Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 30 april 2001
gepubliceerd op 27 juni 2001

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 juli 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden uit de kleinhandel in voedingswaren, betreffende de waarborg van een gemiddeld minimummaandinkomen

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2001012361
pub.
27/06/2001
prom.
30/04/2001
ELI
eli/besluit/2001/04/30/2001012361/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

30 APRIL 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 juli 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden uit de kleinhandel in voedingswaren, betreffende de waarborg van een gemiddeld minimummaandinkomen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bedienden uit de kleinhandel in voedingswaren;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 6 juli 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden uit de kleinhandel in voedingswaren, betreffende de waarborg van een gemiddeld minimum maandinkomen.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 30 april 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de bedienden uit de kleinhandel in voedingswaren Collectieve arbeidsovereenkomst van 6 juli 1999 Waarborg van een gemiddeld minimummaandinkomen (Overeenkomst geregistreerd op 2 december 1999 onder het nummer 53129/CO/202) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de bedienden en de werkgevers van de ondernemingen van het Paritair Comité voor de bedienden uit de kleinhandel in voedingswaren, groep C. Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder "bedienden" verstaan het mannelijk en vrouwelijk bediendenpersoneel.

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is niet van toepassing : a) op de bedienden die gewoonlijk zijn tewerkgesteld gedurende een periode welke minder dan een kalendermaand bedraagt;b) op de personen die zijn tewerkgesteld in een familieonderneming waar gewoonlijk alleen bloedverwanten, aanverwanten of pleegkinderen arbeid verrichten onder het uitsluitend gezag van de vader, de moeder of de voogd.

Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst betreffende het gewaarborgd minimummaandinkomen van 14 februari 1994 algemeen verbindend verklaard door het koninklijk besluit van 29 juni 1995 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 19 septemer 1995, zoals deze werd afgesloten in het Paritair Comité voor de zelfstandige kleinhandel en nadien werd overgenomen door het Paritair Comité voor de bedienden in de kleinhandel in voedingswaren, groep C door de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 juni en 5 september 1994, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 20 januari 1995. HOOFDSTUK II. - Beginselen

Art. 4.Een gemiddeld minimum maandinkomen van 43 371 BEF wordt gewaarborgd aan de bedienden van 21 jaar of ouder die normale voltijdse arbeidsprestaties leveren.

Op 1 oktober 2001 wordt dit gemiddeld minimummaandinkomen verhoogd met 500 BEF.

Art. 5.Een gemiddeld minimummaandinkomen van 44 589 BEF wordt gewaarborgd aan de bedienden van 21 jaar of ouder, die normale arbeidsprestaties leveren en zes maanden anciënniteit hebben in de onderneming.

Een gemiddeld minimum maandinkomen van 45 968 BEF wordt gewaarborgd aan de bedienden van 22 jaar of ouder, die normale voltijdse arbeidsprestaties leveren en twaalf maanden anciënniteit hebben in de onderneming.

Op 1 oktober 2001 worden deze twee bovengemelde gemiddelde minimummaandinkomen verhoogd met 500 BEF.

Art. 6.De bedienden van minder dan eenentwintig jaar, die normale voltijdse arbeidsprestaties leveren, hebben recht op een gemiddeld minimummaandinkomen dat gelijk is aan navolgende percentages van het gewaarborgd inkomen bepaald bij de artikelen 4 en 5 : a) op 20 jaar : 94 pct.; b) op 19 jaar : 88 pct.; c) op 18 jaar : 82 pct.; d) op 17 jaar : 76 pct.; e) op 16 jaar en minder : 70 pct.

Art. 7.Onder normale voltijdse arbeidsprestaties wordt verstaan de werkelijke geleverde arbeid, ten belope van de wekelijkse arbeidsduur, zoals deze is vastgesteld bij artikel 19 van de arbeidswet van 16 maart 1971, gewijzigd bij de wet van 20 juli 1978.

Art. 8.Voor het bediendenpersoneel dat met onvolledige dienstbetrekking is tewerkgesteld, wordt het gewaarborgd gemiddeld minimummaandinkomen, bepaald in de artikelen 4, 5 en 6, berekend naar rata van de duur van de maandelijkse arbeidsprestatie.

Art. 9.Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder "gemiddeld minimummaandinkomen" verstaan : - het maandloon dat is gewaarborgd door de loonschalen welke zijn vastgesteld door het paritair comité, de ondernemingsovereenkomsten of de individuele arbeidsovereenkomsten voor bedienden. In het maandloon moet zowel het vaste als het veranderlijke gedeelte worden begrepen; - de tegenwaarde per maand van de premies en andere voordelen, eventueel in natura betaald, welke worden toegekend krachtens collectieve arbeidsovereenkomsten, ondernemingsovereenkomsten, individuele arbeidsovereenkomsten voor bedienden of de gebruiken.

Art. 10.Worden evenwel uitgesloten voor de bepaling van het gemiddeld minimummaandinkomen : 1) de aanvullingen voor overwerk bepaald door artikel 29, § 1 van de Arbeidswet van 16 maart 1971, gewijzigd bij de wet van 20 juli 1978;2) de voordelen welke worden bedoeld in de bepalingen van artikel 19, § 2 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;3) de premies of vergoedingen welke worden uitgekeerd wegens werkelijke door de bedienden gedragen kosten;4) de wettelijke en aanvullende sociale prestaties die worden toegekend naar aanleiding van schorsingsperiodes van de arbeidsovereenkomst zoals : ziekteuitkeringen, werkloosheidsuitkeringen bij gedeeltelijke werkloosheid, enkel en dubbel vakantiegeld. HOOFDSTUK III. - Toepassingsmodaliteiten

Art. 11.§ 1. Op het ogenblik van de betaling van de premie voorzien in hoofdstuk V van de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 juli 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden uit kleinhandel in voedingswaren (Groep C), tot vaststelling van de arbeids- en loonvoorwaarden, wordt een afrekening opgemaakt van de betaalde maandlonen alsook van de andere toegekende voordelen waarvan sprake in artikel 9 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, gedurende de voorafgaande twaalf maanden of het effectief gepresteerde gedeelte van deze twaalf maanden. § 2. Wanneer de afrekening waarvan sprake in § 1 lager is dan het totaal van de maandbedragen van het gemiddeld minimummaandinkomen dat wordt gewaarborgd door deze collectieve arbeidsovereenkomst voor de periode waarvoor de afrekening vermeld in § 1 werd opgemaakt, wordt het verschil als complement betaald op het ogenblik van de betaling van de premie waarvan sprake in hoofdstuk V van de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 juli 1999, vermeld onder § 1. § 3. In geval van beëindiging van de arbeidsovereenkomst vóór de in dit artikel voorziene datum wordt de gebeurlijke aanpassing gedaan op het ogenblik zelf van de beëindiging.

Art. 12.Voor de bedienden die volledig of gedeeltelijk met een veranderlijk loon worden betaald, wordt het gemiddeld minimum maandinkomen berekend op basis van het gemiddelde van de maandinkomens van de laatste twaalf maanden of het effectief gepresteerde gedeelte van deze twaalf maanden.

Voor de bepalingen van het gemiddeld minimum maandinkomen wordt geen rekening gehouden met onvolledige werkmaanden. HOOFDSTUK IV. - Koppeling aan het indexcijfer der consumptieprijzen

Art. 13.Het bedrag van het gemiddeld minimum maandinkomen vastgesteld in de artikelen 4 en 5 staat tegenover het referte-indexcijfer 102,10, spil van de stabilisatieschijf 110,10 - 104,14.

Mits inachtname van de beschikkingen van het koninklijk besluit nr. 156 tot wijziging van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare Schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmede rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld en het koninklijk besluit nr. 180 van 30 december 1982 houdende bepaalde maatregelen inzake loonmatiging, is het gemiddeld minimummaandinkomen gekoppeld aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen, overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk IV van de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 juli 1999, vermeld in artikel 11, § 1. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 14.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1999 en is gesloten voor een onbepaalde tijd.

Art. 15.Zij mag slechts worden opgezegd door een van de ondertekende partijen en zulks mits een opzegging van drie maanden welke worden betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de bedienden uit de kleinhandel in voedingswaren (groep C) en aan de ondertekenende organisaties van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 16.Deze opzegging neemt een aanvang op de eerste dag van de maand welke volgt op deze waarin zij wordt betekend.

Art. 17.De organisatie welke het initiatief neemt van de opzegging moet de redenen ervan opgeven en gelijktijdig opbouwende voorstellen neerleggen welke door de andere organisaties in het paritair comité moeten worden besproken binnen een termijn van een maand na hun ontvangst.

Art. 18.Bij ontstentenis van een akkoord vóór het verstrijken van de opzeggingstermijn blijven de voordelen en verplichtingen welke voortvloeien uit deze collectieve arbeidsovereenkomst hun uitwerking hebben ten overstaan van de werkgevers en bedienden die zijn bedoeld in artikel 1, tot op het ogenblik dat een nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst met een maximumtermijn van twaalf maanden, te rekenen vanaf het verstrijken van de opzeggingstermijn, wordt gesloten.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 30 april 2001.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^