gepubliceerd op 03 juni 2000
Koninklijk besluit betreffende de samenstelling en de werking van de cellen van regeringscommissarissen en betreffende het personeel van de ministeries aangewezen om van de cel van een regeringscommissaris deel uit te maken
29 MEI 2000. - Koninklijk besluit betreffende de samenstelling en de werking van de cellen van regeringscommissarissen en betreffende het personeel van de ministeries aangewezen om van de cel van een regeringscommissaris deel uit te maken
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;
Gelet op het advies van de inspecteur van financiën, gegeven op 2 mei 2000;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 16 mei 2000;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken van 15 mei 2000;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat het Rekenhof heeft gevraagd klaarheid te scheppen in het statuut van de medewerkers van de regeringscommissarissen en in de samenstelling en de werking van de cellen van deze laatsten;
Overwegende dat daarom zo snel mogelijk een organiek besluit wordt opgesteld waarin duidelijk wordt aangegeven in welke mate het koninklijk besluit van 4 mei 1999 betreffende de samenstelling en de werking van de federale ministeriële kabinetten en betreffende het personeel van de ministeries aangewezen om van het kabinet van een lid van een Regering of van een College van een Gemeenschap of een Gewest deel uit te maken, al dan niet op de cellen van toepassing is;
Overwegende dat het aangewezen is een afzonderlijk besluit uit te werken, eerder dan een wijziging aan het voornoemd koninklijk besluit van 4 mei 1999, gezien het bijzonder statuut van de regeringscommissarissen, die immers noch minister, noch staatssecretaris zijn en derhalve ook niet over een kabinet kunnen beschikken, waarbij echter wel een aantal bepalingen inzake het statuut van kabinetsleden op de medewerkers van de regeringscommissarissen van toepassing moeten verklaard worden;
Op de voordracht van Onze Eerste Minister en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder « regeringscommissaris » : de regeringscommissarissen benoemd bij de koninklijke besluiten van 20 en 22 juli 1999 en 8 april 2000.
Art. 2.De cel van een regeringscommissaris mag slechts uit 4 leden bestaan, te weten : - een kabinetschef; - een adjunct-kabinetschef; - een adviseur of opdrachthouder; - een attaché.
Slechts met toestemming van de Eerste Minister kan de verdeling van de functies in dit kader gewijzigd worden zonder evenwel het totaal aantal van 4 leden te overschrijden.
Art. 3.De kabinetschef en de adjunct-kabinetschef worden door de Koning benoemd en ontslagen, op voordracht van de minister aan wie de regeringscommissaris is toegevoegd. Behoudens afwijking toegestaan door de Eerste Minister, mogen zij niet tot dezelfde taalrol behoren.
De andere leden van het kabinet worden door de minister aan wie de regeringscommissaris is toegevoegd, benoemd en ontslagen.
Art. 4.Het aantal uitvoerende personeelsleden is beperkt tot 11. Ze worden door de minister aan wie de regeringscommissaris is toegevoegd, benoemd en ontslagen.
Binnen het toegestane kader van 11 uitvoerende personeelsleden is het aantal autobestuurders beperkt tot 2.
Art. 5.Buiten het toegestane kader mag elke cel beschikken over : - één voltijds equivalent expert, waarvan de bezoldiging beperkt wordt tot die van een adviseur of een opdrachthouder; - andere experten, binnen de perken van daartoe toegekende budgettaire middelen.
Deze experten worden aangewezen door de minister aan wie de regeringscommissaris is toegevoegd en hebben hetzelfde statuut als de andere leden van de cel.
Art. 6.De kabinetschef uitgezonderd, mag het totaal van de machtigingen voor het gebruik van een persoonlijke wagen volgende cijfers niet overschrijden : 9.000 km per jaar en per cel, en 6.000 km per jaar en per rechthebbende.
Art. 7.In geval van ontslag van de regeringcommissaris of van de minister aan wie de regeringscommissaris is toegevoegd, kan de betrokken minister een forfaitaire toelage wegens ontslag toekennen aan de personen die functies in de cel van de betrokken regeringscommissaris hebben waargenomen volgens de voorwaarden van artikel 18 van het koninklijk besluit van 4 mei 1999 betreffende de samenstelling en de werking van de federale ministeriële kabinetten en betreffende het personeel van de ministeries aangewezen om van het kabinet van een lid van een Regering of van een College van een Gemeenschap of een Gewest deel uit te maken.
Art. 8.De artikelen 5, tweede lid, 6, eerste lid, 7, 8, 12, 13, 14, met uitzondering van § 4, laatste lid, 15, 16, 17, 20 en 21 van hetzelfde besluit, zijn van toepassing op de cellen van regeringscommissarissen.
Art. 9.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 20 juli 1999.
Art. 10.Onze Eerste Minister en Onze Ministers zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 29 mei 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, G. VERHOFSTADT