gepubliceerd op 25 januari 2002
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 januari 1987 betreffende de toekenning van een bijzondere vergoeding in geval van opzettelijke gewelddaden tegen leden van de politie- en hulpdiensten en tegen derden die hulp verlenen aan een slachtoffer van een opzettelijke gewelddaad
30 NOVEMBER 2001. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 januari 1987 betreffende de toekenning van een bijzondere vergoeding in geval van opzettelijke gewelddaden tegen leden van de politie- en hulpdiensten en tegen derden die hulp verlenen aan een slachtoffer van een opzettelijke gewelddaad
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen, inzonderheid op artikel 42, gewijzigd bij de wetten van 18 februari 1997 en 27 december 2000;
Gelet op het koninklijk besluit van 23 januari 1987 betreffende de toekenning van een bijzondere vergoeding in geval van opzettelijke gewelddaden tegen leden van de politie- en hulpdiensten en tegen derden die hulp verlenen aan een slachtoffer van een opzettelijke gewelddaad, inzonderheid op artikel 1, 4°;
Gelet op het protocol nr. 37 van 2 februari 2001 van het onderhandelingscomité voor de politiediensten;
Gelet op het advies van de adviesraad van burgemeesters, gegeven op 28 mei 2001;
Gelet op het advies van de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 1, 4°, van het koninklijk besluit van 23 januari 1987 betreffende de toekenning van een bijzondere vergoeding in geval van opzettelijke gewelddaden tegen leden van de politie- en hulpdiensten en tegen derden die hulp verlenen aan een slachtoffer van een opzettelijke gewelddaad wordt vervangen als volgt : « 4° de bevoegde minister : a) de Minister van Landsverdediging voor de personen bedoeld in artikel 42, § 2, 4°, van de wet;b) de Minister van Binnenlandse Zaken voor de personeelsleden bedoeld in artikel 42, § 2, 1°, 6° en 7° van de wet;c) de Minister van Justitie voor de personen bedoeld in artikel 42, § 2, 3° en 8° en in artikel 42, § 4, van de wet.»
Art. 2.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 2001.
Art. 3.Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 30 november 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN