gepubliceerd op 16 juli 1999
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 17 december 1992 betreffende de levensverzekeringsactiviteit
30 APRIL 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 17 december 1992 betreffende de levensverzekeringsactiviteit
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, inzonderheid artikelen 19 en 99;
Gelet op het koninklijk besluit van 17 december 1992 betreffende de levensverzekeringsactiviteit;
Gelet op de adviezen van de Commissie voor Verzekeringen van 16 oktober 1997 en 20 januari 1999;
Gelet op het advies van de Controledienst voor de Verzekeringen van 19 april 1999;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de omstandigheid dat de financiële intrestvoeten, die op de Belgische markt verkrijgbaar zijn, de laatste jaren sterk zijn gedaald;
Overwegende dat de maximale referentierentevoet voor de verzekeringsverrichtingen en de actualisatierentevoet voor de berekening van de minimumfinanciering van de collectieve kapitalisatie in de groepsverzekeringen niet meer aan de economische werkelijkheid beantwoorden;
Overwegende dat de bovenvermelde maximale referentierentevoet niet in overeenstemming is met artikel 18 van de Richtlijn 92/96/EEG van de Raad van 10 november 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe levensverzekeringsbedrijf en tot wijziging van de Richtlijnen 79/267/EEG en 90/619/EEG;
Overwegende dat om prudentiële redenen de noodzaak zich dan ook opdringt om onverwijld die rentevoeten te verlagen en in regels te voorzien om de verzekeringsondernemingen te verplichten om, rekening houdend met de verlaging van de maximale referentierentevoet, voldoende voorzieningen aan te leggen;
Overwegende dat de bovenvermelde daling van financiële interestvoeten een grotere doorzichtigheid met zich brengt van de voorwaarden waaraan de verzekeringsovereenkomst moet voldoen om van winstdeling te kunnen genieten;
Overwegende dat de huidige bepalingen van artikel 55, § 3 van het koninklijk besluit van 17 december 1992 betreffende de levensverzekeringsactiviteit ten opzichte van de eisen van de wet van 6 april 1995 betreffende de aanvullende pensioenen in sommige gevallen tot onderfinanciering kunnen leiden;
Overwegende dat het dus noodzakelijk is deze bepalingen op te heffen en de door artikel 57, § 1, bedoelde termijn om de onderfinanciering aan te zuiveren, in te korten;
Overwegende dat de besluitwet van 15 februari 1946 tot regeling van de levensverzekerings- en lijfrentecontracten in vreemde munt strijdig is met het principe van het vrije verkeer van kapitalen, de noodzaak zich dan ook opdringt deze besluitwet onverwijld op te heffen in uitvoering van artikel 99 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen.
Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 18 § 2 van het koninklijk besluit van 17 december 1992 betreffende de levensverzekeringsactiviteit wordt aangevuld met een lid, dat als volgt luidt : «
Art. 18.De onderneming deelt de verzekeringnemer jaarlijks mee het bedrag van de verhoging van de verzekerde prestaties te wijten aan de winstdeling. Zij verstrekt op hetzelfde ogenblik jaarlijks aan de verzekeringnemer de voorwaarden waaraan de overeenkomst dient te voldoen om te kunnen genieten van een winstdeling tijdens het volgende boekjaar. »
Art. 2.In artikel 22, § 2, a) van hetzelfde besluit wordt het getal "0,0475" vervangen door het getal "0,0375".
Art. 3.Artikel 55 van hetzelfde besluit wordt als volgt gewijzigd : 1° in § 2, tweede lid, i) wordt het getal "0,07" vervangen door het getal "0,06";2° § 3 wordt geschrapt.
Art. 4.Artikel 57 § 1 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een lid, dat als volgt luidt : « In afwijking van de bepalingen van het vorige lid, moet binnen de acht jaar te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit voor de op diezelfde datum bestaande groepsverzekeringen met inbegrip van de nieuwe aangeslotenen de onderfinanciering die uit de wijziging van artikel 55, § 3 van het koninklijk besluit van 17 december 1992 betreffende de levensverzekeringsactiviteit voortvloeit, aangezuiverd worden."
Art. 5.Artikel 86 van hetzelfde besluit wordt als volgt gewijzigd : 1° § 3 wordt door de volgende bepaling vervangen : « § 3.In geval van wijziging van de technische grondslagen voor een type van producten en indien de verzekeringsonderneming tot de aanpassing van de lopende overeenkomsten in functie van de nieuwe technische grondslagen overgaat, mag deze aanpassing geen aanleiding geven tot een vermindering van de theoretische afkoopwaarde.
Indien de verzekeringsonderneming tot de aanpassing overgaat en indien die aanpassing bij gelijkblijvende premies tot een verhoging van de verzekerde prestaties leidt, mag geen enkele nieuwe acquisitietoeslag ten laste van de verzekeringnemer worden gelegd en mag geen enkel commissieloon op de verhoging van de prestaties aan de tussenpersoon worden toegewezen.
Indien de verzekeringsonderneming tot de aanpassing overgaat en indien die aanpassing bij gelijkblijvende premies tot een vermindering van de verzekerde prestaties leidt, moeten de verzekerde prestaties, de afkoop- en reductiewaarden inbegrepen, zonder bijkomende premie gewaarborgd blijven. In dit geval wordt de theoretische afkoopwaarde bepaald in functie van de nieuwe technische grondslagen, door de fictieve toevoeging van een reductiepremie. Bij de toekenning van de winstdeling na deze aanpassing mag rekening worden gehouden met die verhoging van de reductiepremie. » 2° § 4 wordt door de volgende bepaling vervangen : « § 4.Voor de overeenkomsten waarvoor de gewaarborgde rentevoet vastgesteld is krachtens de bepalingen van artikel 22 § 2, dient de verzekeringsonderneming een aanvullende voorziening samen te stellen zodra de gewaarborgde rentevoet 80% van de gemiddelde rentevoet over de laatste vijf jaar van de OLO's op 10 jaar met 0,1 % overschrijdt.
Deze samen te stellen aanvullende voorziening maakt deel uit van de voorziening voor verzekering leven. Zij is, voor alle overeenkomsten, gelijk aan de som van het positief verschil tussen de inventarisreserve waarbij de technische rentevoet wordt vervangen door de rentevoet die overeenstemt met 80% van de gemiddelde rentevoet vermeld in het eerste lid, en, de inventarisreserve van de overeenkomst in haar technische grondslagen eventueel aangepast volgens artikel 86, § 3.
Deze aanvullende voorziening wordt op 31 december van elk jaar berekend.
De jaarlijkse dotatie is gelijk aan ten minste 10 % van de bij vorig lid bedoelde samen te stellen aanvullende voorziening.
Indien de aanvullende voorziening bedoeld in het tweede lid kleiner is dan de aanvullende voorziening samengesteld overeenkomstig het derde lid mag de verzekeringsonderneming van deze laatste aanvullende voorziening 10 % afhouden van het overschot.
De berekeningswijze van de samen te stellen aanvullende voorziening en van haar samenstelling wordt in bijlage 1 vastgelegd. » 3° § 5 wordt geschrapt.4° in § 6 worden de woorden "§§ 3 tot 5" vervangen door de woorden "§ 3".5° § 7 wordt geschrapt.
Art. 6.De besluitwet van 15 februari 1946 tot regeling van de levensverzekerings- en lijfrentecontracten in vreemde munt aangegaan wordt opgeheven.
Art. 7.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 1999.
Art. 8.Onze Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 30 april 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie, E. DI RUPO
Bijlage Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 30 april 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie, E. DI RUPO