 1, gewijzigd bij de wet van 18 juli 1973;
Gelet op de wet van 13 juni 1969 inzake het continentaal plat van België, inzonderheid op artikel 3;
Gelet op de richtlijn 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruik maken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen;
Gelet op het koninklijk besluit nr. 83 van 28 november 1939 betreffende het opsporen en het ontginnen van bitumineuze gesteenten, petroleum en brandbare gassen, gewijzigd bij het besluit van de Regent van 23 augustus 1948, inzonderheid op artikel 6;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door de noodzaak om onverwijld reglementaire maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn voor de omzetting van de richtlijn 94/22/EG van 30 mei 1994 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruik maken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen, en om aldus te vermijden dat de Europese Commissie, nadat zij haar gemotiveerd advies van 5 mei 1997 tegen België heeft uitgebracht, de zaak aanhangig zou maken bij het Europees Hof van Justitie;
Op de voordracht van Onze Minister van Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I Indienen van de aanvragen tot toekenning van een vergunning
Artikel 1.De aanvragen voor een uitsluitende vergunning voor de exploratie en de exploitatie van koolwaterstoffen op het continentaal plat en in de territoriale zee worden gericht aan de Minister die de energie onder zijn bevoegdheid heeft, hierna "de Minister" genoemd.
De aanvraag wordt door de natuurlijke of rechtspersoon ingediend door middel van een verzoekschrift, in tien exemplaren.
Het vermeldt de aard van de stof die opgespoord en ontgonnen zal worden, alsook de geschatte hoeveelheden ontgonnen materie, en omvat : 1° De naam, voornaam, beroep, woonplaats en nationaliteit van de aanvrager;2° Als het een vennootschap is, de firmanaam, rechtsvorm, maatschappelijke zetel en statuten alsook de stukken tot staving van de volmachten van de ondertekenaars van de aanvraag. De volgende documenten dienen bij de aanvraag gevoegd te worden : 1° Een nota met de gegevens aan de hand waarvan de technische middelen van de aanvrager kunnen beoordeeld worden, met name : - de referenties, diploma's en beroepstitels van het voornaamste leidinggevend personneel van het bedrijf en in het bijzonder van het personeel dat zal worden belast met de uitvoering en het toezicht op de desbetreffende exploratie- en exploitatiewerkzaamheden; - een lijst met de exploratie- of exploitatiewerkzaamheden waaraan het bedrijf de afgelopen drie jaar heeft deelgenomen; hierbij dient een korte beschrijving gegeven te worden van de belangrijkste werkzaamheden; - een beschrijving van de technische middelen die zullen aangewend worden bij de uitvoering van de desbetreffende exploratie- en exploitatiewerkzaamheden. 2° Een nota met de gegevens aan de hand waarvan de financiële middelen van de aanvrager kunnen beoordeeld worden, met name : - de nodige bankverklaringen; - de drie laatste balansen en winst- en verliesrekeningen van het bedrijf.
Indien de aanvrager aannemelijk kan maken dat hij niet in staat is om deze documenten te verstrekken, kan hem worden toegestaan dat hij zijn financiële capaciteiten met andere geschikte documenten aantoont. 3° Een plan op schaal van 1/100 000, waarop de grenzen van de omtrek van het exploratie- en exploitatiegebied aangeduid zijn, evenals de grenzen van de naburige gebieden waarvoor al een vergunning verleend is.Dit plan vermeldt tevens waar de aanvrager voornemens is boringen en geologisch onderzoek te verrichten, alsook de diepte van de boringen. 4° Een nota met de beschrijving van de uit te voeren werken, van de aan te wenden procédés voor elk der stadia van de werkzaamheden alsook van de uitvoering ervan.5° Een tijdschema van alle voorgenomen activiteiten met eventueel de tijdvakken van de opeenvolgende producties in de exploitatie- velden.6° Een nota waarin uiteengezet wordt welke middelen zullen worden aangewend om de instandhouding van de visreserves te verzekeren en de vernieling van de kuit, het broedsel en het natuurlijk leefmilieu van de vis te beletten.7° Een nota waarin uitgelegd wordt welke middelen zullen aangewend worden om verontreiniging tegen te gaan. De Minister mag naar goedvinden bijkomende afschriften van alle of sommige stukken eisen.
Art. 2.De zones aangegeven in de bijlage bij het koninklijk besluit van 16 mei 1977 houdende maatregelen tot bescherming van de scheepvaart, de zeevisserij, het milieu en andere wezenlijke belangen bij de exploratie en exploitatie van minerale en andere niet-levende rijkdommen van de zeebedding en de ondergrond in de territoriale zee en op het continentaal plat zijn permanent beschikbaar voor het verlenen van vergunningen voor exploratie en exploitatie van koolwaterstoffen op het continentaal plat en in de territoriale zee. HOOFDSTUK II. - Behandeling van de vergunningsaanvragen
Art. 3.§ 1er. Door toedoen van de ambtenaren die in uitvoering van artikel 19, tweede lid van dit besluit worden aangewezen, hierna "de bevoegde ambtenaar" genoemd, wordt de aanvraag van een uitsluitende exploratie- en exploitatievergunning, binnen de tien dagen waarop zij is ingediend, in een daartoe bestemd register ingeschreven.
De inschrijving vermeldt de gegevens van het verzoekschrift en verwijst naar het dossier dat met betrekking tot de aanvraag wordt aangelegd.
Aan de aanvrager wordt kennis gegeven van de inschrijving.
De inschrijving en de aanvraag liggen ter inzage voor iedere belanghebbende. § 2. Geen enkele inschrijving heeft plaats zolang de aanvraag niet volledig is overeenkomstig de bepalingen van artikel 1. De bevoegde ambtenaar kan een termijn bepalen waarin de aanvraag op straffe van verval moet worden aangevuld.
Art. 4.De aanvraag wordt binnen de dertig dagen die op de in artikel 3 bedoelde inschrijving volgen, door toedoen van de bevoegde ambtenaar ter bekendmaking doorgestuurd naar het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.
De bekendmaking omvat de gegevens vermeld in het verzoekschrift en duidt de plaats aan waar van de aanvraag om vergunning ter inzage ligt. De kosten van bekendmaking zijn ten laste van de aanvrager.
Art. 5.Iedere belanghebbende mag een aanvraag tot mededinging indienen of verzet aantekenen tegen een in toepassing van artikel 1 ingediende aanvraag.
De aanvragen tot mededinging en de behoorlijk gemotiveerde verzetschriften moeten worden ingediend binnen negentig dagen na bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. Ze worden aan de Minister bij ter post aangetekende brief ter kennis gebracht en ingeschreven in het register van de vergunningsaanvragen overeenkomstig artikel 3.
De aanvragen tot mededinging en de bezwaarschriften worden door toedoen van de bevoegde ambtenaar aan de betrokkenen ter kennis gebracht. De aanvragen tot mededinging worden ingediend in dezelfde vorm zoals voorzien in artikel 1.
Indien de aanvragen tot mededinging de in de oorspronkelijke aanvraag vermelde oppervlakten overschrijden, heeft het nieuw onderzoek enkel betrekking op de oppervlakten die vallen buiten de oorspronkelijk gevraagde oppervlakten.
Art. 6.Een exemplaar van het verzoekschrift, alsook van de daaropvolgende aanvragen tot mededinging en van de bezwaarschriften worden binnen de dertig dagen na het verstrijken van de termijn die voor het indienen van de aanvragen tot mededinging en van het verzet gesteld is, door toedoen van de bevoegde ambtenaar, voor advies toegezonden aan de Ministers die Buitenlandse Zaken, Verkeerswezen, Landbouw, Volksgezondheid en Landsverdediging in hun bevoegdheid hebben.
Ten laatste dertig dagen na ontvangst van dit dossier brengen de geraadpleegde Ministers advies uit. Bij gebrek aan antwoord binnen deze termijn wordt hun antwoord gunstig geacht.
Art. 7.Binnen de dertig dagen die volgen op het uitbrengen van het advies gegeven krachtens artikel 6 stelt de bevoegde ambtenaar een verslag op voor de Minister. Dit verslag omvat meer bepaald alle elementen die de beoordeling toelaten van de technische en financiële middelen van de aanvrager en eventueel van de aanvrager of aanvragers tot mededinging. Dit verslag omvat tevens elementen die de beoordeling toelaten van het verzet dat werd aangetekend.
Art. 8.Indien verscheidene aanvragen tot mededinging betrekking hebben op zo goed als dezelfde exploratie- en exploitatiezones en evenwaardige technische en financiële middelen voorleggen, wordt naast de in artikel 1 bedoelde criteria, rekening gehouden met de volgende gegevens : - de milieuvriendelijkheid van de technieken en het behoud van de natuur; - de tewerkstelling; - het economisch belang.
Bij een aanvraag om een uitsluitende vergunning voor exploratie en exploitatie wordt nagegaan of de aanvrager in het verleden de hem bij de toekenning van vergunningen opgelegde voorwaarden heeft nageleefd.
Art. 9.Na advies van de administratieve sectie van de Raad van State, wordt de uitsluitende exploratie- en exploitatievergunning verleend of geweigerd door Ons.
In het belang van het planmatig beheer van de koolwaterstofvoorraden en de milieubescherming kunnen in het toekenningsbesluit tevens productiequota worden opgelegd inzake de ontginning van de koolwaterstoffen.
Art. 10.Het besluit inzake het verlenen of weigeren van een uitsluitende vergunning voor de exploratie en de exploitatie wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt en aan de aanvrager bij aangetekend schrijven ter kennis gebracht.
Art. 11.De algemene voorwaarden betreffende het uitvoeren of het stopzetten van de activiteit, die van toepassing zijn voor elk type exploratie- en exploitatievergunning, worden gedefinieerd overeenkomstig de bepalingen van bovenvermeld koninklijk besluit van 6 januari 1997 betreffende minimumvoorschriften ter verbetering van de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van werknemers in de winningsindustrieën die delfstoffen winnen met behulp van boringen. HOOFDSTUK III. - Verplichtingen van de vergunninghouders
Art. 12.Alle houders van een uitsluitende exploratie- of exploitatievergunning zijn verplicht : 1° indien de vergunning is toegekend aan een vennootschap waarvan de statuten aanzienlijk zijn gewijzigd, de Minister in kennis te stellen van de wijzigingen die zijn aangebracht aan de statuten die als bijlage bij de vergunning aanvraag zijn toegevoegd en hem een afschrift over te maken van het proces-verbaal van de buitengewone algemene vergadering die daartoe heeft beslist;2° de Minister vooraf in kennis te stellen van ieder voornemen om een personenverandering door te voeren waardoor, wegens een nieuwe verdeling van de vennootschapsaandelen of ieder ander middel, een wijziging tot stand zou komen van het toezicht op de vennootschap of alle of een gedeelte van de rechten die voortvloeien uit het bezit van de vergunning aan een derde zouden worden overgedragen;dit voornemen niet uit te voeren voor het verstrijken van een termijn van zestig dagen gedurende dewelke de Minister de titularis ter kennis kan brengen dat deze verrichting incompatibel zou zijn met het behoud van de vergunning; 3° de Minister in kennis te stellen van iedere aanzienlijke wijziging waardoor de technische en financiële middelen zouden veranderen op basis waarvan de vergunning werd toegekend;4° de exploratie- of exploitatiewerkzaamheden te starten binnen een termijn van twee jaar te rekenen vanaf de kennisgeving van de vergunning;5° de aangevangen exploratiewerkzaamheden regelmatig voort te zetten tot de effectieve exploitatie van het veld;6° zonder wettige reden gedurende meer dan twee jaar de exploitatie niet stop te zetten. HOOFDSTUK IV Verlenging, uitbreiding en afstand van de vergunning
Art. 13.De uitsluitende exploratie- en exploitatievergunning wordt slechts toegekend voor een bepaalde tijd die beperkt is tot ten hoogste dertig jaar.
Art. 14.De aanvraag tot verlenging van de geldigheid van de vergunning wordt bij een ter post aangetekend schrijven gericht aan de Minister, ten minste twee jaar voor het verstrijken van de geldigheidsperiode.
De aanvraag tot verlenging geeft geen aanleiding tot het in concurrentie stellen.
Indien de aanvrager niet voldoet aan alle verplichtingen en voorwaarden die hem zijn opgelegd, brengt de bevoegde ambtenaar hem bij een ter post aangetekend schrijven in kennis van de bezwaren die er zijn tegen zijn aanvraag, binnen een termijn van zestig dagen na ontvangst ervan. De aanvrager beschikt over een termijn van dertig dagen om daarop te antwoorden.
Over de aanvraag tot verlenging wordt beslist door Ons.
Art. 15.Voor de aanvraag tot uitbreiding van het gebied van de vergunning alsook voor de aanvragen om verkoop, gehele of gedeeltelijke afstand, verdeling, verhuring en verpachting van de door de vergunning verleende rechten, gelden dezelfde voorschriften als voor de aanvragen om vergunning. HOOFDSTUK V. - Intrekking en verzaking van de vergunning
Art. 16.De rechten die verbonden zijn met een uitsluitende exploratie- en exploitatievergunning eindigen door de intrekking van deze titel wegens verval of verzaking van de titularis.
Art. 17.De intrekking wegens verval van de vergunning wordt uitgesproken door Ons ingeval de voorgeschreven verplichtingen en voorwaarden niet worden nageleefd.
De bevoegde ambtenaar stuurt de vergunningshouder bij een ter post aangetekend schrijven een ingebrekestelling waarin hij een termijn van niet minder dan zestig dagen bepaalt om hetzij aan zijn verplichtingen en voorwaarden inzake exploratie en exploitatie te voldoen, hetzij uitleg te verschaffen.
Bij het verstrijken van de door de bevoegde ambtenaar toegekende termijn, maakt deze het dossier samen met zijn voorstellen over aan de Minister.
Art. 18.De aanvraag om verzaking van de vergunning wordt gericht aan de Minister.
De aanvaarding van een verzaking is desgevallend afhankelijk van de uitvoering van de nodige maatregelen om de openbare veiligheid te waarborgen en het milieu te beschermen. Onder dit voorbehoud is de aanvaarding terecht bij een totale verzaking.
De aanvaarding van de verzaking wordt uitgesproken door Ons. HOOFDSTUK VI. - Diverse bepalingen
Art. 19.Het toezicht, de vaststelling en de bestraffing van de inbreuken gebeuren overeenkomstig het koninklijk besluit nr. 83 van 28 november 1939 betreffende het opsporen en het ontginnen van bitumineuze gesteenten, petroleum en brandbare gassen, gewijzigd bij het besluit van de Regent van 23 augustus 1948.
De Minister duidt de ambtenaren aan die belast worden met de naleving en de uitvoering van de bepalingen van dit besluit.
Art. 20.Het koninklijk besluit van 7 april 1953 houdende regeling van de vorm en van de wijze van onderzoek der aanvragen tot het bekomen van een uitsluitende vergunning tot het opsporen of ontginnen van petroleum en brandbare gassen, wordt opgeheven voor zover het betrekking heeft op de exploratie en de exploitatie van koolwaterstoffen van het continentaal plat en in de territoriale zee.
Art. 21.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 22.Onze Minister tot wiens bevoegheid de Economische Zaken behoren, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 30 oktober 1997.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, E. DI RUPO