gepubliceerd op 22 oktober 1997
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 oktober 1994, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs, betreffende de classificatie en de loonvoorwaarden
30 MEI 1997. Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 oktober 1994, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs, betreffende de classificatie en de loonvoorwaarden (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 11 oktober 1994, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs, betreffende de classificatie en de loonvoorwaarden.
Art. 2.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 30 mei 1997.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Bijlage Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs Collectieve arbeidsovereenkomst van 11 oktober 1994 Classificatie en loonvoorwaarden (Overeenkomst geregistreerd op 9 november 1994 onder het nummer 36705/CO/225) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werknemers en de werkgevers van de internaten van het vrij onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap die ressorteren onder het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs.
Onder werknemers wordt verstaan het mannelijk en vrouwelijk bediendenpersoneel : de studiemeesters-opvoeders internaat. HOOFDSTUK II. - Algemeenheden
Art. 2.De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst stellen de algemene regelen vast die van toepassing zijn op de voornoemde werkgevers en werknemers. Zij beogen de minimumlonen te bepalen voor de functie van studiemeester-opvoeder internaat.
Aan de partijen wordt echter de vrijheid gelaten gunstiger voorwaarden overeen te komen, ondermeer rekening houdend met de bijzondere bekwaamheid en de persoonlijke verdiensten van de betrokken werknemers.
De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst doen geen afbreuk aan de bepalingen die voor de werknemers gunstiger zijn, daar waar dergelijke toestand bestaat. HOOFDSTUK III. - Classificatie, barema's en weddeschalen
Art. 3.De classificatie van de studiemeesters-opvoeders werkzaam in het internaat is de volgende : - studiemeester-opvoeder internaat houder van een diploma van hoger secundair onderwijs. Daaraan beantwoordt het door de Franse Gemeenschap vastgestelde barema code 122. - studiemeester-opvoeder internaat houder van een diploma van hoger onderwijs (pedagogisch, sociaal en andere...). Daaraan beantwoordt het door de Franse Gemeenschap vastgestelde barema code 358.
Art. 4.De weddeschalen van de studiemeester-opvoeder internaat volgen de evolutie van de weddeschalen studiemeester-opvoeder externaat. - Barema code 122 - minimumleeftijd : 20 jaar minimumjaarwedde à 100 pct. : 515.100 F maximumjaarwedde à 100 pct. : 848.676 F 3 1-jaarlijkse verhogingen van : 12.223 F 9 2-jaarlijkse verhogingen van : 22.703 F 4 2-jaarlijkse verhogingen van : 23.145 F - Barema code 358 - minimumleeftijd : 22 jaar minimumjaarwedde à 100 pct. : 608.131 F maximumjaarwedde à 100 pct. : 1.021.914 F 3 1-jaarlijkse verhogingen van : 20.956 F 2 2-jaarlijkse verhogingen van : 28.813 F 1 2-jaarlijkse verhoging van : 28.833 F 9 2-jaarlijkse verhogingen van : 29.384 F
Art. 5.Betalingswijze Deze weddeschalen worden omgerekend naar een betalingsregime van bedienden dit wil zeggen met als eindejaarspremie een volledige 13de maand en als dubbelvakantiegeld 85 pct. van een geïndexeerde bruto maandwedde.
Art. 6.Omrekening De omrekening van de barema's code 122 en code 358 geschiedt, rekening houdend met de verworven weddeanciënniteit volgens de volgende formule : Me x 12 x 1,035 + x + y/13,85 = Mi waarin Me = de geïndexeerde brutomaandwedde van de studiemeester-opvoeder externaat (met inbegrip van haard- of standplaatsvergoeding). 1,035 = 1 pct. van de geïndexeerde brutojaarwedde (met inbegrip van haard- of standplaatsvergoeding) van de studiemeester-opvoeder externaat berekend op de maand maart, als variabel gedeelte van het vakantiegeld. + 2,5 pct. van de geïndexeerde brutojaarwedde (met inbegrip van haard- of standplaatsvergoeding) van de studiemeester-opvoeder externaat berekend op de maand december, als variabel gedeelte van de sociale programmatie (eindejaarspremie). x = vast gedeelte van het vakantiegeld voor onderwijspersoneel. y = vast gedeelte van de sociale programmatie voor onderwijspersoneel. 13,85 = 12 maanden effectief + 13e maand + 85 pct. van brutomaandwedde = vakantiegeld.
Mi = geïndexeerde brutomaandwedde van de studiemeester-opvoeder internaat (met inbegrip, naargelang het geval van de haardtoelage of de standplaatstoelage).
Art. 7.§ 1. De studiemeesters-opvoeders verwerven anciënniteit in de bij artikel 4 en 5 van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst bepaalde weddeschalen : - verder geldelijke anciënniteit genoemd - vanaf de in artikel 3 bepaalde minimumleeftijd ingevolge : a) Overname van de geldelijke anciënniteit verworven bij de vorige werkgevers en tot een beloop van maximum 10 jaar;b) Effektieve prestaties en/of gelijkgestelde inaktiviteitsperiodes bij de actuele werkgever. § 2. Voor de overname van de geldelijke anciënniteit verworven bij de vorige werkgevers wordt geen onderscheid gemaakt tussen deeltijdse en voltijdse tewerkstelling. § 3. De inaktiviteitsperiodes bedoeld bij § 1 van onderhavig artikel zijn : a) De gelijkgestelde arbeidsprestaties zoals voorzien in de artikelen 16 en 41 van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie der loonarbeiders;b) De rustdagen, het kort verzuim, alsook de compensatierustdagen ingevolge de arbeidsduurregeling, voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 1994 voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs;c) De periodes van loopbaanonderbreking, verlof om dwingende familiale redenen en conventionele schorsing van de arbeidsovereenkomst. § 4. Er is telkens één jaar bijkomende geldelijke anciënniteit verworven, de 1ste van de maand die volgt op elke nieuwe periode van twaalf maanden opgetelde geldelijke anciënniteit. HOOFDSTUK IV. - Eindejaarspremie
Art. 8.§ 1. De in artikel 1 bedoelde werknemers ontvangen jaarlijks een eindejaarspremie volgens de modaliteiten welke in deze collectieve arbeidsovereenkomst worden bepaald. § 2. Deze eindejaarspremie is gelijk aan de maandwedde van december voor zover : a) Er werkelijke, of daarmee gelijkgestelde arbeidsprestaties, werden geleverd tijdens de gehele referteperiode die loopt van 1 januari tot 31 december van het betrokken jaar;b) De contractuele arbeidsduur tijdens genoemde referteperiode gelijk is gebleven. § 3. In geval van onvolledige referteperiode geeft iedere gepresteerde - of daarmee gelijkgestelde maand tijdens de referentieperiode recht op één twaalfde van de in § 2 bepaalde eindejaarspremie.
Als "volledige maandprestatie" wordt beschouwd elke arbeidsprestatie begonnen vóór de 16de van de maand of beëindigd na de 15de van de maand. § 4. In geval de contractuele arbeidsduur tijdens de referteperiode of de onvolledige referteperiode niet gelijk is gebleven wordt de in § 2 en § 3 bepaalde eindejaarspremie vermenigvuldigd met een breuk waarvan de noemer gelijk is aan de contractuele arbeidsduur van december en de teller gelijk is aan het maandelijks rekenkundig gemiddelde van de contractuele arbeidsduur gepresteerd tijdens de gehele referteperiode of de onvolledige referteperiode. § 5. De gelijkgestelde arbeidsprestaties zijn deze zoals voorzien in de artikelen 16, 18, 19, 41 en 43 van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie der loonarbeiders, alsook de compensatierustdagen ingevolge de arbeidsduurregeling vermeld in hoofdstuk II van de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 1994, voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs. § 6. In geval van uitdiensttreding in de loop van de referteperiode blijven alle voorgaande regelen van toepassing; enkel de berekeningsbasis wordt dan de maandwedde van de maand tijdens dewelke men uit dienst treedt.
Art. 9.Deze eindejaarspremie wordt in éénmaal uitbetaald in de loop van de maand december van het betrokken jaar; zelfs als de gerechtigde zich op dat ogenblik in een periode van schorsing van de arbeidsovereenkomst bevindt. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 10.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 oktober 1994. Zij is gesloten voor een onbepaalde tijd en mag, geheel of gedeeltelijk, worden opgezegd door elk der partijen, mits een opzeggingstermijn van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekend schrijven aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 30 mei 1997.
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld