gepubliceerd op 01 december 2008
Koninklijk besluit houdende de samenstelling en de werking van het Technisch comité voor de pensioenen van de overheidssector
29 OKTOBER 2008. - Koninklijk besluit houdende de samenstelling en de werking van het Technisch comité voor de pensioenen van de overheidssector
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 12 januari 2006 tot oprichting van de « Pensioendienst voor de overheidssector », inzonderheid op artikel 16;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 24 april 2008;
Gelet op het akkoord van de Staatssecretaris van Begroting, gegeven op 28 mei 2008;
Gelet op het advies nr. 47 van het Comité Overheidsbedrijven, gegeven op 1 juli 2008;
Gelet op het protocol nr. 162/5 van 3 juli 2008 van het Gemeenschappelijk comité voor alle overheidsdiensten;
Gelet op het protocol N-274 van het Onderhandelingscomité van het militair personeel van de krijgsmacht, op 28 juli 2008;
Gelet op het advies nr. 45.198/2 van de Raad van State, gegeven op 13 oktober 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State van 12 januari 1973;
Op de voordracht van Onze Minister van Maatschappelijke Integratie, Pensioenen en Grote Steden en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder : 1° het Comité : het Technisch comité voor de pensioenen van de overheidssector ingesteld door artikel 15 van de wet van 12 januari 2006 tot oprichting van de « Pensioendienst voor de Overheidssector »;2° de Minister : de Minister die de pensioenen van de overheidssector onder zijn bevoegdheid heeft;3° de Dienst : de Pensioendienst voor de Overheidssector opgericht door artikel 3 van voormelde wet van 12 januari 2006;4° de administrateur-generaal : de administrateur-generaal van de Dienst;5° de adjunct-administrateur-generaal : de adjunct-administrateur-generaal van de Dienst.
Art. 2.§ 1. Het Comité wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Minister. § 2. Het Comité bestaat uit : 1° een afvaardiging die de federale overheid vertegenwoordigt;2° een afvaardiging die de gefederaliseerde overheden vertegenwoordigt;3° een afvaardiging die de Dienst vertegenwoordigt;4° een afvaardiging die de vakorganisaties vertegenwoordigt die als representatief beschouwd worden in de zin van artikel 7 van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.
Art. 3.§ 1. De in artikel 2, § 2, 1°, bedoelde afvaardiging bestaat uit : a) een vertegenwoordiger aangeduid door de Minister die het federaal Openbaar Ambt onder zijn bevoegdheid heeft;b) een vertegenwoordiger aangeduid door de Minister van Landsverdediging;c) een vertegenwoordiger aangeduid door de Minister van Binnenlandse Zaken;d) een vertegenwoordiger aangeduid door de Minister die de Overheidsbedrijven onder zijn bevoegdheid heeft;e) een vertegenwoordiger aangeduid door de Minister die de Begroting onder zijn bevoegdheid heeft.f) een vertegenwoordiger aangeduid door de Minister die de Financiën onder zijn bevoegdheid heeft. § 2. De in artikel 2, § 2, 2°, bedoelde afvaardiging bestaat uit : a) drie vertegenwoordigers aangeduid door de Vlaamse Gemeenschap;b) een vertegenwoordiger aangeduid door de Franse Gemeenschap;c) een vertegenwoordiger aangeduid door de Duitstalige Gemeenschap;d) een vertegenwoordiger aangeduid door het Waals Gewest;e) een vertegenwoordiger aangeduid door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;f) een vertegenwoordiger aangeduid door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;g) een vertegenwoordiger aangeduid door de Franse Gemeenschapscommissie; § 3. De in artikel 2, § 2, 3°, bedoelde afvaardiging bestaat uit : a) de administrateur-generaal;b) de adjunct-administrateur-generaal. § 4. De in artikel 2, § 2, 4°, bedoelde afvaardiging bestaat uit : a) drie vertegenwoordigers aangeduid door de Algemene Centrale der Openbare Diensten;b) drie vertegenwoordigers aangeduid door de Federatie van de Christelijke Syndicaten der Openbare Diensten;c) drie vertegenwoordigers aangeduid door het Vrij Syndicaat voor het Openbaar Ambt.
Art. 4.§ 1. De Voorzitter, de leden van de afvaardiging bedoeld in artikel 3, § 3, en de leden aangeduid krachtens artikel 3, §§ 1, 2 en 4, worden door de Minister benoemd voor een hernieuwbare periode van zes jaar. § 2. De Minister benoemt voor ieder effectief lid een vervangend lid volgens dezelfde regels als die bepaald in § 1. § 3. Het effectieve of het vervangende lid dat vóór het einde van zijn mandaat ophoudt deel uit te maken van het Comité, wordt binnen de drie maanden vervangen. Het nieuwe lid voltooit het mandaat van het lid dat hij vervangt.
Het lid dat de Minister of de organisatie die hem aangeduid heeft niet meer vertegenwoordigt, wordt als ontslagnemend beschouwd.
Art. 5.Indien alle leden rechtstreeks betrokken zijn bij het in de dagorde ingeschreven onderwerp komt het Comité bijeen in algemene vergadering.
Indien slechts bepaalde leden rechtstreeks betrokken zijn bij het in de dagorde ingeschreven onderwerp komt het Comité bijeen in beperkte commissie.
De algemene vergadering bestaat uit alle effectieve leden. In geval van verhindering wordt het verhinderde effectieve lid vervangen door zijn vervanger.
In beperkte commissie nemen aan de werkzaamheden deel : 1° De Voorzitter;2° De administrateur-generaal en de adjunct-administrateur-generaal;3° Twee leden van elk van de in artikel 3, § 4, bedoelde representatieve vakorganisaties van de overheidssector;4° De in artikel 3, §§ 1 en 2, bedoelde leden die rechtstreeks betrokken zijn bij de in de dagorde ingeschreven punten. De in beperkte commissie genomen beslissingen worden meegedeeld aan de algemene vergadering.
Art. 6.Behoudens de gevallen waarin het Comité door de wet belast wordt met het uitbrengen van een advies, formuleert het Comité aanbevelingen over elk onderwerp dat haar door de Voorzitter wordt voorgelegd.
Art. 7.De Voorzitter roept het Comité bijeen telkens als daartoe aanleiding bestaat en ten minste eenmaal per trimester.
De Voorzitter dient eveneens het Comité bijeen te roepen indien ten minste vijf effectieve leden erom verzoeken. Het verzoek bepaalt het onderwerp dat deze leden door de Voorzitter aan het Comité wensen te laten voorleggen.
Art. 8.§ 1. De Voorzitter stelt de dagorde vast.
In het in artikel 7, tweede lid bepaalde geval wordt het onderwerp door de Voorzitter ingeschreven als punt in de dagorde. § 2. De uitnodigingen en de documenten die betrekking hebben op de in de dagorde ingeschreven punten worden door de Dienst aan de effectieve leden verstuurd uiterlijk zeven werkdagen vóór de vergadering. § 3. Het lid dat de vergadering niet kan bijwonen laat zich vervangen door zijn vervanger en deelt dit aan de Voorzitter mee. § 4. Het lid dat, na ontvangst van de uitnodiging, een punt aan de dagorde wenst toe te voegen, dient daartoe een verzoek in bij de Voorzitter en overhandigt hem de nodige documenten. Indien de Voorzitter dit aanvaardt, worden dit verzoek en de noodzakelijke documenten uiterlijk drie werkdagen vóór de vergadering verstuurd. § 5. Tijdens de vergadering kunnen nieuwe punten enkel aan de dagorde worden toegevoegd mits een consensus van de aanwezige leden en voor zover deze nieuwe punten niet rechtstreeks betrekking hebben op leden die niet werden uitgenodigd. § 6. Op gemotiveerde aanvraag van een lid, kan de Voorzitter, na raadpleging van de aanwezige leden, beslissen één of meerdere punten van de dagorde te verdagen.
Art. 9.Elke afvaardiging mag zich laten bijstaan door maximum twee technici per punt dat in de dagorde is ingeschreven.
Art. 10.Het secretariaat van het Comité wordt verzekerd door personeelsleden van de Dienst.
Art. 11.§ 1. Het Comité kan slechts geldig beraadslagen wanneer ten minste de helft van de opgeroepen leden aanwezig is.
Indien dit quorum niet wordt bereikt, kan het Comité, na een tweede oproeping, geldig beraadslagen over dezelfde dagorde, ongeacht het aantal aanwezige leden. § 2. De beslissingen worden bij consensus genomen en worden opgenomen in een verslag van het Secretariaat van het Comité.
Indien er geen consensus is, vermeldt het opgestelde verslag de verschillende geuite meningen.
Het feit dat een gefedereerde entiteit geen vertegenwoordiger heeft aangeduid of de afwezigheid van een door een gefedereerde entiteit aangeduide vertegenwoordiger heeft geen invloed op de beslissingen die door het Comité worden genomen.
Art. 12.Het Comité kan werkgroepen oprichten om bepaalde specifieke problemen te bestuderen. De deelnemers aan deze werkgroepen, die leden van het Comité kunnen zijn of buitenstaanders, worden door het Comité aangeduid.
Het Comité kan zich laten bijstaan door personeelsleden van de Dienst of andere experten.
Art. 13.De werkgevers van de overheidssector en de beheersinstellingen van pensioenen van de overheidssector zijn verplicht aan het Comité alle in hun gegevensbank opgeslagen gegevens mee te delen die nodig zijn voor het uitvoeren van de studies die het Comité wil uitvoeren. De meegedeelde gegevens kunnen enkel collectieve gegevens zijn en geen identificeerbare persoonsgegevens.
Art. 14.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 15.Onze Minister van Maatschappelijke Integratie, Pensioenen en Grote Steden is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 29 oktober 2008.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Maatschappelijke Integratie, Pensioenen en Grote Steden, Mevr. M. ARENA