Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 30 april 2001
gepubliceerd op 28 augustus 2001

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf, betreffende de wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 april 1979 houdende coördinatie van de statuten van het "Sociaal Waarborgfonds voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf"

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2001012387
pub.
28/08/2001
prom.
30/04/2001
ELI
eli/besluit/2001/04/30/2001012387/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

30 APRIL 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf, betreffende de wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 april 1979 houdende coördinatie van de statuten van het "Sociaal Waarborgfonds voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf" (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 april 1979, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf, houdende coördinatie van de statuten van het "Sociaal Waarborgfonds voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf", algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 11 december 1979, inzonderheid op artikel 6 van de statuten, gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 oktober 1994, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 6 juni 1997 en op de artikelen 3, 13, §§ 3 en 4, en 14 van de statuten, gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 november 1997, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 26 april 1999;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf, betreffende de wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 april 1979 houdende coördinatie van de statuten van het "Sociaal Waarborgfonds voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf".

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 30 april 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Koninklijk besluit van 6 juni 1997, Belgisch Staatsblad van 11 september 1997.

Koninklijk besluit van 26 april 1999, Belgisch Staatsblad van 25 december 1999.

Bijlage Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1999 Wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 april 1979 houdende de statuten van het "Sociaal Waarborgfonds voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf" (Overeenkomst geregistreerd op 13 augustus 1999 onder het nummer 51908/CO/215)

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de bedienden van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf ressorteren.

Art. 2.In artikel 3 van de statuten, vastgesteld bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 april 1979, gesloten in het Paritair Comité van het kleding- en confectiebedrijf, houdende coördinatie van de statuten van het "Sociaal Waarborgfonds voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf", algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 11 december 1979, gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomsten van 27 september 1995 en 21 november 1997 worden de derde en achtste doelstellingen vervangen door de volgende bepalingen : «

Art. 3.3° het verrichten van de betaling van de aanvullende vergoeding in het raam van het conventioneel brugpensioen voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 juni 1999 evenals van de bijzondere werkgeversbijdragen, bepaald bij artikel 268 van de programmawet van 22 december 1989 en bij artikel 141 van de wet van 29 december 1990 houdende de sociale bepalingen. 8° de uitkering van de bijdrage betaald overeenkomstig artikel 13, § 4 van deze statuten, ter financiering van het "Instituut voor Vorming en Onderzoek in de Confectie" en ter uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 juni 1999 betreffende vorming en tewerkstelling.» .

Art. 3.Artikel 6 van dezelfde statuten wordt gewijzigd als volgt : «

Art. 6.§ 1. De in artikel 5 bedoelde bedienden, die lid zijn van een van de representatieve interprofessionele werknemersorganisaties die op nationaal niveau zijn vertegenwoordigd, hebben recht op de bij artikel 7 vastgestelde aanvullende sociale uitkering voor zover zij op cumulatieve wijze de hierna onder a), vermelde voorwaarden en de beide onder b), opgesomde voorwaarden vervullen : a) in één van de ondernemingen bedoeld in artikel 5 zijn tewerkgesteld op 30 september;b) 1° op 30 september sinds tenminste zes maanden zijn aangesloten bij één van de representatieve interprofessionele werknemersorganisaties die op nationaal niveau zijn vertegenwoordigd;2° van dit recht niet zijn uitgesloten ingevolge een verstoring van de sociale vrede.Deze uitsluiting wordt vastgesteld door een beperkt comité dat daartoe is aangesteld in de schoot van het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf. § 2. De in § 1 bedoelde bedienden die worden gepensioneerd tussen 1 oktober van een jaar waarvoor zij de voorwaarden van toekenning van de aanvullende sociale uitkering vervullen en 1 oktober van het volgend jaar, genieten eveneens de uitkering met betrekking tot dit laatste jaar. § 3. Hebben eveneens recht op de aanvullende sociale uitkering, de in § 1 bedoelde bedienden die lid zijn van de representatieve interprofessionele werknemersorganisaties die op nationaal niveau zijn vertegenwoordigd, die in één of meerdere kleding- en confectiebedrijven tewerkgesteld zijn geweest tot na 30 september van een bepaald jaar en die volledig en ononderbroken werkloos zijn gebleven tot 30 september van het eerstvolgende jaar. § 4. Hebben eveneens recht op de aanvullende sociale uitkering, de in § 1 bedoelde bedienden die lid zijn van de representatieve interprofessionele werknemersorganisaties die op nationaal niveau zijn vertegenwoordigd, die in één of meerdere kleding- en confectiebedrijven tewerkgesteld zijn geweest tot na 30 september van een bepaald jaar en die volledig en ononderbroken werkloos zijn gebleven tot 30 september van één van de twee volgende jaren na 30 september van het eerstvolgende jaar werkloosheid, bedoeld in § 3 van dit artikel. § 5. De uitkering aan deze rechthebbenden tijdens een ononderbroken werkloosheidsperiode kan slechts worden opgevorderd indien zij, op het ogenblik van het indienen van de aanvraag tot uitkering van de aanvullende sociale uitkering, bij het uitbetalend organisme van hun keuze en ten behoeve van het fonds : - een attest inleveren, uitgaande van de werkgever van de kleding- en confectiesector die hen het laatst tewerkstelde en waaruit de datum van het ontslag blijkt; - een bewijs van ononderbroken werkloosheid voorleggen, uitgaande van het betaalorganisme van de wettelijke werkloosheidsvergoeding. »

Art. 4.Artikel 13, § 3 en § 4 van dezelfde statuten wordt gewijzigd als volgt : «

Art. 13.§ 3. Ter uitvoering van artikel 3, 4° van deze statuten maakt het fonds, onmiddellijk na ontvangst van de in § 1 van dit artikel bedoelde bijdragen, aan het "Fonds voor Bestaanszekerheid voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf" een als volgt vastgesteld bedrag over : - van 1 januari 1999 tot 31 december 1999 : 1,59 pct. van de in § 1 van dit artikel bedoelde bijdragen; - van 1 januari 2000 tot 31 december 2001 : 1,20 pct. van de in § 1 van dit artikel bedoelde bijdragen. § 4. Ter uitvoering van artikel 3, 8° van deze statuten maakt het fonds, onmiddellijk na ontvangst van de in § 1 van dit artikel bedoelde bijdragen, aan het "Instituut voor Vorming en Onderzoek in de Confectie (IVOC)" een als volgt vastgesteld bedrag over : - van 1 januari 1999 tot 31 december 1999 : 15,87 pct. van de in § 1 van dit artikel bedoelde bijdragen; - van 1 januari 2000 tot 31 december 2001 : 36,14 pct. van de in § 1 van dit artikel bedoelde bijdragen. »

Art. 5.Artikel 14 van dezelfde statuten wordt gewijzigd als volgt : «

Art. 14.§ 1. Van 1 januari 1999 tot 31 december 1999 worden de werkgeversbijdragen bepaald op 0,63 pct. van de brutolonen van de bedienden. § 2. Van 1 januari 2000 tot 31 december 2001 worden de werkgeversbijdragen bepaald op 0,83 pct. van de brutolonen van de bedienden. »

Art. 6.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2001.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 30 april 2001.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^